Ik neem aan dat de huizen uit de periode tussen 1914 en 1918 in het Woningzorg complex in ieder geval voldeden aan de sinds de Woningwet van 1901 gestelde eisen van toen modern wooncomfort. Die gingen in die tijd al een stuk verder dan de rijen huizen die tussen 1907 en 1912 werden gebouwd. Er vonden dus aanpassingen aan de wet plaats.
Als je de huizen in Woningzorg in het vorige blog vergelijkt met die in, bijvoorbeeld, de Bloemstraat uit ca 1900 zie je duidelijke verschillen. In de laatste straat ademen ze nog de vorige eeuwen: bij de voordeur begint een korte, nauwe gang van nog geen 4 m lang en ca. 80 cm breed, uitkomend in een woonkamer van ca. 4 x 4,5 m met bedstee en een raam dat uitkijkt op een plaatsje. Er is een voorkamertje van ca. 3 x 3,5 m met een raam naar de straat, en er is in een aanbouw een keukentje van ca 2,2 x 3 m met een stookplaats, een diepe kast naast een plee die op de keuken uitkomt, en een deur naar buiten. Aan het eind van de gang, naast de deur van de woonkamer, begint de trap naar de zolder onder het schuine dak met voor en achter een dakkapelletje. Daarin is misschien een kamertje afgetimmerd. De gebruikte materialen waren modern voor de tijd, maar de indeling was dezelfde als de huizen uit de 17e eeuw (en vroeger) in de zijstraten in de binnenstad, al was het hele huis misschien iets breder.
Iets later waren er huizen gebouwd met nog een alkoof tussen de voor- en woonkamer, waar het bed van de ouders stond. Er was ook soms al een haard in beide kamers en natuurlijk stookmogelijkheid in de keuken. Er was een keldertje en de gang liep helemaal naar achter en eindigde in de aanbouw met de keuken. Daar stond nog wel de wc geheel inpandig. Wel waren er nu dikwijls twee ramen aan de voorkant en een breder exemplaar dat uitkeek op het plaatsje
De arbeiderswoningen uit 1908-09 in de Alexanderstraat hadden standaard twee ramen voor en achter, de keuken inpandig (waardoor die huizen breder waren), een alkoof met twee bedsteden en vier kasten en een wc in de gang achter de trap naar boven. Als ze dan wel een keuken in de aanbouw hadden was de woonkamer soms de hele breedte van het huis, ca 4.50 m, en eindigde de gang bij de woonkamer. De trap naar boven was dan op de plaats van de ene bedstee. De wc was daardoor opgenomen in de aanbouw, maar had een portaaltje ervoor, waar ook de buitendeur was. Op zolder waren minstens twee slaapkamers en een brede overloop. En een raam in de voorgevel boven en een dakkapel boven de achtergevel.
Er is veel overeenkomst met de huizen in het Woningzorg-complex, maar die zijn in vergelijking met de wat oudere in de zijstraten van de Mauritsweg toch net wat krapper.
Geen wonder dat vanaf de jaren ’20 aanpassingen aan de vroeger gebouwde huizen werden gedaan. Electra werd normaler, er was al stromend water en vanuit de wc’s toegang tot de riolering. Maar successievelijk werden de houten pleeën met een gat in een plank boven het riool vervangen door een porseleinen wc met trekmechanisme die uiteraard ook op dat riool loosde. Aparte wc-ruimten werden aan de keukens gebouwd en kregen een portaaltje zodat je niet na gedane arbeid direct de keuken binnenstapte. Vervolgens werden de enkele dakkapellen vervangen door veel bredere exemplaren, die in sommige straten een bijna doorlopende kapellenrij vormden. Er moest natuurlijk een extra schoorsteen komen voor een kachel in de voorkamer. Bedsteden en alkoven werden uitgebroken en het maken van echte slaapkamers op zolder, hoe klein ook, waren de volgende stappen. Van badkamers was nog steeds geen spraken. Toen wij in 1988 aan de Dubbeldamseweg kwamen wonen hadden de, bejaarde, bewoners een douchecabine in de keuken staan.
De kleine arbeidershuizen waren aanvankelijk allemaal huurhuizen, maar op den duur werden vele ervan koophuizen en gingen de eigenaren aan het doe-het-zelven. Van de Hubo, via de Wickes naar de hedendaagse Praxis, de Karwei en de Gamma; daar kon je je hele huis goedkoop aanpassen aan de nieuwe tijd. Glas-in-lood bovenramen werden vervangen door helder glas, want “het maakte de kamers zo donker”. Het doorbreken van de kamer-en-suite om een grotere woonkamer te krijgen werd mode en de schuifdeuren met hun kasten aan weerszijden verdwenen. De zware grenen voordeuren werden vervangen door lichtere exemplaren met glas erin, of ernaast, als bijvoorbeeld een boven- en benedenwoning bij elkaar werden getrokken en twee voordeuren niet meer nodig waren. De vele vakkundig getimmerde paneeldeuren binnenskamers werden voorzien van platen board aan beide kanten en strak wit of crème geverfd. Bij een samengetrokken dubbel woonhuis werd de keuken boven in de badkamer veranderd. In kleinere huizen werden andere oplossingen gezocht, zoals open keukens en het badkamertje in de aanbouw. Of in een nieuwe aanbouw verder op het erf.
Toch bleek dat de huizen uit het begin van de eeuw na zo’n 50-60 jaar wel sleten en dat het onderhoud bij huurhuizen lang te wensen had overgelaten. Begin jaren ‘80 werden al plannen gemaakt voor renovatie en kwamen er nieuwe deuren en ramen in het complex en werd het interieur gemoderniseerd. Op de foto is te zien dat het muurwerk nog in goede staat was en dat het er scherp gevoegd uitzag. Maar in 1994 bleek er al weer een nieuwe wind te waaien en werd er rigoureus met de sloop van de huizen langs de Anjelier- en Violenstraten begonnen. Sommige rijtjes kwamen niet terug en in plaats daarvan werd een parkeerplaats en een speeltuin aangelegd. Één rijtje in de Violenstraat werden gerenoveerd, maar de meeste werden geheel nieuw opgetrokken. Die nieuwe huisjes passen echter van geen kanten bij de rest van de wijk.
De dubbele woningen van Woningzorg aan de weg werden eveneens gemoderniseerd, kregen dezelfde karakterloze nieuwe ramen en deuren en de gevels werden schoongemaakt. En opnieuw gevoegd. Ik kan me nog herinneren dat ik er groepen jongelui – metselaars in opleiding? – bezig zag en dat het resultaat van het voegwerk om te huilen was. En dat is het nog steeds: oorspronkelijk te nat voegsel dat uitliep over de bakstenen en nooit meer werd verbeterd. Ik vind het elke keer als ik er langs loop weer een aanfluiting. In vergelijking met de rest van de buurt, waar het metselwerk van voor 1930 altijd perfect is, haalt zo’n enorme bakstenen wand met druipvoegen het bouwkundige gehalte jammerlijk naar beneden. Iemand die toen zo metselde zou op staande voet zijn ontslagen.