Woningzorg 2

Voorzitter Wichers en secretaris Wisboom Verstegen van de stichting Woningzorg vroegen 5 november 1915 bij B&W een bouwverordening aan voor een door hen te bouwen complex van de al genoemde 96 arbeiderswoningen aan de Dubbeldamseweg, dat ook de Anjelier- en de Violenstraat zou gaan bevatten. Architect B. van Bilderbeek had voor hen in 1913 een mooi plan getekend dat de hoek tussen de spoorlijn en de weg optimaal  zou benutten. In 1914 kregen ze er al een bouwvergunning voor en werd het geheel door de architect zelf met een in knap vogelperspectief getekend overzicht gepresenteerd (zie hierboven: als u goed kijkt ziet u dat de beide winkels aan de Dubbeldamseweg niet getekend zijn). Onder de dubbele woningen aan de weg zou geheid worden en de andere zouden op ‘staal’ (platen van gewapend beton) gebouwd worden. De beide straten zouden via twee halfronde open poorten vanaf de Dubbeldamseweg bereikbaar zijn. Een oplosssing die ook in Oud Krispijn wel zou worden toegepast. Het geheel grensde aan zowel de Madelief- als aan de Tulpstraat. Aan de Violenstraat lag ook een intiem, driehoekig pleintje dat met bomen beplant zou worden. Langs de Anjelierstraat zou ook een rij bomen komen, maar daar is op de zeer zeldzame foto’s van die straat niets van te zien.

Er zal in 1916  begonnen zijn met bouwen. De in 1914 uitgebarsten grote oorlog zorgde er echter voor dat het in Nederland economisch niet echt voor de wind ging, ondanks dat ons land neutraal was. Onder andere de woningbouw had er onder te lijden. Er kwam tekort aan hout en andere bouwmaterialen. De aannemer die voor Woningzorg het complex aan de Dubbeldamseweg bouwde ging door die omstandigheden zelfs failliet. Het werk was intussen nog maar tot de helft gevorderd.

De timmerfabriek van baas Hoek aan de Frederikstraat had sinds 1914 aan dat project veel hout en ander materiaal geleverd en was nu een van de grootste crediteuren. De fabriek kreeg het, ook daardoor, moeilijk. Er was aanvankelijk voldoende hout in voorraad, maar er kwam niet veel bij, want de handel in uit het buitenland afkomstig hout lag stil. Nu werd er weliswaar ook minder gebouwd, maar de voorraad slonk wel. Ook waren veel arbeiders gemobiliseerd en was er dus minder personeel. Het leger gaf wel opdrachten voor het maken van ledikanten, tafels en stoelen voor kazernes, maar dat zette weinig zoden aan de dijk. Men werkte met verlies. Er kwamen problemen met betalingen door klanten en ook daardoor dreigde een faillissement. Baas Hoek moest personeel ontslaan en veilde om zijn schuldeisers en zijn investeerder af te kunnen betalen de inventaris van de fabriek.

De fabriek van baas Hoek vanaf de Frederikstraat, kort voor de verkoop in 1917

Terwijl Van Hoek met de afwikkeling van zijn bedrijf bezig was, werd hij bij het faillissement van zijn collega betrokken. Evenals de gemeente trouwens. Na lange en moeizame onderhandelingen tussen de partijen, en de gemeente, kreeg baas Hoek het vanwege zijn contacten in de bouwwereld en met voormalig personeel voor elkaar dat hij karwei af mocht maken. En dat lukte hem naar volle tevredenheid. In 1918 kwam het complex gereed en in het adresboek van 1919 staan voor het eerst bewoners aan Dubbeldamseweg 116-160 (nu 158-238) en in de Anjelier- en Violenstraat vermeld.

Dit wordt nogal een bouwkundig blog, omdat ik goed wilde laten zien hoe er na 1910 gedacht werd over het bouwen voor arbeiders. De bedoelingen waren goed en wat comfort betreft gingen de nieuwe bewoners er flink op vooruit als ze uit de binnenstad naar de buitenwijken verhuisden. Ik heb de bouwtekeningen uit de blauwdrukken overgenomen en ze naast of onder elkaar gezet zodat u goed kunt vergelijken hoe groot ze waren en hoe hun indeling was.

Het waren geen grote huizen. De oppervlakte van de begane grond van de ‘vrije’ woningen was ongeveer 45 m2 en de zolder ongeveer 40 m2; vergelijk dat maar eens met het huis waarin u woont. Maar vergeleken met de krotten in de binnenstad waren ze luxueus. Ze hadden een voor- en  woonkamer en een keuken en op zolder een paar afgetimmerde slaapkamertjes met dakkapellen. Alleen in de woonkamer en de keuken was stookgelegenheid, maar er was electra en stromend water en elk huisje had een echte wc die op het riool was aangesloten. De deuren waren daarbij bijna rustiek van vormgeving en de schuiframen hadden een roedeverdeling van 3 ruitjes breed en 4 hoog en op zolder  2 keer 2 x 3. En ze hadden ook allemaal een plaatsje of tuintje, met soms ook nog een schuurtje. Door het tamelijk steile en bij de keuken aflopende dak zagen de huisjes er bijna romantisch uit. Badkamers met heet en koud stromend water waren er echter nog niet. Er was ook geen plaats voor. Op de zolders van de Anjelierstraat was een wasbak: dat was al heel wat.

De appartementen in de gevelwand aan de Dubbeldamseweg (zie hieronder) waren niet veel groter: ca 5,50 x 7,00 m plus een portaaltje op de begane grond, dus een kleine 40 m2 maar wel met een verdieping en een stuk zolder. Ze hadden uiteraard geen erf en niet altijd een balkon. En ze waren natuurlijk minder romantisch van uiterlijk.

Bij navraag bleek dat mensen die er vanaf de oplevering tot ver in de jaren ’90 woonden het een leuke en zeer gezellige buurt vonden. Er was veel burenhulp en sociale controle en – behalve de twee winkels in het complex – waren de vele winkels aan de Dubbeldamseweg vlakbij. Bovendien kwamen de melkboer, de lorrenboer en groenteboer aan de deur en was er nauwelijks ander verkeer.

2 gedachten over “Woningzorg 2”

    • Interessante geschiedenis van een wijk waar ik 25 jaar heb gewoond en mijn jeugd doorgebracht. Leuk om de ontwikkeling ervan tot je te nemen.

      Beantwoorden

Plaats een reactie