Oranje straatnamen 3

De rest van de straatnamen in de Oranjebuurt gaat nog wel een generatie verder terug; die van de Frederikstraat en de Mariannestraat zelfs twee.

Frederik, die Frits werd genoemd, heette voluit Willem Frederik Karel, prins der Nederlanden, prins van Oranje-Nassau (28 februari 1797 – 8 september 1881), was de tweede zoon uit het huwelijk van koning Willem I der Nederlanden en Wilhelmina van Pruisen en daarmee de jongere broer van de latere koning Willem II. Hij vervulde voornamelijk hoge militaire functies en heeft nog tegen Napoleon gevochten in 1813 en 1815 en in de Belgische afscheiding van 1830 een rol gespeeld. Prins Frederik richttte ook de Koninklijke Militaire Academie in Breda op. Daarnaast leverde zijn rol in het bestrijden van de armoede in die tijd hem ook veel goodwill op. Bij alle problemen waar de Oranjes gedurende zijn leven mee te maken hadden heeft hij verder een bemiddelende rol gespeeld. Hij werd daar, ook in het land en in de politiek, zeer om gewaardeerd. Naast dat alles was hij een grote steun voor de Orde van Vrijmetselaren in Nederland, die veel aan hem te danken heeft.

Prins Frederik als Pruisisch officier, foto ca 1855

Frederik werd 84 en was daarom de langst levende Oranje ooit. Hij was zelfs nog aanwezig bij de doop van de latere koningin Wilhelmina in 1880.

Met zijn jongere zuster ging het minder voorspoedig. Marianne, voluit Wilhelmina Frederica Louisa Charlotte Marianne (9 mei 1810 — 29 mei 1883), prinses der Nederlanden, prinses van Oranje-Nassau, was dus ook een kind van koning Willem I. Zij trouwde in 1830 met haar neef Albert van Pruisen, had met hem een slecht huwelijk en ontvluchtte Berlijn. Ze vestigde zich in Voorburg. In 1849 scheidde ze officieel van haar man. Dat was tamelijk ongewoon in die tijd, maar het had een reden. Ze veroorzaakte namelijk een nationaal en internationaal schandaal doordat ze toen al een relatie had met haar lakei en later secretaris Johannes van Rossum. Bovendien kreeg ze in datzelfde jaar 1849 een zoon van hem die Johannes Willem van Reinhartshausen werd genoemd. Het was dus duidelijk voor het hof en niet lang daarna in het land en buitenland wat er aan de hand was. Broer Frits bemiddelde bij de scheiding.

Prinses Marianne, litho naar een schilderij, 1835

De jongen overleed al op 12-jarige leeftijd, kort daarna gevolgd door zijn vader Johannes. Prinses Marianne vervreemde van haar familie en ging haar eigen gang. Ze was door haar onorthodoxe gedrag het zwarte schaap van de familie. Ze verbleef voornamelijk in het buitenland, waar ze overal huizen bezat en aan liefdadigheid deed. Maar ze heeft dan toch maar een straat in Dordrecht die naar haar genoemd is.

Het is de vraag waarom een gemeente dat zou doen. Was het omdat de al genoemde Anna Paulowna- en Saksen-Weimarstraten ergens op uit moesten komen? Of zat er een diepere betekenis achter? In 1939 was de straat nog geheel onbebouwd en pas na de oorlog zou die aanvangen. In 1948-49 werden net als in straten in de omgeving rijen gebouwd met van oorlogspuin gemaakt beton; het zogenaamde Witte Dorp. Aan de even kant werden samen met de Frederikstraat en een kant van de Saksen-Weimarstraat in 1952 nog enkele rijen fantasieloze bakstenen panden opgetrokken. Je zou bijnna denken dat de gemeente door de straat de naam van een in ongenade gevallen prinses te geven zelf ook niet veel liefde voor het gebied had. Natuurlijk is ook deze gevolgtrekking niet te bewijzen.

De litho bovenaan het blog is een familieportret uit 1827 door Claudio Linati (?) van het gezin van koning Willem I Frederik die zittend wordt afgebeeld met koningin Wilhelmina links naast zich. Hun zoon, de latere koning Willem II (1792) staat links met zijn echtgenote Anna Paulowna gezeten in een stoel. Hun vier kinderen zijn om hen heen gerangschikt. De oudste, de latere Willem III (1817), staat met zijn rug naar de kijker gekeerd, zijn broer Alexander (1818) leunt helemaal links op zijn moeders stoel. Prins Hendrik (1820) staat naast zijn opa, de koning, en Sophie (1824) zit achter haar moeders stoel. Prins Frederik (1797) met echtgenote Louise van Pruisen staan rechts. Zij kregen hun eerste kind in 1828 en de litho moet dus van voor dat jaar worden gedateerd. Het meisje links naast Louise is prinses Marianne (1810), dan ca 16-17 jaar oud.

Prins Frederik, ca 1827, ook door Linati, die zelf de litho ondertekende: de geportretteerde lijkt hier wel degelijk

De prent bevindt zich eveneens als de eerdere in deze blogs, in het Rijksmuseum. De kunstenaar was een kleurrijk figuur die in 1827 inderdaad in Brussel was, waar de oorsponkelijke aquarel of tekening moet zijn gemaakt. De koninklijke familie verbleef voor de Belgische revolutie afwisselend in Den Haag en Brussel. Linati was een leerling van de beroemde Franse schilder J.-L. David. Hij was een capabel kunstenaar, maar de litho is dan waarschijnlijk door een veel minder deskundige collega naar het origineel vervaardigd.

Wordt vervolgd

Naar boven

Schimmelbaksteen

Ik zal het maar bekennen: ik heb wat met baksteen. Dat begon al in 1991 toen we voor Archeon op zoek waren naar moderne replica’s van veertiende eeuwse bakstenen (die waren er niet…). Sindsdien heb ik me verdiept in alles wat met dat bouwmateriaal te maken heeft. Wat ermee gedaan is en wat er nog steeds mee gedaan wordt. Hoe ze gemaakt werden en worden en wat de eigenschappen ervan zijn. Ik houd van de namen die er om het bouwen met baksteen worden gebruikt; van kruisverband tot klezoor. Dat betekent ook dat ik altijd loop te letten op wat mensen om me heen ermee gedaan hebben. En daarom maak ik me in mijn KIK project ook zorgen over wat men er hier nog mee gaat doen.

Nieuwbouw aan de Mariastraat 17-29

Ik heb al eerder mijn angst voor afbraak en nieuwbouw van Nieuw-Kispijn-Oost uitgesproken. Niet alleen dat je een uniek stuk onbeschermd stadsgezicht mee kwijtraakt, maar wat krijg je ervoor terug? Ik heb ook al gewezen op wat ze notabene in onze wijk aan de Mariastraat gebouwd hebben en aan het bouwen zijn. Ongetwijfeld ruime en comfortabele huizen, maar verrekte somber om te zien. Gebouwd van een soort donkere paarsrode-bruine bakstenen, afgewisseld met een bijna onbeschrijfbaar donker beigegrijs. Het huis dat nu naast Mariastraat 15 wordt gebouwd is in dezelfde kleuren baksteen (en hetzelfde metselverband: noords met afwijkingen).

De bakstenen van de nieuwbouw naast Mariastraat 15 bij zonlicht. Meestal zijn ze een stuk donkerder

Ik heb het ook al even gehad over de afbraak en herbouw van onze buren: Nieuw-Krispijn-West. Het Witte Dorp verdwijnt. De kleine huizen waren na de oorlog op een koopje gebouwd met verwerkt puin van gebombardeerde gebouwen omdat de woningnood hoog was. Die verdwijnen op dit moment en zijn deels al verdwenen, want door verwaarlozing, maar ook omdat ze aan hun eindje waren, werd dat de hoogste tijd.

Optimistische vooruitblik naar de Charlotte de Bourbonstraat
Hoek Anna Paulownastraat-Mariannestraat in de toekomst

Ernstiger en al veel beter zichtbaar zijn de nieuwe huizen die in de plaats zijn gekomen van wat ik de straten van de Oranjevrouwen noem: de Anna Paulowna-, de Charlotte de Bourbon- en de Mariannestraten, die deels nog doorlopen in het Witte Dorp. De architecten hadden een aantal jaren geleden aantrekkelijke toekomst-tekeningen gemaakt om bewoners te trekken. Het ziet er allemaal zonnig en groen uit. Inmiddels zijn de casco’s zo’n beetje klaar en staan er overal verhuiswagens en klussersbussen. Maar in Nederland is het lang niet altijd zonnig.

Wat je op de tekeningen niet ziet zijn de bakstenen. Die zijn ‘wit’. Nou ja, ze hebben een lichte kleur en als je dichterbij komt lijkt het op er een schimmellaag opzit. Soms op het zwartige of ongezond bruinige af en altijd kalkig. Zie de grote afbeelding bovenaan dit blog. Ik vind het afschuwelijk. Het is ook zo on-Nederlands. Niet dat ik nou zo’n chauvinist ben, maar ‘witte’ bakstenen zijn niet bestand tegen het vaderlandse weer en zeker niet als ze zo’n ruw oppervlak hebben als de beschreven schimmelbakstenen.

Het ANWB pand kort voor de afbraak in 2023

Je zou toch denken dat architecten en aannemers inmiddels voldoende ervaring hebben met de effecten van regen, roet en uitlaatgassen op lichte baksteen. Ik kan me nog de nieuwbouw van het Delftse stadskantoor destijds herinneren, dat bedekt was met witte tegeltjes. En die waren ook nog geglazuurd. Na een paar jaar waren ze groen uitgeslagen. En we hebben net zo’n verhaal over de witte wanden van het ANWB gebouw aan de Spuiboulevard. Maar nee. Aan het eind van de Charlotte de Bourbonstraat staan langs de Mauritsweg notabene twee rijen voorbeelden van wat er gebeurt met dit soort baksteen, al zijn die van oorsprong eigenlijk heel lichtgeel. De bijgaande foto’s spreken wat dat betreft duidelijke taal. De grauwsluier over beide rijen en de grijze plekken in de lichte muren zijn een aanfluiting.

Mauritsweg 80-92 in hun huidige staat

Wat is er mis met gewone baksteen?  Die gebruiken we al sinds het begin van de dertiende eeuw, waarbij Dordrecht de eerste stad in Holland was die de toen nog zeldzame baksteen toepaste in woon- en pakhuizen in plaats van bij kastelen, kloosters en andere belangrijke gebouwen. Hij was door de klei die hier voorhanden was verkrijgbaar in tinten van licht oranje (appelbloesem noemde men dat vroeger) tot grijsbruin, met allerlei nuances daartussen. Alleen aan de Hollandse IJssel produceerde men gele bakstenen, die kleiner waren. De stenen hielden zich eeuwenlang goed, al bleken ze wel te donkeren onder in vloed van vroeger roet en nu uitlaatgassen. Maar als een hele wijk ‘donkert’ zoals bij ons, valt dat niet echt op. Bovendien verbinden allerlei organismen via de regen en de rook zich met de altijd poreuze baksteen die daardoor een een bijna ondoordringbaar oppervlaktelaagje krijgt. En dat geldt ook voor de voegen. Het valt dan natuurlijk wel op als men de muren gaat schoonspuiten. Buiten dat het schadelijk kan zijn voor zowel de steen als de voegen, want dat genoemde laagje wordt eraf geschuurd, valt zo’n ‘schoon’ pand tussen de rest er dijkwijls nogal opvallend uit. Het gaat ook ten koste van de sfeer en harmonie in de rij waarin het staat. Maar voor dat laatste hebben moderne mensen dikwijls weinig oog.

Gedonkerde muur uit 1910 aan de Dubbeldamseweg
Schoongemaakte muur uit ca 1910

Baas Hoek bouwde tussen 1901 en 1917/19 met licht oranjebruine stenen. Nieuw waren dat heel ‘vrolijke’ stenen, zeker als ze nog gecombineerd werden met raam-  en deurstrekken en speklagen van gele en rode bakstenen. Dat is één van de aspecten die Van Hoeks aandeel in Nieuw-Krispijn-Oost juist zo aantrekkelijk maken. De iets grauwere en donkerdere stenen in de jaren twintig huizen zijn daartussen een mooi contrast. Zeker met het creatieve gebruik van versieringen in baksteen en het toepassen van verdiepte rijen en de leuke randen en muizentanden.

Muur uit 1923 aan de Mauritsweg
Muizetandjes

Ik verbaas me er dus over dat moderne architecten ondanks die slechte ervaringen met lichte muren in Nieuw-Krispijn-West toch weer kiezen voor lichte baksteen als je bij de buren kunt zien hoe lelijk die er na een paar jaar al uit gaan zien. En dat dat gebeurt met bakstenen die een kunstmatig  schimmellaagje hebben gekregen. Dat is bijna nog erger dan als je huizen bouwt met kunstmatige roet- en metselkalklaagjes alsof je niet goed schoongemaakte baksteen hergebruikt van afgebroken huizen.

Het is mijn nachtmerrie dat verwaarloosde huizen van de oostkant van de wijk omdat er niet meer in gewoond kan worden zullen worden afgebroken en op zo’n manier weer worden herbouwd. Bescherm Nieuw-Krispijn-Oost tegen de schimmel! Maak het een beschermd stadsgezicht!

Naar boven