Na een pauze van bijna vijf jaar werd in februari 1913 door Arie Brand Hzn. (1866-1939), een aannemer uit de Suikerstraat, een aanvraag voor een bouwvergunning ingediend om aan de Emmastraat een volgende rij woningen te mogen bouwen. Het zou gaan om zes dubbele woonhuizen die de nummers 14 tot 36 (moderne nummering; oorspronkelijk was het 14-24 zwart en rood voor de bovenwoningen) zouden krijgen. Het rijtje zou vanaf de hoek van de Hendrikstraat tot die met de Willemstraat reiken, naast wat het Emmaplein zou worden, maar nu niet meer dan een omheind groen perkje was. Het blok was halverwege januari 1914 klaar.
Aan de bouwtekening is te zien dat het rijtje strict symmetrisch is opgebouwd met een verhoogd middendeel (22-28), waarin op de bovenste verdieping elk drie volledige ramen zitten, terwijl in de zijvleugels per bovenhuis maar een dakkapel per woning aanwezig is. De bovenhuizen in het middendeel zijn dan ook een stuk ruimer dan die aan de zijkanten. Alsof het nog benadrukt moet worden hebben beide op de dakrand een soort kasteelachtige kantelen. Die zijn overigens niet bewaard gebleven. De hele dakrand is gelijk getrokken en aan de zijkanten zijn bij elk pand nog elk vier ‘kantelen’ over.
De begane gronden van de rij zijn niet groot al hebben ze elk een klein achterhuis van 2 x 3,15 m. Dat is met een gangetje naast een plaatsje achter de keuken met het blok verbonden. Op de plattegronden heet het een slaapkamer. Waarschijnlijk was die bedoeld voor kinderen en sliepen de ouders in de alkoof tussen de zitkamer (voor) en de woonkamer. Hhet is me niet duidelijk of die achterhuizen tegenwoordig nog bestaan; Google Maps geeft het niet goed weer. Is er een bewoner die me dat kan vertellen? Graag in de reacties onderaan het blog.
Zowel op de begane grond als op de verdieping zat in de bovenramen van zowel de erkers als de deuren glas-in-lood. Dat is gedeeltelijk nog bewaard gebleven. Het meest aangepast is het pand 14-16 waarbij het bakstenen balkonmuurtje is verdwenen, de roedeverdeling van alle ramen is hier gemoderniseerd en de deuren zijn ook vervangen. Bij 22-24, dat is doorgebroken, zijn de beide voordeuren vervangen door één exemplaar met smalle zijramen. Van 26-28 is ook één huis gemaakt, maar hier zijn de deuren gebleven. Deze deuren lijken oud, maar zijn niet hetzelfde als die op de bouwtekening.
Het balkon van nummer 34 verschilt van dat van de tekening – het is ‘doorboord’ met boogjes – maar of die aanpassing al tijdens de bouw is gemaakt is me niet bekend. Bij 18 en 32 zijn de ‘dakjes’ boven de balkondeuren verwijderd en zijn die deuren met de gevel gelijk gemaakt, zoals bij de andere balkons. Dat lijkt, gezien de lichtere bakstenen van de opvulling, nog niet lang geleden te zijn gebeurd. De balkonhekjes, zowel de rechthoekige als die met gebogen zijkanten, lijken origineel, maar kunnen inmiddels al vervangen zijn door nieuwe exemplaren.
Het hele ensemble is erg eenvoudig opgezet, zonder veel detaillering. Strak gemetseld, geen creatieve oplossingen bij de afwerking: een beetje saai zelfs. Deze rij is wat uitstraling betreft niet te vergelijken met de andere vier rijen. Dit deel van de Emmastraat is dan ook niet veel gefotografeerd. Ik kon met moeite een foto van circa 1915 vinden waarop het rijtje uiterst rechts is te zien. Zie bovenaan dit blog. Ook is er nog een glimp van het hek rond het perk op het toekomstige Emmaplein zichtbaar.
Ik krijg naar aanleiding van mijn blogs onregelmatig de vraag: wanneer doe je de Emmastraat nou eens? Daar is toch niet veel mis mee? Zo’n mooie sfeervolle straat… Dat ben ik natuurlijk eens met die vragenstellers, maar dat daar niks aan de hand is, is wat kort door de bocht. De huizen zijn inderdaad nog best gaaf. Juist omdat ze tamelijk groot zijn (in de bouwplannen werden het middenstandswoningen genoemd) wonen en woonden er dikwijls kapitaalkrachtige families in. Die hadden en hebben het geld om hun panden goed te onderhouden. Maar dat wil niet zeggen dat er in de 110-117 jaar dat ze er staan nooit rare dingen mee zijn gebeurd.
Het oudste rijtje, 1-11, is inderdaad al uit 1907. Kort nadat baas Hoek in 1906-07 zijn eerste rij arbeidershuizen aan de Hendrikstraat had gebouwd en aan het show-rijtje Willemstraat 1-9 was begonnen (nu een gemeentemonument) plande hij een rij veel sjiekere en grotere huizen dan die aan de Hendrikstraat. Ze moesten aan de Emmastraat komen, vanaf de hoek met de Dubbeldamseweg tot aan de hoek van de Hendrikstraat. Aan een straat die genoemd was naar de geliefde, toenmalige, koningin-moeder moesten het wel woningen van een bepaalde stand zijn. Waarschijnlijk waren ze erg succesvol, want hij begon in 1908 met twee andere rijtjes aan de Emmastraat, 13-25 en 2-12. En dat terwijl hij in 1907 al begonnen was de rest van de Hendrikstraat tussen Mauritsstraat en Emmastraat vol te bouwen en in 1908 ook nog de hele Sophiastraat afwerkte en de even rij aan de Frederikstraat begon.
Er is een zeldzame foto van de Emmastraat waarop de eerste drie rijen staan in een verder nog leeg gebied. Ik schat hem kort na de bouw, misschien nog in 1908, maar waarschijnlijk in 1909 genomen, want er staan nog geen huizen aan de Dubbeldamseweg. Het hoekhuis van die weg met de Leliestraat (nu 150) is nog te zien en we weten dat Van Hoek in 1910 aan dat deel van de weg ging bouwen.
Pas in 1913 en 1914 werden de andere twee rijen in de straat gebouwd. Dat was geen werk van baas Hoek meer. De nrs. 14-34 uit 1913 waren van Abraham (Bram?) Brand die een timmerbedrijf aan de Suikerstraat had. In 1914 bouwde timmerman Simon Hurkmans van de Voorstraat de nummers 27-37 en het daarbij aansluitende pand om de hoek van de Frederikstraat, nummer 38. Het is verwonderlijk om te zien hoe die rijen afweken van wat baas Hoek tot dan toe allemaal gebouwd had. 27-37 sloten nog wel een beetje aan met hun torentjes, maar het was een veel minder symmetrisch ensemble. Met name 14-34 was toch wel anders en het waren ook boven- en benedenwoningen, in tegenstelling tot de eensgezins panden in de rest van de straat. Maar daar ga ik het later over hebben.
Ik ga in de volgende blogs achtereenvolgens de vijf rijtjes aan die straat behandelen. Er is tamelijk veel van de plannen en bouw bewaard gebleven en er zijn ook nog wat leuke oude foto’s van de straat.
Als de Willemstraat niet naar de vader van Willem, Maurits en Alexander genoemd is (als, hè, het is niet zeker!) is dat dan een verborgen kritiek op de vader van de in 1906 regerende koning Wilhelmina? De koning Willem III (1817-1890) was in zijn tijd niet populair. Vanwege zijn onheus, lomp en wispelturig gedrag werd hij door een politiek commentaror koning Gorilla genoemd. Die bijnaam bleef hangen. Hij lag regelmatig overhoop met de regering, die hem veel te liberaal was. Met zijn twee overblijvende zoons kon hij ook niet opschieten. Verder had hij allerlei affaires met dames en stond in het land bekend om zijn sexuele uitspattingen.
Koningin Sophie, daarentegen, kreeg wel een straat naar zich genoemd. Sophie, voluit Sophia Frederika Mathilda, prinses van Württemberg (17 juni 1818 — 3 juni 1877), was sinds 1839 getrouwd met haar volle neef koning Willem III: hun moeders waren zusters. Van 1849 tot haar overlijden was ze koningin der Nederlanden en groothertogin van Luxemburg. Ze was een ontwikkelde vrouw die neerkeek op haar echtgenoot. Ze correspondeerde liever met Europese intellectuelen en bevorderde en subsidieerde de vaderlandse kunsten. Na 1855 leefde ze volledig gescheiden van haar man. Ze had niet veel contact met het volk, maar was wel begaan met de toestand van het land en deed veel aan liefdadigheid.
De koning wilde na haar dood hertrouwen met een Franse operazangers, maar daar stak de regering een stokje voor. Hij ging dus maar op zoek naar een Duitse hoog-adellijke bruid en vond die in de toen 19-jarige prinses Emma van Waldeck en Pyrmont, voluit Adelheid Emma Wilhelmina Theresia, (2 augustus 1858 – 20 maart 1934). Ze trouwden 7 januari 1879 in Duitsland. Willem was toen 61. Al in augustus 1880 werd zijn enige kind, dochter Wilhelmina, geboren. Na zijn dood in 1890 werd koningin Emma de voogd van haar toen 10-jarige dochter, en was regentes tot die in 1898 zelf ging regeren. Emma was geliefd in Nederland en de straatvernoeming in Dordrecht, evenals die van Sophia, was daar een teken van. Het gezinsportret bovenaan dit blog is een nogal geposeerd geheel, dat niet erg lijkt. Ik denk niet dat de tekenaar/lithograaf Ten Kate ze echt voor zich heeft gehad. Het was een kleurenlitho die als ‘premieplaat’ bij de krant Het Nieuws van de Dag werd verspreid en dateert van rond 1886.
De moeder van koning Willem III was de Russische grootvorstin Anna Paulowna (18 januari 1795 – 1 maart 1865). Zij was de dochter van tsaar aller Russen Paul I en de zuster van de volgende tsaar Alexander I en behoorde tot het huis Romanov. Haar zuster Catharina was de moeder van koningin Sophie. Willem II en Anna kregen vijf kinderen van wie vier overleefden: Willem dus, Alexander, die op 29-jarige leeftijd overleed, Hendrik, die we nog tegen zullen komen, en Sophie. Het is niet waarschijnlijk dat deze Alexander en Sophie de naamgevers van Dordtse straten waren, aangezien ze niet erg bekend waren in Nederland, terwijl Hendrik en natuurlijk Willem dat wel waren. Anna Paulowna had na de dood van koning Willem II nog vrij veel invloed in het land en op de volgende generatie van de familie, maar de straat die pas sinds 1925 haar naam draagt was pas rond 1930 gedeeltelijk bebouwd en de naamgeving is net als die van de Saksen-Weimarstraat (ook uit 1925) een beetje een nakomertje.
Halverwege de jaren twintig duiken A. Bakker en L. van Herwijnen van het gelijknamige architecten- en adviesbureau in de wijk op. Ze ontwerpen hier enkele rijtjes en zijn ook deels veranwoordelijk voor de bouw van de huizen daar. Er is bijzonder weinig te vinden over dit bureau en ik hoop dan ook dat lezers van dit blog meer over hen kunnen vertellen. Het is bekend dat ze ook de ontwerpen van de Julianakerk (1928) en de Marnixschool (1931), beide aan de Krispijnseweg, hebben gemaakt. Ook een aantal boerderijen (1933-38) in de nieuwe polder de Biesbosch zijn door hen ontworpen. In 1935 hebben ze nog de verbouwing van het smal toelopende hoekpand Hendrikstraat 65-Willemstraat in onze wijk getekend.
In 1925 ontwierpen ze voor de lege plek Willemstraat-hoek Emmaplein vier woningen en een pakuis met twee bovenwoningen, waardoor die hoek werd opgevuld en het plein een afgesloten zuidoostwand kreeg. Het ontwerp heeft veel weg van de drie huizen uit 1921 aan de Dubbeldamseweg zuid 152-156, inclusief de horizontale roedeverdeling van de ramen. Was dit een eerder ontwerp van deze architecten?
In verhouding tot de rij huizen in Willemstraat, nummers 28-46, uit 1909-1910, die een soort gezellige Anton Pieckuitstraling hebben, lijken de aansluitende nummers 48-54 en de hoek om 56-58 een streng en strak ensemble. De aanpassingen aan de nieuwe tijd zijn daar voor een groot deel de oorzaak van. Als je kijkt naar de roedeverdeling van 50 (deels) en 52 en het geheel vergelijkt met de foto bovenaan dit blog uit ca 1930 heeft het geheel wel degelijk een speels uiterlijk. Zeker in combinatie met de bomen. Ook hier zou een aanpassing van de andere huizen een mooie verbetering van het beeld opleveren. Dat is ook nog te zien aan het vervangen van de oude roedeverdeling van nr 54 door moderne glasplaten in 2021. Eeuwig zonde.
Het pakhuis en de twee bovenwoningen, 56-58, is ondanks de driehoekige uitstulpingen aan de zijkanten, met ramen op de verdiepingen, door zijn modernisering met kunststofkozijnen een vlakke, onaantrekkelijke wand geworden. Ook ondanks het decoratieve spitsbogige poortje tussen de blokken dat in een raam is veranderd.
Een ander stukje straat dat Bakker en Van Herwijnen opvulden, in 1926-27, was het begin van Sophiastraat even, de nummers 2-6. Het was te smal voor drie volwaardige panden en dus is nr 6 60 cm smaller dan de andere twee. Iets dat in de plattegrond creatief werd opgevangen. De driehoekige uitstulpingen met hun ramen op de verdieping boven de deuren van 4 en 6 zijn bewaard gebleven, maar verder werden alle ramen en deuren vervangen door moderne exemplaren.
Deze twee architecten waren als professionals de eersten en enigen die na Van Bilderbeeks ontwerp voor het complex van de stichting Woningzorg uit 1913-14 bemoeienis hebben gehad met het bouwen in Nieuw-Krispijn-Oost. Ik vind hun twee (of drie) bijdragen aan het beeld niet slecht. Hun vormentaal lijkt op die van de timmerlui-aannemers, zoals Van Hoek, die hen voorgingen maar heeft iets eigens. Minder speels misschien, maar nog wel degelijk decoratief, zeker wat de roedeverdelingen en kleine ophogingen in de wanden betreft. De aanpassingen daarvan door latere bewoners en eigenaars hebben echter gezorgd voor een vervlakking van het origineel, dat stukken mooier was.
Ons huis annex bedrijf was al ruim 25 jaar aan de Dubbeldamseweg gevestigd voor ik in de gaten kreeg in wat voor aparte wijk ik woonde. Dat kwam door mijn kleinzoon. Vanaf dat hij ruim twee was maakte ik met hem wel eens rondjes door de buurt. De schilderachtige Emmastraat en Frederikstraat waren me wel bekend, we hadden ook vrienden in de Willemstraat en de Sophiastraat wonen en familie woonde enkele jaren in de Rozenstraat. Als we naar die laatsten toefietsten keken we altijd naar de huizen aan de Dubbeldamseweg en droomden dat we daar woonden. Door allerlei toevallige omstandigheden lukte het inderdaad om daar een dubbel huis te kopen en na lang klussen trokken we daar in mei 1988 in. Veel ruimte en tijd om de buurt te verkennen was er niet want we leidden, met twee schoolgaande kinderen en veel werk door heel het land en België, een druk leven.
Zo’n klein apie van drie zorgde voor wat ontspanning en opa – inmiddels met pensioen – zou hem wel eens wat over Oud Dordrecht leren. Dus als het mooi weer was en hij had er zin in zette ik hem achterop de fiets en reed naar de binnenstad. Of we ‘deden’ een paar straten in de buurt. Wouter was een dromerig jochie, dat met onverwacht scherpe vragen kon komen. Nou wist ik na mijn 12 jaren op het stadsarchief genoeg van de binnenstad en ook wel van de 19e eeuwse schil, maar van Nieuw Krispijn eigenlijk heel weinig. We hadden negen jaar in de Vondelstraat op Oud-Krispijn gewoond, maar ik had me nooit erg in die buurt verdiept. Ik kon dan ook dikwijls de vragen van mijn oudste kleinzoon over straten, huizen, winkels en wat er voor de rest te zien was in onze wijk niet beantwoorden. Ik kon er thuis ook niet veel over vinden. Zo was ik dan ook wel weer; ik wilde het wel weten! De drukte van ons leven maakte het dan verder moeilijk om er genoeg tijd aan te besteden.
Maar één van die wandelingen leverden me echter een nieuw en verrassend inzicht op. Soms werd Wout moe en rustten we even uit. We zaten dus een keer in de late zomer van 2014 even op de rand van het trottoir van de hoek Willemstraat-Alexanderstraat, onze voeten op de klinkers. Ik weet niet meer waar we het toen over hadden, maar ineens bekeek ik het hoekhuis Willemstraat-Hendrikstraat tegenover ons met andere ogen (zie de foto bovenaan dit blog). Ik ben altijd geïnteresseerd geweest in bouwhistorie en weet er ook het nodige vanaf. Aan de stijl van de woning herkende ik aspecten van wat de Amsterdamse School van het bouwen wordt genoemd. In Dordrecht? Ik was oprecht verbaasd. Mijn ogen werden geopend en mijn brein trok connclusies. Dus niet alleen in Amsterdam bouwden ze zo, maar ook hier. Weliswaar was het maar één pand, maar toch…
Ik weet niet meer wat ik tegen Wout zei, maar toen hij uitgerust was zijn we het huis wel van dichtbij gaan bekijken. Onze kleinzoon is altijd wel belangstellend, maar hij zegt niet veel en trekt in stilte zijn eigen conclusies, die je dan (veel) later pas hoort. We hebben er toen niet veel over gepraat, maar ik begon me voor mezelf wel dingen af te vragen. Ik probeerde sindsdien, tijdens het fietsen door de wijken, de originele details van huizen in hun rijtjes te herkennen en langzamerhand kwam ik erachter dat die maar heel zeldzaam bewaard waren. Niet alleen in Krispijn, maar ook in het Land van Valk, de Indische en de Zuidafrikaanse buurten en elders in de stad. Daar bleef het dan bij, want ik was met te veel dingen tegelijk bezig om dat ook nog eens te gaan uitzoeken. Tot corona. De rest is historie…
Maar hoe komt dat smal toelopende pand daar aan het Willemplein (eigen verzinsel, het pleintje heeft geen naam) en wie heeft het gebouwd? Natuurlijk heb ik dat uitgezocht.
Het tweede deel van de Hendrikstraat, voorbij de Emmastraat richting Willemplein, eindigde nogal abrupt met een kort rijtje van drie kleine woningen. Nu hebben ze de nummers 57-61. In de Willemstraat begon, bijna tegen nummer 61 aan in een scherpe hoek nummer 11-21. Er bleef een onhandig stuk leegte over, dat goed wordt weergegeven in een mooie, hier boven staande, foto van ongeveer 1920.
In 1924 kwam de smid Willem van der Vet op het idee om zijn smederij aan de Dubbeldamseweg 77 (nu 129, waar tot voor kort de bloemenwinkel Erica zat) in een nieuw pand te gaan voortzetten. Hij liet de in Zuid-Holland niet onbekende architect H. Moulijn bouwtekeningen maken en vroeg een bouwvergunning aan. Zijn smederij met bovenwoning zou de huisingang aan de Willemstraat hebben en de smederijingang met 4 vouwdeuren aan de Hendrikstraat, nu nummer 63. Het huis sloot aan tegen Willemstraat 11 en had dus een schuinlopende gevel aan de andere kant. De doorsnede laat het smidsvuur zien en een paardentravalje net achter de Hendrikstraatingang.
De zaken liepen klaarblijkelijk goed, want eind 1927 breidde hij zijn zaak en woning uit tot op de hoek tussen beide straten. In ongeveer dezelfde stijl als zijn huis liet hij er door aannemer ‘voorheen Van Heeren’ (die in de jaren twintig al meer in de wijk had gebouwd) een stuk aanbouwen. Of hierbij weer een architect in de arm werd genomen is niet bekend, al zou je dat gezien de bouwtekening wel zeggen. De stijl en belettering doen denken aan die van het architectenbureau Bakker en Van Herwijnen van de Blekersdijk. Het was de bedoeling er een magazijn en bergplaats van te maken met een vrij toegankelijke bovenwoning. In juni 1928 was de hoek klaar en trok Van der Vet in de bovenwoning. Het was het een bijzonder pand geworden met een zeer revolutionaire hoekoplossing. De begane grond is op den duur voor veel doeleinden gebruikt, o.a. als rijwielbewaarplaats.
In september 1935 gaf Van der Vet de architecten Bakker en Van Herwijnen opdracht de ruimte op de begane grond van nr 65 (toen nog 59) van een afscheiding te voorzien om er een kantoor in te maken.
Nu zijn het woningen, maar met een duidelijk industriële geschiedenis. De huidige bewoners hebben veel tijd en geld gestoken in het onderhoud van de panden en dat is er aan af te zien. Gelukkig zijn veel details van de architectuur bewaard gebleven, zoals het art-deco glas-in-loodvenster naar de voordeur van nummer 65. U ziet het: niet alles gaat mis in Nieuw-Krispijn-Oost. Ik hoop dat er veel meer komen en dat mijn blogs een eerste aanzet zijn om mensen aan het denken te zetten. En vervolgens aan de slag…
Recentelijk hebben de bewoners de ‘brede’ deuren ontdaan van boardplaten zodat de oorspronkelijke paneeldeuren weer tevoorschijn kwamen. Daarna zijn ze opnieuw geverfd. Ik vind het een succes.
Als je dan een paar maanden niet op het tweede stuk van de Frederikstraat, na het Emmaplein dus, bent geweest, kom je plotseling voor een verrassing te staan. Het pand nr 48 blijkt ineens verbouwd. De gevel is wit gesausd, er zijn nieuwe ramen in gezet, de hijsdeur heeft een balkonhekje ervoor gekregen en de grote dubbele deur op de begane grond is een huisdeur met een dicht paneel ernaast geworden. Met die laatste verandering is de enig overgebleven ingang naar de voormalige Electrische Timmerfabriek De Industrie verdwenen. Dat was de fabriek die baas Hoek in 1910 oprichtte en die heeft bestaan tot hij hem in 1917 vanwege de oorlogsmalaise moest verkopen. Hij lag in de driehoek tussen de Willemstraat, Alexanderstraat en de Frederikstraat, waar de ingangen waren.
De bedrijfsgebouwen zijn nog jaren door diverse andere fabriekjes gebruikt, o.a. een koekfabriek en een zuurwarenfabriek. Maar op den duur verdwenen die naar elders en stonden de gebouwen te verpieteren. Stuk voor stuk werden loodsen en werkplaatsen afgebroken en in 1985 ging de schoorsteen van de machines (eerst op stoom, later op elektriciteit) tegen de vlakte: netjes laag voor laag afgebroken, want opblazen in een woonwijk was niet verstandig. Alleen een rijtje langs de Frederikstraat bleef staan. Daarbij waren twee woonhuizen (50-52) die door Gerrit van Hoek werden bewoond (eerst 50, later 52) en ook als kantoor werd gebruikt (50). Die staan er allebei nog, al is het rechterpand erg verwaarloosd. De panden 46-48 bevatten de brede doorgangen naar eerst een houtbergplaats, die later elders werd gebouwd, en de magazijnen. Op hun beurt werden die in 1916 opgevolgd door de ‘garage’ van de bedrijfsbrandspuit, met twee dubbeldeurse ingangen. De linkerdeuren zijn al lang geleden verdwenen, maar de rechterdeuren hebben het dus tot een paar maanden geleden uitgehouden. Evenals de hijsdeur (een verticaal verlengd hijsluik) met hijsbalk erboven. Die zit er nog wel.
Deze dubbele deur was de enige door baas Hoek gemaakte deur van zijn soort die nog bestond; er zijn er meer geweest. Die zijn echter al lang geleden verdwenen. Ik gun de bewoners van nr 48 uiteraard een comfortabele, aan de tijd aangepaste woning, maar het stemt me melancholiek dat dat unieke stukje timmermansambacht ineens weg is. De twee woonhuizen en het rigoureus gewijzigde nr 46 zijn nu nog de enige resten van de geheel door Gerrit van Hoek en zijn mannen gebouwde en sociaal geleide fabriek.
De vragen zijn: kan dat zomaar? Is er toestemming voor gevraagd? Was er een vergunning? Zou zoiets kunnen gebeuren als Nieuw-Krispijn-Oost een beschermd stadsgezicht zou zijn? Ik denk dat we daar echt naartoe moeten. Want anders kunnen achter je rug om zomaar stukken vakkundig timmerwerk verdwijnen. Ik hoop dat die deuren nog ergens worden bewaard. Misschien kunnen we in de toekomst dan nog eens bekijken hoe onze voorouders een hele wijk vakkundig in elkaar metselden en timmerden.
Voor dit rijtje opgenomen werd in de lijst van gemeentelijke monumenten is er natuurlijk naar gekeken door bevoegde architecten en bouwhistorici. Die hebben er in 2019 duidelijke, maar nogal formele dossiers van gemaakt voorzien van uitgebreide architectonische beschrijvingen, plattegronden, originele blauwdrukken en oude en nieuwe foto’s. Ze gaven als eindoordeel dikwijls in een paar zinnen aan wat ze van de panden vonden. Ik vat het voor Willemstraat 1-9 even samen: vanwege de verspringende rooilijn vonden ze het een ‘geslaagde hoekoplossing en een perfecte begeleiding van de entree van de wijk vanaf de Dubbeldamseweg Zuid’. De karakteristieke voorgevels in een ‘eclectische’ stijl, beïnvloed door de Jugendstil, vormen door materiaalgebruik een eenheid, maar tonen een variëteit in dakkapellen, gevel- en dakvormen die een eigen karakteristiek aan het geheel geven. De huizen hebben ‘ensemblewaarde’ in relatie tot elkaar en tot de overige vroeg 20e eeuwse bebouwing in de omgeving. Daar kan ik het wel mee eens zijn. Ik word altijd een beetje warm van binnen als ik het rijtje zie bij het inrijden van de Dubbeldamseweg.
Ondanks dat de bouwaanvragen niet bewaard zijn en er alleen een stel ongedateerde blauwdrukken van nummer 1-3 is, weten we dat de huizen in 1907-1908 gebouwd zijn. De aannemer onder wiens leiding en naar wiens tekeningen dat gebeurde was Gerrit van Hoek (1880-1958), oftewel Baas Hoek. Daarvoor had Van Hoek al enkele rijtjes arbeidershuizen in het gebied ten westen van de weg gebouwd evenals voor zichzelf een huis met timmerwerkplaats naast een, ook door hem gebouwd, fietsenfabriekje met bovenwoningen in de Sophiastraat. Tegelijkertijd was hij ook bezig in de Hendrikstraat en de Emmastraat, waar de eerste huizenrijen eveneens in 1908 gereed kwamen.
Het leek wel of hij met het rijtje aan de Willemstraat een soort bewijs van zijn kunnen voor grotere en duurdere projecten af wilde geven: kijk, dat kan ik ook allemaal bouwen en dan gaat het er zo uitzien. De Emmastraat laat zien dat de karakteristieke variatie van torentjes, dakkapellen, erkers en balkons zeker aansloegen. Ze zijn er het bewijs van dat zijn stijl aansloeg voor de meer gegoede kopers. Maar zelfs zijn arbeiderswoningen met hun speklagen van gele en rode stenen, deuren met smeedijzeren versiering, ingewikkelde glas-in-lood bovenramen en bijna folkloristische gevelafwerkingen tonen zijn inventiviteit.
Intussen merken we in 2023 niet zoveel van die sinds 2020 bestaande monumentenstatus van Willemstraat 1-9 als geheel. Met name nummer 1-3 is zwaar verwaarloosd en heeft dringend onderhoud nodig. Dat zo’n huis ondanks die status al zo lang staat te verpieteren is onbegrijpelijk. Een eigenaar moet hier toch door monumentenzorg op aangesproken kunnen worden? De andere drie huizen zijn goed bijgehouden door de bewoners, met bijna al hun originele houtwerk en glas-in-lood nog intact. Alleen de westmuur van nummer 7 ziet er wat verwaarloosd uit. Uit verdere voorbeelden hierna blijkt echter dat zo’n monumentstatus niet alles zegt.
Wist je dat we in Nieuw Krispijn Oost monumenten hebben? Ik denk het niet, hè? Dordrecht telt niet minder dan 2000 zowel rijks- als gemeentemonumenten en we hebben twee beschermde stadsgezichten: de binnenstad en de 19e eeuwse schil. En van die 2000 staan er sinds 25 augustus 2020 niet minder dan drie (3) in Nieuw Krispijn Oost (NKO)! Bovenaan dit blog staat het stukje uit de kaart van het Dordtse monumentenbestand waarop je ze kunt terugvinden. Je kunt de kaart met alle monumenten hier vinden.
De adressen staan erbij, dus ze zijn voor de kenner gemakkelijk te vinden: Willemstraat 1-9, Alexanderstraat 2-6 en Mauritsweg 2. Voor degenen bij wie deze huizen niet in het geheugen staan gegrift hier wat foto’s:
Achter elk van die huizen verschuilen zich interessante verhalen. Laat ik deze serie blogs dan maar eens beginnen die geschiedenissen te vertellen. Dan kunnen ze tegelijk dienen als introductie van de wijk voor zowel bewoners als andere geinteresseerden. Die vertellingen ga ik dan vermengen met wat de monumentencommissie van die panden dacht en wat ik ervan vind. Dan maken we vast een begin met het krijgen van een indruk van wat er in Nieuw Krispijn Oost staat.