De timmerfabriek 2

In maart 1916 was het hele terrein tussen Emmastraat, Willemstraat, Alexanderstraat en Frederikstraat volgebouwd. Maar het uitbreken van de oorlog in 1914 kreeg intussen steeds meer negatieve gevolgen. Hout werd steeds moeilijker te krijgen, want de aanvoerroutes werden door de krijgshandelingen verstoord, vooral op zee bij de handel in Amerikaans en Scandinavisch hout. En uit Duitsland kwam natuurlijk helemaal niets meer. Al kreeg de fabriek van het leger opdrachten voor meubilair in kazernes, de civiele opdrachten liepen terug. Veel kleine aannemers kregen het moeilijk. Het project van Woningzorg aan de Dubbeldamseweg kwam daardoor, bijvoorbeeld, in 1915 stil te liggen.

Van Hoek kon inspringen want hij had nog voorraad en mensen genoeg, maar daarna was het afgelopen. Er kwam niet genoeg geld meer binnen en Van Hoek moest mensen ontslaan. De kranten hadden het over 42 mannen van het inmiddels tot ongeveer 70 geslonken personeelsbestand.

Op aanraden van de aandeelhouders werd de fabriek op 16 maart 1916 failliet verklaard en de liquidatie werd in handen gegeven van de advocaten Salomonson en Telders. Zij zagen toe op de verkoop van machines en materialen, waaronder een grote voorraad hout (300 m3), via een veiling eind juni in het NAB gebouw aan het Steegoversloot.

De krantenartikelen hierboven dank ik aan mijn mede-onderzoeker Alain Mahieu

Ook de opslagloodsen werden te koop gezet. De veiling bracht zoveel op dat de weinige crediteuren direct konden worden afbetaald. Compagnon Lebret kreeg zelfs zijn hele inleg terug en was tevreden. Omdat Gerrit van Hoek het hele liquidatieproces zo goed had begeleid verkocht aandeelhouder Lebret hem de fabrieksgebouwen voor het symbolische bedrag van 1 gulden. Zijn salaris werd een jaar lang doorbetaald, terwijl hij toezicht hield op de voortgang van zaken bij het verkopen van de fabrieksgebouwen. Het terrein naast zijn huis werd aan de gemeente verkocht. De loodsen langs het latere Emmaplein en de Frederikstraat werden gesloopt en die achter de Willemstraat wat later.

Gerrit had intussen eind 1916 het plan om weer een timmerwinkel met kantoor en bovenwoning op te richten naast het eerste woonhuis, dat in een kantoor was veranderd. Dat is niet doorgegaan want begin 1917 leverde hij een plan in om op die plek een nieuw huis in dezelfde stijl laten bouwen. Toen en nu nummer 50. Ze trokken er in juni in. Er was een grote tuin achter en er kwam een lighal in voor Jeanne, de zieke dochter.

De huizen Frederikstraat 50-52, het linker is dan net nieuw. Sofie van Hoek staat in de deuropening. Foto van ca 1919

Ook in practische zin hielp hij de nieuwe kopers. Zo liet hij de fabriek verbouwen voor de nieuwe eigenaar, de margarinefabrikant Albers. Vervolgens kwam de NV Vereenigde Banket- en Speculaasfabrieken van Blommersteyn en Stolk uit Rotterdam erin. Zij waren moderne bakkers die fabrieksmatig in het groot gingen bakken met de nieuwste ovens. Ze huurden de fabriek aanvankelijk enkele maanden, maar daarna kochten ze het geheel zelf. Dat was in 1919.

Baas Hoek had inmiddels plannen om naast zijn nieuwe huis voor metselaar Jan van Heeren (met wie hij als sinds 1907 werkte) en loodgieter Gerrit Litz een wagenloods en paardenstal, met kantoor en zolders, te ontwerpen. Dat ging niet door, maar na terugkopen bouwde hij ze toch en verkocht het geheel aan de koekfabriek die de nieuwbouw aan de fabriek toevoegde. Boven het blog ziet u de reconstructie vanaf de kant van de Frederikstraat ten tijde van de koekfabriek in de jaren ’20.

Jeanne overleed in 1918. Na haar dood, die het gezin erg aangreep, verhuisden ze in 1921 naar Mauritsstraat 14 (nu Mauritsweg). Dat was in het rijtje dat hij zelf had gebouwd en waar op nummer 22-24 de gele isolatieplaten zaten waardoor ik dit blog ben begonnen. Het hele voormalige fabrieksterein van De Industrie was nu in handen van de koekfabriek. Die fabriek ging naast koek trouwens ook ‘suikerwerken’ vervaardigen.

De gebroeders Van der Ree, Henk, Albert, Teun en Gerrit, bij de kookketels. Links waarschijnlijk de boekhouder. Met dank aan Arie van der Ree

In 1928 werd in de fabriek de stoomwasserij en strijkinrichting van Duller gevestigd. Die maakte in januari 1942 wegens de oorlogsomstandigheden plaats voor de gaarkeuken van de Stichting Fabriekskeuken. In 1946 hebben de vier broers Van der Ree er hun Conservenfabriek De Merwede in gevestigd. Ze maakten er mayonaise, mosterd, piccalilly en azijn. Er werden ook haring, rolmops, zilveruien, augurken en kersen ingemaakt.

Een potje mosterdpoeder met het karakteristieke etiket van Van der Ree

Die fabriek heeft er tot 1966 gezeten. Daarna is er nog even een drukkerij in geweest en opslagruimten voor o.a. een schilder. Vanaf 1985 werden de gebouwen successievelijk gesloopt en als laatste werd in 1996, laag voor laag, de schoorsteen ontmanteld.

Het afbreken van de schoorsteen gezien vanaf de Willemstraat, in 1996

Naar boven

Dubbeldamseweg in stukken 9

De allerlaatste nog niet behandelde panden aan de Dubbeldamseweg voor de zuidelijke spoorovergang (nu een tunnel) zijn de huizen met de nummers 240 en 242 (vroeger 162-164). Ze staan nu aan een soort ventweg die overgaat in de de tunnelkruisende Nieuweweg. Vroeger, voor 1996, stond je voor die huizen te wachten bij de dichte spoorbomen. Ik vond het altijd wat aparte bouwwerken, die niet echt leken op de andere panden in de buurt. Toch zijn ze ongeveer net zo oud. Bij het onderzoek ernaar kwam ik bovendien niet veel te weten over hun geschiedenis. Afbeeldingen uit de bouwtijd zijn er niet, pas in de jaren ’30 zie je ze hier boven in een hoek van een prentbriefkaart in hun oorspronkelijke vorm. Echt duidelijk is die foto trouwens niet.

Van beide is zelfs geen bouwtekening bewaard gebleven. Van latere verbouwingen van hun begane grond is de originele indeling van de huizen bekend. Van de gevel van 240 is er niets, maar ik heb de indruk dat die niet echt veel veranderd is.

Kadastraal veldwerk van de locatie uit 1914, vóór de werkzaamheden aan Woningzorg van start gingen

Het kavel waar de beide huizen op staan is in 1912 door twee particulieren gekocht van de gemeente. Die had die punt vanaf de Madeliefstraat tussen de spoorlijn en de weg kort ervoor van de oorspronkelijke eigenaar gekocht met het idee daar een complex arbeiderswoningen te gaan bouwen: stichting Woningzorg. Er bleef toen nog een restje over, omgeven door een sloot, dat in tweeën werd gesplitst. Dit deel was toen nog weiland en het linker perceel werd in 1912 door de Dordtse scheepstimmerman Johannes Dooren sr. gekocht. Hij bezat al meer percelen in de buurt. Hij liet er in 1913 een een woonhuis met loods bouwen. Dit werd nummer 162, nu 240. Pas in 1940 werd het door zijn weduwe verkocht.

Tekening uit 1952 van de bestaande en toekomstige toestand van nummer 240

Toen de dierenarts Hendrik van der Ree het begin jaren ’50 kocht, liet hij de hele benedenverdieping in 1952 verbouwen tot een voor die tijd flinke praktijkruimte. Daarvoor was dat een kamer-en-suite geweest, met serre en keuken en een vestibule achter de voordeur. Nu kwam er een wachtkamer waardoor de keuken kleiner werd, en een spreek- en werkkamer. Serre en keuken bleven wel, maar werden ook in de praktijk gebruikt.

Indeling van de gevel in 1939 met strekken en spekranden

Het andere perceel werd in hezelfde jaar gekocht door Arie van der Sijde, spekslager. Hij investeerde nogal eens in Dordts onroerend goed. Hij liet daar een flinke woning bouwen met een ruim erf waar de treinen vlak langs reden. Dat werd dus 164, nu 242. Het oorspronkelijke uiterlijk kennen we van een verbouwingstekening uit 1939. Net als het andere huis zal het decoratieve strekken boven de ramen en deuren hebben gehad. Het had in tegenstelling met 240 ook spekranden over de geve. Maar ergens rond 1990 is de hele gevel gewit en is daar niks meer van te zien. Van der Sijde bleef niet lang eigenaar want in 1926 ruilde hij het huis met schipper Cornelis Sparling. Die ging er ook wonen. Zijn weduwe woonde er nog in 1930. In 1934 was ze er weg en werd 164 bewoond door de familie Los.

De beide huizen in hun toestand van 2023

Ter afsluiting nog een foto van de beide panden zoals ze er nu uitzien, uitstekend boven de reling van de Blauwe Tunnel in de Dubbeldamseweg.

Dit was het laatste stukje Dubbeldamseweg dat ik behandel. We naderen het eind van de serie blogs die ik aan onze Oranje- en Bloemenbuurt heb gewijd. Hierna volgt nog wat over de timmerfabriek van baas Hoek en besteed ik nog aandacht aan de winkels in de wijk. Als iemand nog informatie over wat voor winkels er waren heeft en wie er de uitbaters van waren: graag! Ik heb al heel wat, maar er zijn nog steeds open gaten in de lijst die opgevuld moeten worden. Dat kan ik blijven doen, dus ook in de toekomst kunt u aanvullingen doorgeven; het liefst in de reactie-ruimten.

Naar boven

De Tulpstraat

Tot mijn kleinzoon Wouter een jaar of drie was, dus circa 2014, was ik nog nooit in de Tulpstraat geweest. Op wandelingen in de buurt met de peuter heb ik hem pas ontdekt. Hij ligt ook erg achteraf. De straat buigt als het ware mee met de spoorlijn en heeft maar aan een kant huizen die op het spoor uitkijken. Tussen het bijna helemaal begroeide geluidsscherm daarlangs en een hek en het wegdek staat een bijna ondoordringbare wildernis van struiken en enkele flinke bomen. Er lopen een paar paadjes naar de vluchtdeuren in het scherm. Ook liggen er wat parkeerplaatsen tegenover de Leliestraat en er is tussen de straat en de Rozenstraat een met paaltjes afgescheiden gebiedje, waar dus geen auto’s mogen komen. Vroeger was die groter en nam hij ook nog een deel van het einde van de Rozenstraat in beslag. Er was een hek aan de spoorkant gezet, nadat een jongetje bijna was verdronken in de sloot die er lag voor het geluidsscherm er stond. Zie de foto uit 1977 boven dit blog. De treinen reden er toen nog open en bloot vlak langs.

De speelplek nu met de resten van de toestellen en het groen uitgeslagen trottoir

Het was ooit bedoeld als kinderspeelplek, maar die wonen hier nu nauwelijks meer. Er staan nog wat triest ogende speeltoestellen op rubbertegels in het Tulpstraat gedeelte en een bank met een prullenbak ernaast. Verder kan je aan de bebouwde kant ook langs de huizen parkeren in speciale vakken.

Tulpstraat 1-7 met de Rosenstraathuizen

De Tulpstraat start aan het eind van de Rozenstraat en gaat op den duur met een bocht over in de Anjelierstraat in het Woningzorg-complex. Er staan niet meer dan 22 huizen langs.

Tulpstraat 9-15 met de Leliestraathuizen

Om het een beetje oneerbiedig te zeggen: het is een ‘restjes-straat’. Nummers 1-7 hebben dezelfde gevels als de huizen in de Rozenstraat en de Rozendwarsstraat. De nummers 9-15 zien er net zo uit als de oneven kant van de Leliestraat. De reden daarvoor is dat ze tegelijkertijd met die straten gebouwd zijn. Die in de Leliestraat waren van 1900-1901 en die in de Rozenstraat van 1903.

Tulpstraat 23-29 met de eerste rij Madeliefstraathuizen

Aan weerszijden van de Madeliefstraat staan/stonden respectievelijk vijf (23-31) en zes huizen (31-39) die identiek zijn met de rijen in diezelfde straat en die dus uit 1906-1907. Met die kanttekening dat het oude 31 is weggebombardeerd en vervangen door Madeliefstraat 1, waardoor het nieuwe 31 nu in het volgende rijtje staat.

Tulpstraat 31-39 met de tweede rijd Madeliefstraathuizen van even later: 1908

Plaatsing van deuren, ramen en dakkapellen zijn identiek en de aparte strekken boven de ramen en deuren zijn ook overgenomen. In 1913 bouwde Hendrik van Dongen, die ook de Madeliefstraat neerzette, nog twee huizen aan de Tulpstraat: 41-43. Die sneuvelden, toen het Woningzorg-complex werd gebouwd, ten behoeve van de huizen aan de Anjelierstraat. Die ‘restjes’ zijn natuurlijk allemaal in dezelfde jaren gebouwd als de straten. Je kunt dus zeggen dat de Tulpstraat uit de jaren 1901-1908 dateert.

Tulpstraat 17-21: het unieke rijtje

Alleen het rijtje van drie huizen op 17-21 wijkt af van die stramienen. Het is echter flink verbouwd zodat je nog moeilijk kunt zien hoe het geweest moet zijn. Er zit nog één origineel raam in en één complete deurpartij, de rest is weg of onherkenbaar veranderd. Dat raam is trouwens ook uniek in de wijk; het is het enige waarvan het bovenraam in drieën is verdeeld. De dubbel getoogde strekken zijn eveneens uniek in de wijk, want ze hebben nog een rijtje liggende bakstenen langs de bovenrand die de kromming volgen. De dakkapellen zijn een rommeltje. Wanneer het rijtje ertussen is gezet is niet bekend, maar ik vermoedt dat het voor de Leliestraat af was is gebeurd, dus misschien wel voor 1900.

Tulpstraat 17-19 met de bijzondere strekken en het verticaal verdeelde bovenraam

Er zit in de hele Tulpstraat geen originele deur meer en net als in de rest van de buurt is er niet vriendelijk omgegaan met de ramen en hun roedeverdeling. Er zijn in de straat nog wel wat smalle dakkapellen die lijken op de oudste exemplaren, maar de meeste zijn vervangen door bredere types. Bij sommige huizen is nog wat groen te zien onder de ramen, maar tulpen kom je er, buiten, niet tegen. De bewoners hebben allemaal wel uitzicht op groen in de vorm van de hierboven genoemde struiken en bomen. Een bron van steeds terugkerende zorg is het feit dat de huizen allemaal maar ongeveer 15-20 meter van één van de drukste spoorbanen van west-Nederland staan. Toch zeggen diverse ex-bewoners van de Tulpstraat dat ze nooit last van die treinen hebben gehad. Integendeel: “Je viel heerlijk in slaap van het kedoenk kedoenk geluid”. En “er was wat te zien en te zwaaien …met het scherm is het er niet beter opgeworden”, als overdenking van een hedendaagse bewoonster.

De vroege bewonerslijsten laten ook weer de mengeling van diverse ambachten zien als in de rest van de buurt.

Naar boven

De jaren twintig 1

In heb het in enkele eerdere blogs al gehad over de uit de jaren twintig daterende ensembles in Krispijn, toen de woningbouw na de Grote Oorlog weer langzaam opstartte. Ik heb al enkele rijtjes die toen gebouwd zijn behandeld hier over het hoekpand waar deze website mee van start ging, en hier over de beide andere blokken aan die kant van de Mauritsweg. Ook in de Sophiastraat staat zo’n rijtje waar ik hier wat over heb geschreven. In mijn vorige blog beschreef ik het zoekspel dat ik speelde als ik door de vooroorlogse wijken reed: wat-is-nog-origineel (aan-die-gevel). Afgekort WINO.

Ik heb besloten nu een serietje te doen waarin ik laat ziet welke onderdelen van gevels van ensembles uit de jaren twintig nog lijken op wat er op de originele bouwtekeningen staat. Je kunt er trouwens niet altijd vanuit gaan dat huizen precies volgens tekening gebouwd werden. De tekenaar  wist bijvoorbeeld niet altijd wat voor deuren erin zouden komen en of de bovenramen alltijd glas-in-lood bevatten. Ook kon de definitieve roedeverdeling in ramen wel eens afwijken van het getekende. Ik heb zelfs de indruk dat tijdens het bouwen soms van het plan werd afgeweken. Waarom dat gebeurde is niet bekend, want dat staat nergens opgeschreven en we kunnen het niet meer aan de bouwmeesters vragen. U zult die voorbeelden hierna nog wel tegenkomen.

Eerste ontwerp voor Dubbeldamseweg 108-112 zwart en rood (1920)

Ik heb besloten te beginnen met een kort rijtje aan de Dubbeldamseweg met de nummers 152-156 (oude nummering 108-112). Het kwam op de plaats waar sinds 1914 – toen het Woningzorg-complex gereed kwam – een gat was gevallen tussen de huizen op de hoek van de Leliestraat en de Madeliefstraat. Het duurde nog tot 1920 toen metselaar Leendert Molendijk een plan indiende om er drie dubbele woningen te bouwen. De blauwdruk bestaat nog, maar de huizen zijn nooit gebouwd (zie hierboven). Het plan werd in datzelfde jaar gewijzigd en bevatte nu drie middenstandswoningen. Niet alleen weken die nieuwe plannen qua inrichting van elkaar af, maar vooral de buitenkant kreeg een heel ander uiterlijk. Dat kwam gedeeltelijk omdat de plattegrond veel minder traditioneel was, waardoor het opgaande werk een wel heel bijzondere vorm kreeg.

Tweede ontwerp (ook uit 1920)

Ik zie de overeenkomsten met wat in Amsterdam de ‘school’ van die naam wordt genoemd. Maar dan in een lokale versie, zoals Hendrikstraat 65 in het vorige blog. We zullen helaas nooit weten waarom Leendert van opvatting veranderde of door wie hij beïnvloed kan zijn. Wel verrees daar in 1920-21 (tegelijk met baas Hoeks ensemble aan de Mauritsstraat 14-24) een heel bijzonder rijtje. Zie de foto boven dit blog. Die moet van voor 1923 dateren, want de twee ramen naast de deur zijn in dat jaar vervangen door een breed winkelraam. De begane grond werd dus winkel en in 1988, toen wij aan de weg kwamen wonen, was het dat nog: een drogist. Nu is het al weer lang een woonhuis.

De plattegronden van nrs 152-156 met de afplattingen van pand 156 beneden en boven

Omdat de muur met die ramen erin een zeer stompe driehoek vormde, moest het hele metselwerk van de begane grond overgedaan worden. Dat moet een kostbare operatie zijn geweest. Inmiddels is dat winkelraam alweer vervangen door een breed kunststofkozijn, maar je kunt aan weerszijden ernaast de nog enigszins schuinlopende muren zien. Het verdere metselwerk met de decoratieve uitspringende rijen bakstenen is keurig gedaan. Dat is echter niet het geval geweest bij het weghalen van het balkon erboven en het rechttrekken van de balkondeuren en –ramen. Ook die zijn nu van kunststof. Het stuk muur eronder ziet er niet uit en lijkt wel met lidtekens bedekt. Verder is de rollaag boven de ‘winkelruit’ bijzonder slordig gemetseld; de koppen van de bakstenen schelen centimeters met de originele en lopen ongelijk in het bestaande metselwerk over. Deze gevel is echt een aanfluiting en een voorbeeld van hoe je een jaren twintig gevel in Amsterdamse School stijl niet renoveert.

Detail van de gevel van 156 met de lidtekens van de verwijderde hoek

Even weinig gevoel voor het origineel blijkt uit het middenpand, nr. 154, waar op de etage kunststof kozijnen de plaats van hout ingenomen hebben met een moderne roedeindeling. Op de begane grond is het originele brede raam met zes vlakken vervangen door een grote doorzon-woning ruit die niet zou misstaan in een jaren zestig nieuwbouwwijk. En dat geldt ook voor de deur en de sponningen in bruin gevernist hardhout.

Overzicht van het lapwerk aan 152-156 met roodomlijnd de enige nog originele elementen

Alleen nr. 152 heeft nog elementen van de oude situatie bewaard. Het heeft nog de stompe driehoek muur zoals die in 156 was, het balkon, de terugwijkende balkondeur met zijn vensters ernaast en zowaar nog een rest roedeverdeling in de bovenramen aan weerszijden van de hoek. Helaas hebben de ramen op de verdieping die niet meer en is de voordeur modern.

Vorige bewoners/eigenaars kan je natuurlijk niet meer vragen het beter te doen. Omdat het rijtje geen monument is en ook niet in een beschermd  stadsgezicht staat kan je ook huidige eigenaars niet verplichten of tenminste smeken terug te gaan naar het uiterlijk van 1920. Inmiddels wordt echter in het middelste pand weer verbouwd, nadat zo’n beetje alles uit de binnenkant is gesloopt. Ik houd mijn hart vast voor wat er nu weer zal worden aangepast aan de ‘moderne smaak’. Oh, waren we maar beschermd stadsgezicht. Maar er is een mogelijkheid dat de nieuwe eigenaar dit blog leest en dat dan blijkt dat ik me voor niks druk heb gemaakt. Ik hoop het…

AANVULLING NOVEMBER 2024

Opname oktober 2024

Vanaf mei 2024 is de nieuwe eigenaar van Dubbeldamseweg zuid 154 bezig geweest met een nogal ingrijpende verbouwing. De buurt hield zijn hart vast toen ze zagen wat er allemaal in de skip verdween. Halverwege oktober was het klaar. Het houtwerk in de gevel werd strak zwart geschilderd en de gevel zelf zag er plotseling wat schoner uit. Ik moet zeggen: het ziet er niet gek uit, maar natuurlijk is wel de Art Deco stijl nu geheel verdwenen. Staan ons meer van dergelijke opknapbeurten te wachten?

Wordt vervolgd

Naar boven

Een uitleg en een excuus

Zoals ik in de homepagina van de website Krisisinkrispijn schreef was het plakken en schroeven van gele isolatieplaten op een huis op de hoek van Mauritsweg en Sophiastraat de druppel die bij mij in de herfst van 2023 een emmer over deed lopen. Ik loop al ruim drie jaar door de wijk en zie steeds meer tekenen van verwaarlozing van huizen en soms ook de buitenruimte. Dat is in andere steden en dorpen dikwijls het begin geweest van afbraak en nieuwbouw. Daarbij werd en wordt zelden gelet op bouwkundige en bouwhistorische kwaliteit van wat afgebroken werd. Ook in Dordrecht zijn daar voorbeelden van. Al in de 19e eeuw gingen hele stukken binnenstad tegen de vlakte, waar nu zeer nostalgisch over wordt gedaan: hadden we die nog maar. De sanering van diezelfde binnenstad in de jaren ’60 is een recenter voorbeeld. Nog steeds kunnen oudere Dordtenaren treuren over wat toen verdween, met bovenaan het verlieslijstje het oude postkantoor.

Ik heb, uit hobby, maar ook omdat ik wat bouwhistorische kennis heb, de waarde van de wijk Nieuw-Krispijn-Oost leren zien. Door onderzoek te doen (ik ben historicus) kwam ik erachter dat wat hier staat uniek is. In ieder geval uniek in Dordrecht, maar als delen van straten zoals die hier bebouwd zijn in Amsterdam zouden liggen, ze die daar in toeristische routes zouden opnemen. Maar tegelijk met de esthetische waarde (het is hier gewoon mooi) zag ik ook de verwaarlozing en het verdwijnen van originele elementen door moderne invullingen zoals kunststof dakkapellen of Praxis-deuren. Ik heb het al gehad over afbraak van wijken als de verkrotting te ver doorslaat (zoals in het witte dorp in het aangrenzende deel van Nieuw-Krispijn), maar ik maakte me ook zorgen over de kamerverhuurders en huisjesmelkers die niks aan hun panden doen en de boel laten verloederen. Totdat zo’n pand van ellende in elkaar stort of vanwege een erin gevestigde illegale hennepkwekerij in de fik vliegt (is aan de Dubbeldamseweg gebeurd). Ik vind dat dat niet mag gebeuren. En velen in de wijk en erbuiten met mij.

Mauritsweg 22-24 is zo op de voorgrond gekomen omdat het wel een heel erg opvallend voorbeeld is van wat er nog meer mis kan gaan. Niet goed of volledig gerepareerde lekkages of regeninslag via kapotte voegen in het muurwerk kunnen fataal zijn voor het hele rijtje. Dat het al vijf voor twaalf is kan je zien aan de stalen banden die de hoek bij elkaar moeten houden. Een laag isolatie op de buitenmuren plakken is geen oplossing. Het ziet er niet uit (en steenstrips erop nog minder) en het helpt niet; de effecten van de lekkages blijven gewoon doorgaan. Gelukkig wordt nu in ieder geval die isolatie weggehaald. Hoe het verder gaat weet ik niet.

Ik wil in ieder geval mijn excuses maken aan lezers van de website en de blogs. Maar ook aan de bewoners van het bewuste pand over het feit dat het lijkt of ik maar doorga met hameren op dat ene huis. Dat is schijn. Ik schreef al dat het de aanleiding was voor de website en de blogs. Die aanleiding zal binnenkort verdwijnen en dan komt op de homepagina de geschiedenis van Nieuw-Krispijn te staan. De foto gaat dan ook weg.

In de blogs behandel ik groepjes huizen (en later misschien ook individuele) waarvan ik zeker weet dat ze in gevaar verkeren. Of waar het  wel goed mee gaat. Ik heb net het complex van Woningzorg gedaan en binnenkort doe ik het oudste rijtje aan de oneven kant van de Dubbeldamseweg en de Bloemenbuurt. Nu ben ik bezig met wat ik de ‘verwaarloosde hoeken’ tussen de Hendrikstraat en de Sophiastraat noem. Daarin, jawel, staat ook Mauritsweg 22-24. Dat kan ik niet helpen, dat is toeval. Het lijkt of ik het erom doe en veel te veel aandacht schenk aan een pand waarin mensen wonen die het (misschien) ook niet kunnen helpen, maar dat is niet zo. Ik stalk niet, ik roddel niet, ik pest die mensen niet; het is een onderdeel van de lijst van huizen waarover ik bezorgd ben.

Ik dacht dat de Faceboek pagina’s van de groepen ’t Dordrecht van toen — Geschiedenis van een eiland en Dordrecht Oud En Nieuw een goede plek waren om te verwijzen naar mijn website waar mensen, Dordtenaren en anderen, wat over de geschiedenis van deze wijk kunnen leren. Of waar ze oog kunnen krijgen voor wat hier te zien is, om zich te kunnen realiseren dat dat de moeite waard is om te bewaren en te redden. Dat heb ik verkeerd ingeschat. Nu wordt het ‘propaganda bedrijven’ genoemd. En mensen vragen of ik wil stoppen met huizenbezitters te pesten. Er gaan zelfs al stemmen op om me uit die groepen te gooien. Dat zou ik jammer vinden, want ik ben bij die groepen veel aardige mensen tegengekomen die me hielpen vragen over bewoners, winkels en nijverheid te beantwoorden.

Vandaar dat ik beloof te stoppen met het aankondigen van nieuwe blogs of pagina’s op beide groepen. De mensen die wel mijn stukjes willen lezen kennen inmiddels de weg. Of anders praat het zich wel rond. De anderen die me een irritante bemoeial vinden zullen in ieder geval geen aankondigingen van mijn hand meer hoeven te lezen.

Nogmaals: mijn excuses naar de bewoners van Mauritsweg 22-24 toe, maar het is allemaal met de beste bedoelingen gedaan en geschreven.

Henk ’t Jong MA

Wordt vervolgd

Naar boven

Woningzorg 3

Ik neem aan dat de huizen uit de periode tussen 1914 en 1918 in het Woningzorg complex in ieder geval voldeden aan de sinds de Woningwet van 1901 gestelde eisen van toen modern wooncomfort. Die gingen in die tijd al een stuk verder dan de rijen huizen die tussen 1907 en 1912 werden gebouwd. Er vonden dus aanpassingen aan de wet plaats.

Als je de huizen in Woningzorg in het vorige blog vergelijkt met die in, bijvoorbeeld, de Bloemstraat uit ca 1900 zie je duidelijke verschillen. In de laatste straat ademen ze nog de vorige eeuwen: bij de voordeur begint een korte, nauwe gang van nog geen 4 m lang en ca. 80 cm breed, uitkomend in een woonkamer van ca. 4 x 4,5 m met bedstee en een raam dat uitkijkt op een plaatsje. Er is een voorkamertje van ca. 3 x 3,5 m met een raam naar de straat, en er is in een aanbouw een keukentje van ca 2,2 x 3 m met een  stookplaats, een diepe kast naast een plee die op de keuken uitkomt, en een deur naar buiten. Aan het eind van de gang, naast de deur van de woonkamer, begint de trap naar de zolder onder het schuine dak met voor en achter een dakkapelletje. Daarin is misschien een kamertje afgetimmerd. De gebruikte materialen waren modern voor de tijd, maar de indeling was dezelfde als de huizen uit de 17e eeuw (en vroeger) in de zijstraten in de binnenstad, al was het hele huis misschien iets breder.

Iets later waren er huizen gebouwd met nog een alkoof tussen de voor- en woonkamer, waar het bed van de ouders stond. Er was ook soms al een haard in beide kamers en natuurlijk stookmogelijkheid in de keuken. Er was  een keldertje en de gang liep helemaal naar achter en eindigde in de aanbouw met de keuken. Daar stond nog wel de wc geheel inpandig. Wel waren er nu dikwijls twee ramen aan de voorkant en een breder exemplaar dat uitkeek op het plaatsje

De arbeiderswoningen uit 1908-09 in de Alexanderstraat hadden standaard twee ramen voor en achter, de keuken inpandig (waardoor die huizen breder waren), een alkoof met twee bedsteden en vier kasten en een wc in de gang achter de trap naar boven. Als ze dan wel een keuken in de aanbouw hadden was de woonkamer soms de hele breedte van het huis, ca 4.50 m, en eindigde de gang bij de woonkamer. De trap naar boven was dan op de plaats van de ene bedstee. De wc was daardoor opgenomen in de  aanbouw, maar had een portaaltje ervoor, waar ook de buitendeur was. Op zolder waren minstens twee slaapkamers en een brede overloop. En een raam in de voorgevel boven en een  dakkapel boven de achtergevel.

Er is veel overeenkomst met de huizen in het Woningzorg-complex, maar die zijn in vergelijking met de wat oudere in de zijstraten van de Mauritsweg toch net wat krapper.

Geen wonder dat vanaf de jaren ’20 aanpassingen aan de vroeger gebouwde huizen werden gedaan. Electra werd normaler, er was al stromend water en vanuit de wc’s toegang tot de riolering. Maar successievelijk werden de houten pleeën met een gat in een plank boven het riool vervangen door een porseleinen wc met trekmechanisme die uiteraard ook op dat riool loosde. Aparte wc-ruimten werden aan de keukens gebouwd en kregen een portaaltje zodat je niet na gedane arbeid direct de keuken binnenstapte. Vervolgens werden de enkele dakkapellen vervangen door veel bredere exemplaren, die in sommige straten een bijna doorlopende kapellenrij vormden. Er moest natuurlijk een extra schoorsteen komen voor een kachel in de voorkamer. Bedsteden en alkoven werden uitgebroken en het maken van echte slaapkamers op zolder, hoe klein ook, waren de volgende stappen. Van badkamers was nog steeds geen spraken. Toen wij in 1988 aan de Dubbeldamseweg kwamen wonen hadden de, bejaarde, bewoners een douchecabine in de keuken staan.

De kleine arbeidershuizen waren aanvankelijk allemaal huurhuizen, maar op den duur werden vele ervan koophuizen en gingen de eigenaren aan het doe-het-zelven. Van de Hubo, via de Wickes naar de hedendaagse Praxis, de Karwei en de Gamma; daar kon je je hele huis goedkoop aanpassen aan de nieuwe tijd. Glas-in-lood bovenramen werden vervangen door helder glas, want “het maakte de kamers zo donker”. Het doorbreken van de kamer-en-suite om een grotere woonkamer te krijgen werd mode en de schuifdeuren met hun kasten aan weerszijden verdwenen. De zware grenen voordeuren werden vervangen door lichtere exemplaren met glas erin, of ernaast, als bijvoorbeeld een boven- en benedenwoning bij elkaar werden getrokken en twee voordeuren niet meer nodig waren. De vele vakkundig getimmerde paneeldeuren binnenskamers werden voorzien van platen board aan beide kanten en strak wit of crème geverfd. Bij een samengetrokken dubbel woonhuis werd de keuken boven in de badkamer veranderd. In kleinere huizen werden andere oplossingen gezocht, zoals open keukens en het badkamertje in de aanbouw. Of in een nieuwe aanbouw verder op het erf.

Dakkapellenrij in de Rozenstraat (oneven nummers)

Toch bleek dat de huizen uit het begin van de eeuw na zo’n 50-60 jaar wel sleten en dat het onderhoud bij huurhuizen lang te wensen had overgelaten. Begin jaren ‘80 werden al plannen gemaakt voor renovatie en kwamen er nieuwe deuren en ramen in het complex en werd het interieur gemoderniseerd. Op de foto is te zien dat het muurwerk nog in goede staat was en dat het er scherp gevoegd uitzag. Maar in 1994 bleek er al weer een nieuwe wind te waaien en werd er rigoureus met de sloop van de huizen langs de Anjelier- en Violenstraten begonnen. Sommige rijtjes kwamen niet terug en in plaats daarvan werd een parkeerplaats en een speeltuin aangelegd. Één rijtje in de Violenstraat werden gerenoveerd, maar de meeste werden geheel nieuw opgetrokken. Die nieuwe huisjes passen echter van geen kanten bij de rest van de wijk.

De renovatie van de jaren ’80

De dubbele woningen van Woningzorg aan de weg werden eveneens gemoderniseerd, kregen dezelfde karakterloze nieuwe ramen en deuren en de gevels werden schoongemaakt. En opnieuw gevoegd. Ik kan me nog herinneren dat ik er groepen jongelui – metselaars in opleiding? – bezig zag en dat het resultaat van het voegwerk om te huilen was. En dat is het nog steeds: oorspronkelijk te nat voegsel dat uitliep over de bakstenen en nooit meer werd verbeterd. Ik vind het elke keer als ik er langs loop weer een aanfluiting. In vergelijking met de rest van de buurt, waar het metselwerk van voor 1930 altijd perfect is, haalt zo’n enorme bakstenen wand met druipvoegen het bouwkundige gehalte jammerlijk naar beneden. Iemand die toen zo metselde zou op staande voet zijn ontslagen.

Lelijk voegwerk aan de Dubbeldamseweg
Zo hoort het: voegwerk uit 1908

Woningzorg 2

Voorzitter Wichers en secretaris Wisboom Verstegen van de stichting Woningzorg vroegen 5 november 1915 bij B&W een bouwverordening aan voor een door hen te bouwen complex van de al genoemde 96 arbeiderswoningen aan de Dubbeldamseweg, dat ook de Anjelier- en de Violenstraat zou gaan bevatten. Architect B. van Bilderbeek had voor hen in 1913 een mooi plan getekend dat de hoek tussen de spoorlijn en de weg optimaal  zou benutten. In 1914 kregen ze er al een bouwvergunning voor en werd het geheel door de architect zelf met een in knap vogelperspectief getekend overzicht gepresenteerd (zie hierboven: als u goed kijkt ziet u dat de beide winkels aan de Dubbeldamseweg niet getekend zijn). Onder de dubbele woningen aan de weg zou geheid worden en de andere zouden op ‘staal’ (platen van gewapend beton) gebouwd worden. De beide straten zouden via twee halfronde open poorten vanaf de Dubbeldamseweg bereikbaar zijn. Een oplosssing die ook in Oud Krispijn wel zou worden toegepast. Het geheel grensde aan zowel de Madelief- als aan de Tulpstraat. Aan de Violenstraat lag ook een intiem, driehoekig pleintje dat met bomen beplant zou worden. Langs de Anjelierstraat zou ook een rij bomen komen, maar daar is op de zeer zeldzame foto’s van die straat niets van te zien.

De foto dateert van ongeveer 1920-25

Er zal in 1914  ook begonnen zijn met bouwen, want kort voor 22 juli van dat jaar werd aan de timmerman-aannemer T. Nieuwpoot uit Sliedrecht de bouw gegund voor een bedrag van f 196.138,00.

Bericht in het Nieuwsblad Hoeksche Waard en IJsselmonde van 22.7.1914. Met dank aan Alain Mahieu

De in dat jaar uitgebarsten grote oorlog zorgde er echter voor dat het in Nederland economisch niet echt voor de wind ging, ondanks dat ons land neutraal was. Onder andere de woningbouw had er onder te lijden. Er kwam tekort aan hout en andere bouwmaterialen. De aannemer die voor Woningzorg het complex aan de Dubbeldamseweg bouwde ging door die omstandigheden zelfs failliet. Het werk was intussen nog maar tot de helft gevorderd.

De timmerfabriek van baas Hoek aan de Frederikstraat had sinds 1914 aan dat project veel hout en ander materiaal geleverd en was nu een van de grootste crediteuren. De fabriek kreeg het, ook daardoor, moeilijk. Er was aanvankelijk voldoende hout in voorraad, maar er kwam niet veel bij, want de handel in uit het buitenland afkomstig hout lag stil. Nu werd er weliswaar ook minder gebouwd, maar de voorraad slonk wel. Ook waren veel arbeiders gemobiliseerd en was er dus minder personeel. Het leger gaf wel opdrachten voor het maken van ledikanten, tafels en stoelen voor kazernes, maar dat zette weinig zoden aan de dijk. Men werkte met verlies.

Van Hoek werd dus bij het faillissement van zijn collega betrokken. Evenals de gemeente trouwens. Na lange en moeizame onderhandelingen tussen de partijen, en de gemeente, kreeg baas Hoek het vanwege zijn contacten in de bouwwereld en met zijn nog aanwezige personeel voor elkaar dat hij karwei af mocht maken. En dat lukte hem naar volle tevredenheid. In november 1915 kwam het complex gereed en in het adresboek van 1916 staan voor het eerst bewoners aan Dubbeldamseweg 116-160 (nu 158-238) en in de Anjelier- en Violenstraat vermeld.

De fabriek van baas Hoek vanaf de Frederikstraat zoals hij er omstreeks 1919 uitzag

Er kwamen vanwege de oorlogsomstandigheden problemen met betalingen door klanten en daardoor dreigde ook voor de timmerfabriek een faillissement. Baas Hoek moest personeel ontslaan en veilde om zijn schuldeisers en zijn investeerder af te kunnen betalen de inventaris van de fabriek.

—-

Dit wordt nogal een bouwkundig blog, omdat ik goed wilde laten zien hoe er na 1910 gedacht werd over het bouwen voor arbeiders. De bedoelingen waren goed en wat comfort betreft gingen de nieuwe bewoners er flink op vooruit als ze uit de binnenstad naar de buitenwijken verhuisden. Ik heb de bouwtekeningen uit de blauwdrukken overgenomen en ze naast of onder elkaar gezet zodat u goed kunt vergelijken hoe groot ze waren en hoe hun indeling was.

Het waren geen grote huizen in Woningzorg. De oppervlakte van de begane grond van de ‘vrije’ woningen was ongeveer 45 m2 en de zolder ongeveer 40 m2; vergelijk dat maar eens met het huis waarin u woont. Maar vergeleken met de krotten in de binnenstad waren ze luxueus. Ze hadden een voor- en  woonkamer en een keuken en op zolder een paar afgetimmerde slaapkamertjes met dakkapellen. Alleen in de woonkamer en de keuken was stookgelegenheid, maar er was electra en stromend water en elk huisje had een echte wc die op het riool was aangesloten. De deuren waren daarbij bijna rustiek van vormgeving en de schuiframen hadden een roedeverdeling van 3 ruitjes breed en 4 hoog en op zolder  2 keer 2 x 3. En ze hadden ook allemaal een plaatsje of tuintje, met soms ook nog een schuurtje. Door het tamelijk steile en bij de keuken aflopende dak zagen de huisjes er bijna romantisch uit. Badkamers met heet en koud stromend water waren er echter nog niet. Er was ook geen plaats voor. Op de zolders van de Anjelierstraat was een wasbak: dat was al heel wat.

De appartementen in de gevelwand aan de Dubbeldamseweg (zie hieronder) waren niet veel groter: ca 5,50 x 7,00 m plus een portaaltje op de begane grond, dus een kleine 40 m2 maar wel met een verdieping en een stuk zolder. Ze hadden uiteraard geen erf en niet altijd een balkon. En ze waren natuurlijk minder romantisch van uiterlijk.

Bij navraag bleek dat mensen die er vanaf de oplevering tot ver in de jaren ’90 woonden het een leuke en zeer gezellige buurt vonden. Er was veel burenhulp en sociale controle en – behalve de twee winkels in het complex – waren de vele winkels aan de Dubbeldamseweg vlakbij.

Groenteboer in de Anjelierstraat, ca 1920-25. Hij is waarschijnlijk nog maar 13-14 jaar oud, en zijn knechtje nog jonger

Bovendien kwamen de melkboer, de lorrenboer en groenteboer aan de deur en was er nauwelijks ander verkeer.

Naar boven

Woningzorg 1

Bij deze begin ik met de echte blogs over punten van aandacht in onze wijk. Dus zowel de negatieve als de positieve. Het is mijn bedoeling om mijn lezers te laten zien en lezen hoe een huis, een rij(tje) of een ander object is ontstaan, wat ermee is gebeurd en hoe het er nu voorstaat.  Begrijp me goed: ik kam de aantastingen niet af en zeker niet de mensen die erin wonen. Die kunnen in de meeste gevallen niet helpen hoe hun woning(en) zijn geworden wat ze nu zijn. Ik wil alleen begrip kweken voor de kwaliteit van het woningbestand in Nieuw-Krispijn-Oost. Ik wil mensen de ogen openen voor de schoonheid ervan en waarschuwen voor het verval dat onverwacht snel toe kan slaan. Daar hebben al heel wat wijken in onze stad – en eigenlijk over heel Nederland – onder te lijden gehad. Ik wil dat bevoegde (gemeentelijke) instanties op tijd zien waar het mis kan gaan, zodat ze op tijd in kunnen grijpen. Maar ik wil vooral de bewoners en andere Dordtenaren en belangstellenden bewust maken van de waarde van deze wijk. Ik wil dat het unieke Nieuw-Krispijn-Oost bewaard blijft.

In 1923 was er nog geen Nieuw-Krispijn-West, nu wel.
Dat deel werd pas na de oorlog gebouwd.

Een aantal jaren geleden begon ik met het verzamelen van foto’s van vóór 1940 van mijn wijk Nieuw-Krispijn-Oost. Voor de niet-Dordtenaar: dat is het gedeelte van Dordrecht bezuiden het station tussen de bocht in de spoorlijn naar Breda, de begraafplaats en het westelijke deel van de Frederikstraat. Ik heb jaren bij het stadsarchief (nu Regionaal Archief) gewerkt en weet natuurlijk alles van de gemeentelijke ‘prentverzamelingen’. Dat heet, nu die in hun geheel op internet staat, de Beeldbank. Eigenlijk viel het aantal bruikbare foto’s nogal tegen, maar één bleef me bij. Ik  was toen nog niet echt systematisch bezig met een studie van de buurt, dus ik kon die scene niet plaatsen. De foto waar ik het over heb staat bovenaan dit blog.

Ik vond het een heel gezellige plaat van een hoekwinkel met vrouwen en kinderen in kleding van rond de eerste wereldoorlog die elkaar een enorme kool overhandigen. Hoewel hij in de verzameling  ‘Dubbeldamscheweg’ stond, kon ik die winkel niet thuisbrengen. Toen wij in 1988 aan deze weg kwamen wonen waren er nog veel winkels, maar ik wist ook dat er inmiddels al veel verdwenen  waren. En dat ging na 1988 ook nog even door. Ik heb alle foto’s van de straathoeken vergeleken en kon echter nergens een pand vinden dat, al of niet aangepast, op dit plaatje leek. Ik concludeerde dat de foto ergens anders in Dordrecht gemaakt moest zijn, op de Staart bijvoorbeeld, of misschien in het Land van Valk.

Pas toen ik begin dit jaar meer als een echte historicus te werk ging, begonnen me zaken op te vallen. Het huisnummer bijvoorbeeld. Naast de beide deuren rechts staat bijvoorbeeld het getal 144. Hoe dat kan is me niet duidelijk, maar toen ik de grijzige foto wat meer contrast en scherpte gaf (moderne techniek, jaja…) bleek het er echt te staan. Ik herinnerde me dat ik op de website over de Dubbeldamseweg, een volkomen unieke site, een pagina over de vernummering van de oude naar de nieuwe huisnummers in 1955 stond. 144 zwart en rood (de bovenwoning) bleek nu 210 en 212 te hebben. Het kwartje viel. Dat waren de dubbele huizen in de rij van het complex van de Stichting Woningzorg.  Maar daar waren geen winkels in te vinden! Laat staan dat er hoeken in die rij waren, waar een winkel gezeten zou kunnen hebben.

De banner van de Dubbeldamseweg website

Ik had dat complex bij mijn wandelingen altijd min of meer links laten liggen want na de laatste renovatie was er niet veel meer van het origineel over. De achterliggende straten waren beide afgebroken en opnieuw opgebouwd en in de tweehoog rij aan de Dubbeldamseweg waren alle ramen en deuren vervangen door moderne exemplaren. De  gevel had ook een aangepaste indeling gekregen. Alleen de beide poorten en de bakstenen herdenkingsplateaus naast die poorten waren er nog. Het begon me te dagen dat er misschien in de originele plannen wat was terug te vinden. Tegelijkertijd keek ik op de website van de weg de adresboeken naar wie er op dat adres had gewoond.

Maar dat viel tegen. Aan die kant van de Dubbeldamseweg Zuid gingen de huisnummers tot 1938 maar tot nummer 114. Die hele rij van Woningzorg, die uit 1914 zou dateren (dat stond immers in de gevel?), kwam er niet in voor. Dat betekende dus dat die nummers onder een andere naam waren geplaatst. En ja… bij onderzoek in de collectie adresboeken – ook online – bleken ze onder het kopje ‘Woningzorg’ te staan. In 1919 kwamen die nummers voor het eerst voor, in 1913 en 1916 nog niet. Later zou ik leren dat het complex in 1914 nog lang niet af was.

Belangrijker was dat op nr 138 ene Nelemans woonde en dat hij/zij een winkel runde. Het plaatje was compleet. Het was dus het filiaal De Kleine Winst, een winkel in aardappelen, groenten en fruit van Machiel Nelemans. Als de winkel 138 had, was de bovenwoning 138 rood, maar waar waren dan 140 en 142?  In de rij is die hoek er trouwens nog steeds, maar nu is het gewoon een huis op de begane grond. Daar had dus in de beginjaren van het complex een winkel gezeten, maar die was volkomen verdwenen. Het werd tijd om de bouwplannen er eens bij te nemen, want zo’n winkel moet je natuurlijk van tevoren tekenen.

De plattegrond van Woningzorg met beide winkels uitgelicht. De rechter is de groentewinkel van Nelemans.

Bij het beter lezen van de mooie plattegronden van architect Bilderbeek uit 1914 bleek dat het hele complex 96 huizen zou gaan tellen. Er zouden 51 vrije woningen komen aan de Anjelierstraat en de Violenstraat, 18 benedenwoningen en 27 bovenwoningen aan de Dubbeldamseweg. Bij nog beter kijken kon je zien dat er niet één maar twee winkels gepland waren. De andere winkel zat in blok AI op de hoek Madeliefstraat-Dubbeldamseweg en had  nr 116 en de andere in blok AII lag even na de poort naar de Anjelierstraat op nr 138. Beide huizen hadden een net wat andere, grotere plattegrond en 116 had een hoekingang.

Terwijl ik hiermee bezig was vroeg ik op de Facebook pagina t Dordrecht van toen — Geschiedenis van een eiland aan mijn mede-groepsleden of ze zich deze winkels herinnerden. Dat bleek het geval. De hoekwinkel op nr 158 bleek in hun herinnering een soort Winkel-van-Sinkel die werd gerund door een meneer Vink, Vinkie genoemd. Hij verzamelde als hobby Dordtse ansichtkaarten en was doof. De andere winkel, die op nr 200 dus, was na de groentenzaak van Nelemans – die er al voor de oorlog mee was gestopt – een VéGé kruidenierswinkel geworden, gerund door een meneer Sebes. Dat was in de jaren ’50, want iemand die er in 1965 kwam wonen herinnerde zich die kruidenier niet meer. In 1967 zat Vink nog op nr 158, maar in 1973 niet meer.

De winkel van Vink op nr 158 in 1955

Er bleken nog meer verhalen los te komen, maar hoe kwamen die huizen daar? Daar gaat het volgende blog over.

Wordt vervolgd

Naar boven