De timmerfabriek 2

In maart 1916 was het hele terrein tussen Emmastraat, Willemstraat, Alexanderstraat en Frederikstraat volgebouwd. Maar het uitbreken van de oorlog in 1914 kreeg intussen steeds meer negatieve gevolgen. Hout werd steeds moeilijker te krijgen, want de aanvoerroutes werden door de krijgshandelingen verstoord, vooral op zee bij de handel in Amerikaans en Scandinavisch hout. En uit Duitsland kwam natuurlijk helemaal niets meer. Al kreeg de fabriek van het leger opdrachten voor meubilair in kazernes, de civiele opdrachten liepen terug. Veel kleine aannemers kregen het moeilijk. Het project van Woningzorg aan de Dubbeldamseweg kwam daardoor, bijvoorbeeld, in 1915 stil te liggen.

Van Hoek kon inspringen want hij had nog voorraad en mensen genoeg, maar daarna was het afgelopen. Er kwam niet genoeg geld meer binnen en Van Hoek moest mensen ontslaan. De kranten hadden het over 42 mannen van het inmiddels tot ongeveer 70 geslonken personeelsbestand.

Op aanraden van de aandeelhouders werd de fabriek op 16 maart 1916 failliet verklaard en de liquidatie werd in handen gegeven van de advocaten Salomonson en Telders. Zij zagen toe op de verkoop van machines en materialen, waaronder een grote voorraad hout (300 m3), via een veiling eind juni in het NAB gebouw aan het Steegoversloot.

De krantenartikelen hierboven dank ik aan mijn mede-onderzoeker Alain Mahieu

Ook de opslagloodsen werden te koop gezet. De veiling bracht zoveel op dat de weinige crediteuren direct konden worden afbetaald. Compagnon Lebret kreeg zelfs zijn hele inleg terug en was tevreden. Omdat Gerrit van Hoek het hele liquidatieproces zo goed had begeleid verkocht aandeelhouder Lebret hem de fabrieksgebouwen voor het symbolische bedrag van 1 gulden. Zijn salaris werd een jaar lang doorbetaald, terwijl hij toezicht hield op de voortgang van zaken bij het verkopen van de fabrieksgebouwen. Het terrein naast zijn huis werd aan de gemeente verkocht. De loodsen langs het latere Emmaplein en de Frederikstraat werden gesloopt en die achter de Willemstraat wat later.

Gerrit had intussen eind 1916 het plan om weer een timmerwinkel met kantoor en bovenwoning op te richten naast het eerste woonhuis, dat in een kantoor was veranderd. Dat is niet doorgegaan want begin 1917 leverde hij een plan in om op die plek een nieuw huis in dezelfde stijl laten bouwen. Toen en nu nummer 50. Ze trokken er in juni in. Er was een grote tuin achter en er kwam een lighal in voor Jeanne, de zieke dochter.

De huizen Frederikstraat 50-52, het linker is dan net nieuw. Sofie van Hoek staat in de deuropening. Foto van ca 1919

Ook in practische zin hielp hij de nieuwe kopers. Zo liet hij de fabriek verbouwen voor de nieuwe eigenaar, de margarinefabrikant Albers. Vervolgens kwam de NV Vereenigde Banket- en Speculaasfabrieken van Blommersteyn en Stolk uit Rotterdam erin. Zij waren moderne bakkers die fabrieksmatig in het groot gingen bakken met de nieuwste ovens. Ze huurden de fabriek aanvankelijk enkele maanden, maar daarna kochten ze het geheel zelf. Dat was in 1919.

Baas Hoek had inmiddels plannen om naast zijn nieuwe huis voor metselaar Jan van Heeren (met wie hij als sinds 1907 werkte) en loodgieter Gerrit Litz een wagenloods en paardenstal, met kantoor en zolders, te ontwerpen. Dat ging niet door, maar na terugkopen bouwde hij ze toch en verkocht het geheel aan de koekfabriek die de nieuwbouw aan de fabriek toevoegde. Boven het blog ziet u de reconstructie vanaf de kant van de Frederikstraat ten tijde van de koekfabriek in de jaren ’20.

Jeanne overleed in 1918. Na haar dood, die het gezin erg aangreep, verhuisden ze in 1921 naar Mauritsstraat 14 (nu Mauritsweg). Dat was in het rijtje dat hij zelf had gebouwd en waar op nummer 22-24 de gele isolatieplaten zaten waardoor ik dit blog ben begonnen. Het hele voormalige fabrieksterein van De Industrie was nu in handen van de koekfabriek. Die fabriek ging naast koek trouwens ook ‘suikerwerken’ vervaardigen.

De gebroeders Van der Ree, Henk, Albert, Teun en Gerrit, bij de kookketels. Links waarschijnlijk de boekhouder. Met dank aan Arie van der Ree

In 1928 werd in de fabriek de stoomwasserij en strijkinrichting van Duller gevestigd. Die maakte in januari 1942 wegens de oorlogsomstandigheden plaats voor de gaarkeuken van de Stichting Fabriekskeuken. In 1946 hebben de vier broers Van der Ree er hun Conservenfabriek De Merwede in gevestigd. Ze maakten er mayonaise, mosterd, piccalilly en azijn. Er werden ook haring, rolmops, zilveruien, augurken en kersen ingemaakt.

Een potje mosterdpoeder met het karakteristieke etiket van Van der Ree

Die fabriek heeft er tot 1966 gezeten. Daarna is er nog even een drukkerij in geweest en opslagruimten voor o.a. een schilder. Vanaf 1985 werden de gebouwen successievelijk gesloopt en als laatste werd in 1996, laag voor laag, de schoorsteen ontmanteld.

Het afbreken van de schoorsteen gezien vanaf de Willemstraat, in 1996

Naar boven