Dubbeldam 3

De Uter Mijles, die zich Van der Mijle gingen noemen, verloren in de Elisabethsvloeden uiteraard hun ambachten: ze kwamen onder water te staan en veranderden in een moeraslandschap. Via hun rechten op delen van de opbrengst van de visvangst en de jacht op watervogels (ook via eendenkooien) en hun aandeel in de moernering (zout uit veen winnen) bleven ze wel inkomsten uit hun bezit innen. Ze bleven zich naast heer van de Mijle ook heer of vrouwe van Dubbeldam noemen en de vererving van de titels ging ook gewoon door. Tot er geen erfgenamen meer waren.

Het wapen van de heren Van Alblas uit de Beschrijving van Dordrecht (1677) door Balen

Zo verkocht Hendrik van der Mijle in 1496 zijn ambachten aan Willem van Alblas (ca 1460-1502), een schepen en burgemeester van Dordrecht, die zich uiteraard heer van de Mijl, Dubbeldam en St-Anthonispolder (in de verdronken Hoeksche Waard) ging noemen. Zijn zoon Jan van Alblas (ca. 1480-1541) erfde de heerlijkheden en op zijn beurt liet hij ze na zijn dood na aan zijn dochter Kornelia van Alblas (ca. 1510-1564).

Deze laatste Alblas-telg trouwde met Arend heren Cornelisz. (1507-1586), jarenlang schepen en burgemeester van Dordrecht. Na de dood van zijn vrouw in 1564 erfde hij haar titels en bezit, hoe verdronken het ook was, dus De Mijl, Dubbeldam en St. Anthonispolder. Ze was daarnaast ook vrouwe geweest van Bleskensgraaf in de Alblasserwaard en Kijfhoek in de Zwijndrechtsewaard, die ook op hem overgingen. Hij was al sinds ca 1560 vanuit De Mijl bezig met het inpolderen van kleine stukjes land en op den duur ontstond door landaanwinning ten zuidoosten van Dordrecht een nieuw ambacht. Hij noemde het Dubbeldam, naar het in 1421 verdronken dorp van die naam. Het werd gewoon op een andere plaats weer opgebouwd.

Het wapen met de eenhoorn van Arend van der Mijle uit 1570

Arend Cornelisz. bleef in het begin van de Opstand tegen de Habsburgse koningen – dus vanaf 1566-1568 – katholiek. Hij was echter geen scherpslijper, al bestreed hij de calvinisten en wederdopers. Toen het menens werd heeft hij voorkomen dat er in Dordrecht hagepreken plaatsvonden en keurde hij de beeldenstorm af. Het leverde hem na die eerste fase de complimenten op van de Spaanse koning Filips II. Die verhief hem in 1570 in de adelstand. Hij mocht zich Van der Mijle noemen en kreeg een wapen: een steigerende zwarte eenhoorn met een gouden hoorn op zilver. De oude heren Van de Mijle, echte adel uit de middeleeuwen, hadden een stappend zwart edelhert met gouden gewei op zilver gevoerd. De wapens leken een beetje op elkaar, maar iedereen kon zien dat ze geen familie van elkaar waren. Later heeft de familie nog wel eens geprobeerd bewijzen van die afstamming te vinden, maar daar werd door kenners alleen maar om gelachen.

Het wapen met het stappende edelhert van de middeleeuwse Uter Mijles

Bovenaan het blog een idyllisch plaatje van een schaapskudde op de Dubbelsteynlaan rond 1899.

Wordt vervolgd

Naar boven