Dubbeldam 5

Het nieuwe dorp Dubbeldam dateerde natuurlijk van na die inpoldering van ca 1600. Uit enkele vroege kaarten van het gebied om Dordrecht blijkt echter dat het dorp al vroeger moet zijn gepland. Op de minuutkaart van Dordrecht en omgeving uit ca 1558-60 van de beroemde cartograaf Jacob van Deventer komt de naam al voor. Hij staat even ten noorden van waar nu de begraafplaats ligt. Toen was het gebied dus nog niet eens ingepolderd.

De schetskaart van Dordrecht en omstreken van ca 1550-58 door Jacob van Deventer met de vroegst voorkomende naam Dubbeldam

Op een kaart uit 1592 komt naam nog een keer voor en nu zijn de eerste poldertjes omdijkt, maar ze vormen nog geen echte grote ontginning. Toch is ook hier de plaats van het toekomstige dorpscentrum al bepaald. Op een kleine serie kaarten uit 1560 staat de naam juist weer niet. Het is zou kunnen dat Arend Cornelisz. al bij de eerste serie bedijkingen de naamgever was en dat hij de heerlijkheid van zijn vrouw zo in de herinnering wilde houden, maar bewijs is er niet voor.

Een kaart uit 1592 met de naam Dubbeldam waarop de oudst ontgonnen poldertjes te zien zijn. Het noorden is beneden

Het was er ook na die inpoldering niet de enige nederzetting. In de 17e en 18e eeuw moest het het Eiland delen met nog wat andere dorpen en gehuchten, waaronder De Mijl en Wieldrecht, tot die zelf binnen Dubbeldam werden getrokken. Het dorp zelf was klein: “een paar huisjes rond een kerk”. Maar dan wel na 1630 toen de eerste kerk werd gebouwd, dicht bij het huidige centrum. Dat heet overgens het Damplein, ondanks dat daar nooit een dam gelegen heeft.

Kaart uit 1611 waarop de Oud Dubbeldamsche Polder volledig omdijkt is en de aanzet tot de verdere inpolderingen is aangegeven. Het noorden is onder

Op een kaart uit 1611 zijn er alleen maar wat door boomgroepjes omgeven boerderijen te zien die ver uit elkaar langs dijkjes en kades staan. En het bleef ook klein: in 1632 stonden er nog maar 56 huizen, in de 18e eeuw ongeveer 100 en halverwege de 19e eeuw was het nog niet verder gegroeid dan tot ongeveer 250 huizen. Doordat het inpolderen alsmaar doorging was het grondgebied van de officieel benoemde gemeente Dubbeldam (1816) echter spectaculair gegroeid. Toen de andere kernen en buurtschappen in 1857 eraan werden toegevoegd bestond die gemeente wat oppervlak betrof uit een enorm stuk bouw- en weiland. De stad bezette maar een klein hoekje van wat het Eiland van Dordrecht werd genoemd. Het Eiland van Dubbeldam was een passender naam geweest.

De situatie op het Eiland in 1808, net voor de nieuwe gemeenteindeling na de Franse Tijd

Toch was niet te voorkomen dat Dordrecht buiten het stadsgebied moest uitbreiden over dat eiland. Zo mocht er niet meer bij de kerken in de binnenstad begraven worden: een hygiënische maatregel. In de strook tussen de vest en de singels begon het al aardig vol te worden dus daar was geen ruimte. Daarom moest In 1828-29 uitgeweken worden naar Dubbeldams grondgebied. Er werd een begraafplaats aangelegd langs de weg van de stad naar het dorp. Begrafenisstoeten zochten voortaan over de smalle weg tussen twee sloten een weg naar de dodenakker.

Op de foto bovenaan het blog, daterend uit ca 1913, is in de verte de ingang met de nog steeds bestaande pilaren te zien, met erachter de eveneens nog bestaande beheerderswoning. Links is het huisje te zien dat afgebroken werd voor het Woningzorg-complex en rechts is de achterkant van Willemstraat 1-3 te zien en het eerste huis aan de Dubbeldamseweg, nummer 101. Let op hoe de enorme bomen langs de weg naar Dubbeldam in hoogte verschillen van die van de nieuwe Oranjebuurt.

Daar bleef het dus niet bij. Nadat in 1871 al een stuk van Dubbeldam door de gemeente Dordrecht was afgesnoept om er een spoorlijn op aan te leggen en er een station op te bouwen, pikte de stad in 1903 een nog groter stuk in. De hele heerlijkheid De Mijl – die al onder Dubbeldam hoorde – werd opgeslokt, plus een flink deel van de rond 1600 ontgonnen Oud Dubbeldamsche Polder, het land van Valk, het gebied dat later de Indische buurt zou worden en de Staart met de West-Merwedepolder. Hier moesten de nieuwe wijken komen want er was binnen de stadsgrenzen geen ruimte meer voor nieuwbouw. De vroegste uitbreiding, de Bloemenbuurt, kon de vraag naar woningen uiteraard niet aan en er was meer ruimte nodig. Dubbeldam vond dat niet leuk, maar voorlopig had het dorp nog een zeer groot deel van het Eiland tot zijn beschikking.

Wordt vervolgd

Naar boven

Dubbeldam 1

Voor ik de laatste blogs over het bouwen van de rijen aan de straten van Nieuw-Krispijn-Oost ga schrijven, wil ik de lezers toch even op de hoogte brengen van de Dubbeldamse geschiedenis van ons grondgebied. Iedereen zal inmiddels wel weten dat Dordrecht in 1903 via een grenswijziging ten koste van het dorp Dubbeldam een flink stuk groter werd. Er bestaat een schetskaart uit 1902 waarop die geplande uitbreiding te zien is. Er is zelfs vast een tweede uitbreiding geprojecteerd die pas jaren later werd gerealiseerd.

De schetskaart met het plan voor de uitbreiding van Dordrecht in Dubbeldam, 1902

De lezers van mijn blogs hebben inmiddels ook gezien dat er aanvankelijk over de spoorlijn alleen aan het begin van de Spuiweg (later werd dat de Krispijnseweg) en de Dubbeldamseweg wat buurtjes ontstonden. Daaruit bleek duidelijk dat er vanuit de gemeente geen plannen waren voor de indeling van de toegenomen ruimte. De beide wegen fungeerden dus gewoon als traditionele ruggengraat waar wat zijstraten op uitkwamen. Eerst was dat de Bloemenbuurt tussen Dubbeldamseweg en de spoorlijn (1895) en wat later de dichtersbuurt ten westen van de Spuiweg (1903), de basis van Oud-Krispijn. Vervolgens werd door Van Hoek en Blok in 1905-1906 de gok genomen om het gebied ten westen van de Dubbeldamseweg te bebouwen. Pas vanaf 1915-1917 ging men vanuit het stadhuis nadenken over hoe de nieuwbouwwijken ingevuld moesten worden. Bij gemeentewerken werden schetskaarten gemaakt, maar die kwamen niet door de raad. De architect J.E. van der Pek, die al veel ervaring had met sociale woningbouw in Amsterdam, werd daarna ingeschakeld en maakte in 1917 ook een ontwerp. Ook dat haalde het niet, hoewel er wel elementen uit werden overgenomen.

Hoewel in het overzicht Dordrecht. Architectuur en stedenbouw 1850-1940 (2002)als bijschrift bij de sterk verkleinde kaart van Van der Peks plan staat: “Dit plan werd in de jaren 1917-1930 grotendeels uitgevoerd”, klopt daar niets van. Houd de illustraties maar eens naast een moderne kaart van Krispijn en het Land van Valk. Pek plande zelfs een villawijk ten zuiden van het Weizigtpark.

Het plan van Van der Pek, 1917

Van der Pek overleed trouwens in 1919 en heeft de afkeuring van zijn ontwerp niet meer meegemaakt. De Grote Oorlog en de nasleep ervan zorgden verder voor grote vertraging in de bouw. Het zou nog tot de jaren twintig duren voor er wat systeem in de bouw van met name de wijk Krispijn zou komen. En dat gold ook voor het aangrenzende Land van Valk. De daarna om zich heen grijpende economische crisis van 1929 hielp er ook niet aan mee. De open ruimte tussen Krispijnseweg en Frederikstraat werd daarom pas na 1945 ingevuld.

Tussen 1871 en 1903 werden bewoners ten zuiden van de spoorlijn nog gewoon in de burgerlijke stand van Dubbeldam ingeschreven. Baas Hoek is er bijvoorbeeld geboren en getrouwd en zijn eerste kind werd nog op Dubbeldams grondgebied geboren. Maar wat was dat voor een gemeente? Dat vergt de nodige uitleg. Het dorp is lang zo oud niet als Dordrecht, maar de naam gaat wel ver terug. Tot in de 13e eeuw zelfs. Maar toen lag het op een heel andere plaats dan nu. U zult begrijpen dat de Elizabethsvloed daar iets mee te maken had. In de volgende blogs leg ik uit hoe dat zat.

Bovenaan het blog ziet u een sfeerfoto van Dubbeldam in (volgens de Beeldbank) 1902, het jaar dat het dorp dus een groot deel van zijn landerijen aan Dordrecht verloor.

Wordt vervolgd

Naar boven