De timmerfabriek 2

In maart 1916 was het hele terrein tussen Emmastraat, Willemstraat, Alexanderstraat en Frederikstraat volgebouwd. Maar het uitbreken van de oorlog in 1914 kreeg intussen steeds meer negatieve gevolgen. Hout werd steeds moeilijker te krijgen, want de aanvoerroutes werden door de krijgshandelingen verstoord, vooral op zee bij de handel in Amerikaans en Scandinavisch hout. En uit Duitsland kwam natuurlijk helemaal niets meer. Al kreeg de fabriek van het leger opdrachten voor meubilair in kazernes, de civiele opdrachten liepen terug. Veel kleine aannemers kregen het moeilijk. Het project van Woningzorg aan de Dubbeldamseweg kwam daardoor, bijvoorbeeld, in 1915 stil te liggen.

Van Hoek kon inspringen want hij had nog voorraad en mensen genoeg, maar daarna was het afgelopen. Er kwam niet genoeg geld meer binnen en Van Hoek moest mensen ontslaan. De kranten hadden het over 42 mannen van het inmiddels tot ongeveer 70 geslonken personeelsbestand.

Op aanraden van de aandeelhouders werd de fabriek op 16 maart 1916 failliet verklaard en de liquidatie werd in handen gegeven van de advocaten Salomonson en Telders. Zij zagen toe op de verkoop van machines en materialen, waaronder een grote voorraad hout (300 m3), via een veiling eind juni in het NAB gebouw aan het Steegoversloot.

De krantenartikelen hierboven dank ik aan mijn mede-onderzoeker Alain Mahieu

Ook de opslagloodsen werden te koop gezet. De veiling bracht zoveel op dat de weinige crediteuren direct konden worden afbetaald. Compagnon Lebret kreeg zelfs zijn hele inleg terug en was tevreden. Omdat Gerrit van Hoek het hele liquidatieproces zo goed had begeleid verkocht aandeelhouder Lebret hem de fabrieksgebouwen voor het symbolische bedrag van 1 gulden. Zijn salaris werd een jaar lang doorbetaald, terwijl hij toezicht hield op de voortgang van zaken bij het verkopen van de fabrieksgebouwen. Het terrein naast zijn huis werd aan de gemeente verkocht. De loodsen langs het latere Emmaplein en de Frederikstraat werden gesloopt en die achter de Willemstraat wat later.

Gerrit had intussen eind 1916 het plan om weer een timmerwinkel met kantoor en bovenwoning op te richten naast het eerste woonhuis, dat in een kantoor was veranderd. Dat is niet doorgegaan want begin 1917 leverde hij een plan in om op die plek een nieuw huis in dezelfde stijl laten bouwen. Toen en nu nummer 50. Ze trokken er in juni in. Er was een grote tuin achter en er kwam een lighal in voor Jeanne, de zieke dochter.

De huizen Frederikstraat 50-52, het linker is dan net nieuw. Sofie van Hoek staat in de deuropening. Foto van ca 1919

Ook in practische zin hielp hij de nieuwe kopers. Zo liet hij de fabriek verbouwen voor de nieuwe eigenaar, de margarinefabrikant Albers. Vervolgens kwam de NV Vereenigde Banket- en Speculaasfabrieken van Blommersteyn en Stolk uit Rotterdam erin. Zij waren moderne bakkers die fabrieksmatig in het groot gingen bakken met de nieuwste ovens. Ze huurden de fabriek aanvankelijk enkele maanden, maar daarna kochten ze het geheel zelf. Dat was in 1919.

Baas Hoek had inmiddels plannen om naast zijn nieuwe huis voor metselaar Jan van Heeren (met wie hij als sinds 1907 werkte) en loodgieter Gerrit Litz een wagenloods en paardenstal, met kantoor en zolders, te ontwerpen. Dat ging niet door, maar na terugkopen bouwde hij ze toch en verkocht het geheel aan de koekfabriek die de nieuwbouw aan de fabriek toevoegde. Boven het blog ziet u de reconstructie vanaf de kant van de Frederikstraat ten tijde van de koekfabriek in de jaren ’20.

Jeanne overleed in 1918. Na haar dood, die het gezin erg aangreep, verhuisden ze in 1921 naar Mauritsstraat 14 (nu Mauritsweg). Dat was in het rijtje dat hij zelf had gebouwd en waar op nummer 22-24 de gele isolatieplaten zaten waardoor ik dit blog ben begonnen. Het hele voormalige fabrieksterein van De Industrie was nu in handen van de koekfabriek. Die fabriek ging naast koek trouwens ook ‘suikerwerken’ vervaardigen.

De gebroeders Van der Ree, Henk, Albert, Teun en Gerrit, bij de kookketels. Links waarschijnlijk de boekhouder. Met dank aan Arie van der Ree

In 1928 werd in de fabriek de stoomwasserij en strijkinrichting van Duller gevestigd. Die maakte in januari 1942 wegens de oorlogsomstandigheden plaats voor de gaarkeuken van de Stichting Fabriekskeuken. In 1946 hebben de vier broers Van der Ree er hun Conservenfabriek De Merwede in gevestigd. Ze maakten er mayonaise, mosterd, piccalilly en azijn. Er werden ook haring, rolmops, zilveruien, augurken en kersen ingemaakt.

Een potje mosterdpoeder met het karakteristieke etiket van Van der Ree

Die fabriek heeft er tot 1966 gezeten. Daarna is er nog even een drukkerij in geweest en opslagruimten voor o.a. een schilder. Vanaf 1985 werden de gebouwen successievelijk gesloopt en als laatste werd in 1996, laag voor laag, de schoorsteen ontmanteld.

Het afbreken van de schoorsteen gezien vanaf de Willemstraat, in 1996

Naar boven

De timmerfabriek 1

Tijdens de bouw van Alexanderstraat oneven en Willemstraat even in 1909 moet baas Hoek de mogelijkheden van het driehoekige terrein daartussen hebben bekeken. Zijn werkplaats met bovenwoning aan de Sophiastraat werd te klein. Hij stelde, waarschijnlijk in overleg met Jan Blok, een plan op voor een werkplaats, opslag en een huis voor zijn gezin aan de Frederikstraat en diende in maart 1910 een vergunningsaanvraag in voor het bouwen van “een woning met timmerwinkel en machinale schaverij en zagerij”. Er kwam in de praktijk ook nog een kantoor aan de winkel/fabriek en een bergplaats en magazijn, een lijmkamer en de bescheiden stoommachine kreeg een aparte kamer. De timmerwinkel en de schaverij-zagerij zaten in dezelfde ruimte met een wand ertussen. De fabriek was officieel gevestigd aan de Frederikstraat en kreeg nummer 48 en het huis van baas Hoek nummer 46.

Datzelfde jaar, in augustus, vroeg hij al vergunning voor het uitbreiden van zijn fabriekje met nog een werkplaats. Nu kwam in de noordelijke ruimte, op de plaats van het kantoor, een grote stoomketel en een grotere stoommachine, met nog een droogkamer en een vergrote lijmkamer. De middelste loods werd nu de fabriek genoemd en de werkplaats aan de zuidelijke kant werd de zagerij waar een grote zaagmachine kwam te staan. Was die al electrisch, of werd hij nog via drijfriemen door de stoommachine aangedreven? Erachter bouwde Van Hoek nog een zaagselhok en een wc. Na deze toevoegingen kocht Gerrit van Hoek het terrein van Jan Blok, iets wat we hem elders ook hebben zien doen: eerst bouwen, dan kopen.

Interieur in de zaagloods. Rechts zijn de drijfriemen van de zaagbank te zien, die naar de stoommachine liepen die in de ruimte ten noordwesten van de zagerij stond

De zaken gingen goed en in 1911 werd officieel de NV Dordrechtsche Electrische Timmerfabiek De Industrie opgericht door G. van Hoek en zijn vennoot Lebret. De laatste bracht het geld in en baas Hoek de woning, fabriek, machines en houtvoorraad.

Advertentie van de fabriek uit ca 1914-15 toen het kantoor aan huis bij baas Hoek was gevestigd

Zij kochten ook de rest van het nog onbebouwde terrein. Er waren, gezien de naam, dus ook al machines die op electriciteit werkten. De nieuwe fabriek had nu zoveel capaciteit dat niet alleen aan de eigen opdrachten werd gewerkt, maar dat ook andere timmerlui er hun deuren, ramen en kozijnen konden bestellen.

Naast het nieuwe woonhuis aan de Frederikstraat werd in juni 1911 ook nog een grote dubbele houtloods gepland. Een breed en hoog geval met een rij standvinken over de middenas. Hij werd gebouwd. Ook kregen de ingangen van de grote loodsen een overkapping, zodat de timmerlui droog van de ene loods naar de andere konden lopen als het regende. Het was het begin van de overkapping van de rest van de open ruimte. In 1912 kwam er nog een grotere lijmkamer aan de zagerij. Naast de stoommachinezaal kwam daarbij nog een extra ketelhuis, nu met een hoge schoorsteen. In 1913 ging Van Hoek helemaal op electricireit over. Er werd een electromotor naast de stoommachine geplaatst.

De fabriek kreeg er ook een verdieping bij en dus moest in 1913 de kap worden verhoogd en gewijzigd. Achter de Willemstraat werd in 1914-15 een brede houtbergplaats met reparatie-inrichting gebouwd. Ook hier hielden standvinken de kap op. De voormalige houtloods aan de Frederikstraat werd nu benut  als een werkplaats met machines. Aan de rest van de Frederikstraat en wat nu het Emmaplein is waren lange, aan één kant open houtbergplaatsen verrezen. Op de foto boven het blog kijkt u tegen de zijgevel van een van deze bergplaatsen aan. De fabriek was technisch van alle gemakken voorzien. Er was zelfs een vervoerssysteem met lorries over rails, die via een goederenlift ook aansloten op rails op de verdieping.

Het personeel van de fabriek poserend in de Frederikstraat. Rechts, staande met de strohoed een beetje achterover, baas Hoek. Schuinboven hem de stee van Molendijk aan de Mariastraat

Er werkten inmiddels ongeveer 150 mensen. Baas Hoek zorgde goed voor zijn personeel; hij was een voor die tijd zeer moderne en sociale ondernemer. Hij introduceerde als eerste de vrije zaterdag, betaalde het hoogste loon aan zijn mensen (en reed de vakbond hierbij in de wielen), richtte een moderne bedrijfsbrandweer op, organiseerde uitjes en feesten voor het personeel en hun gezinnen en begon allerlei soorten clubs en verenigingen ter lering en vermaak. Bovenaan het blog ziet u een brandoefening vanaf waar nu het Emmaplein is. Rechts kijkt u in de Frederikstraat en links is de houtbergplaats langs de Willemsraat in aanbouw. In een nieuw groot schaftlokaal konden die activiteiten voor en door het personeel allemaal gerealiseerd worden; er was zelfs een podium voor toneel, muziek en zanguitvoeringen. Ernaast werd nog een machinebankwerkerij ingericht.

Willemstraat 32 zoals het er nu uitziet

In het jaar 1914 verhuisde het gezin Van Hoek naar Willemstraat 32 (toen 20), terwijl het huis aan de Frederikstraat 46 tot kantoor en tekenkamer werd verbouwd. Hiervoor werd de serre waar dochter Jeanne ziek had gelegen afgebroken. Die werd nu aan het huis in de Willemstraat gebouwd. Daar was ook het kantoor van Gerrit van Hoek zelf. De opslagloods naast het huis werd als werkplaats ingericht.

  • De zwart-wit foto’s zijn afkomstig uit het boekje Baas Hoek 1880-1958 (1988) en hebben vanwege het drukproces van toen een moiré-effect. Dat is ook met een modern fotoprogramma niet helemaal te verwijderen. Ik houd me nog steeds aanbevolen voor betere exemplaren.

Wordt vervolgd

Naar boven

Dubbeldam 1

Voor ik de laatste blogs over het bouwen van de rijen aan de straten van Nieuw-Krispijn-Oost ga schrijven, wil ik de lezers toch even op de hoogte brengen van de Dubbeldamse geschiedenis van ons grondgebied. Iedereen zal inmiddels wel weten dat Dordrecht in 1903 via een grenswijziging ten koste van het dorp Dubbeldam een flink stuk groter werd. Er bestaat een schetskaart uit 1902 waarop die geplande uitbreiding te zien is. Er is zelfs vast een tweede uitbreiding geprojecteerd die pas jaren later werd gerealiseerd.

De schetskaart met het plan voor de uitbreiding van Dordrecht in Dubbeldam, 1902

De lezers van mijn blogs hebben inmiddels ook gezien dat er aanvankelijk over de spoorlijn alleen aan het begin van de Spuiweg (later werd dat de Krispijnseweg) en de Dubbeldamseweg wat buurtjes ontstonden. Daaruit bleek duidelijk dat er vanuit de gemeente geen plannen waren voor de indeling van de toegenomen ruimte. De beide wegen fungeerden dus gewoon als traditionele ruggengraat waar wat zijstraten op uitkwamen. Eerst was dat de Bloemenbuurt tussen Dubbeldamseweg en de spoorlijn (1895) en wat later de dichtersbuurt ten westen van de Spuiweg (1903), de basis van Oud-Krispijn. Vervolgens werd door Van Hoek en Blok in 1905-1906 de gok genomen om het gebied ten westen van de Dubbeldamseweg te bebouwen. Pas vanaf 1915-1917 ging men vanuit het stadhuis nadenken over hoe de nieuwbouwwijken ingevuld moesten worden. Bij gemeentewerken werden schetskaarten gemaakt, maar die kwamen niet door de raad. De architect J.E. van der Pek, die al veel ervaring had met sociale woningbouw in Amsterdam, werd daarna ingeschakeld en maakte in 1917 ook een ontwerp. Ook dat haalde het niet, hoewel er wel elementen uit werden overgenomen.

Hoewel in het overzicht Dordrecht. Architectuur en stedenbouw 1850-1940 (2002)als bijschrift bij de sterk verkleinde kaart van Van der Peks plan staat: “Dit plan werd in de jaren 1917-1930 grotendeels uitgevoerd”, klopt daar niets van. Houd de illustraties maar eens naast een moderne kaart van Krispijn en het Land van Valk. Pek plande zelfs een villawijk ten zuiden van het Weizigtpark.

Het plan van Van der Pek, 1917

Van der Pek overleed trouwens in 1919 en heeft de afkeuring van zijn ontwerp niet meer meegemaakt. De Grote Oorlog en de nasleep ervan zorgden verder voor grote vertraging in de bouw. Het zou nog tot de jaren twintig duren voor er wat systeem in de bouw van met name de wijk Krispijn zou komen. En dat gold ook voor het aangrenzende Land van Valk. De daarna om zich heen grijpende economische crisis van 1929 hielp er ook niet aan mee. De open ruimte tussen Krispijnseweg en Frederikstraat werd daarom pas na 1945 ingevuld.

Tussen 1871 en 1903 werden bewoners ten zuiden van de spoorlijn nog gewoon in de burgerlijke stand van Dubbeldam ingeschreven. Baas Hoek is er bijvoorbeeld geboren en getrouwd en zijn eerste kind werd nog op Dubbeldams grondgebied geboren. Maar wat was dat voor een gemeente? Dat vergt de nodige uitleg. Het dorp is lang zo oud niet als Dordrecht, maar de naam gaat wel ver terug. Tot in de 13e eeuw zelfs. Maar toen lag het op een heel andere plaats dan nu. U zult begrijpen dat de Elizabethsvloed daar iets mee te maken had. In de volgende blogs leg ik uit hoe dat zat.

Bovenaan het blog ziet u een sfeerfoto van Dubbeldam in (volgens de Beeldbank) 1902, het jaar dat het dorp dus een groot deel van zijn landerijen aan Dordrecht verloor.

Wordt vervolgd

Naar boven

De rijtjeswoningen 1907-1910 – 9

De Willemstraat even

Het ensemble Willemstraat 28-46 is met zijn dubbele rij bomen een zeer sfeervolle laan – want zoals hij nu is kan je hem bijna geen straat noemen – met een prachtig afwisselende rij huizen. Op het eerste gezicht is er niet een hetzelfde, maar er zit wel degelijk een op symmetrie gebaseerde logica in. Vooral in de zeven huizen met de nummers 34-46. De rij gevels op de bouwtekeningen uit 1909 toont het knappe ontwerp optimaal. Ik heb er een schematische weergave van gemaakt.

De rij 34-46 zonder details zodat de afwisseling in de gevels goed is te zien

De hele rij is vanaf 1908 door baas Hoek gebouwd en 1909-10 en werd in dat laatste jaar ook door hem van Jan Blok gekocht. Dat het bouwen al begon voor Blok de percelen had verkocht liet zien dat hij inmiddels het volste vertrouwen had in de aannemer; hij wist dat het goed zou komen. De drie huizen links, 28-32, zijn in 1909 wat vroeger afgebouwd dan de zeven andere huizen, zodat Alexanderstraat 1, zoals gezegd, wat in moest schikken. Nummer 32 was daarbij bedoeld voor Gerrit van Hoek zelf, die vanuit Sophiastraat 17 hier naartoe verhuisde. Daar werd de werkplaats op de begane grond verbouwd tot een benedenwoning. In de Willemstraat hield hij op de begane grond kantoor en daar was ook de tekenkamer. Boven woonde de familie Van Hoek. Via de tuin kwam je in de fabriek die inmiddels tussen de Alexander-, de Frederik- en de Wllemstraat verrees. Een paar jaar later liet hij trouwens een huis aan diezelfde Frederikstraat, nummer 46, bouwen, naast de ingang van zijn steeds verder uitbreidende fabriek. Toen dat af was trok hij met zijn gezin daar naartoe.

Recente foto van de rij 34-46

Net als elders in de wijk is deze rij niet helemaal volgens tekening gebouwd. Nummer 34, 44 en 46 hebben bijvoorbeeld meer trapjes in de gevel dan op de tekening en onder het balkonnetje van 34 zit een gewone pui met openslaande tuindeuren. Wel zitten de beide dakkapellen (model Sophiastraat) van 34-36 nog allebei op hun plek, maar zit er boven de deuren geen afdakje zoals in diezelfde Sophiastraat. Nummer 38 heeft zijn balkonhek niet meer (net als 40) en de scheidingsmuur tussen 36-38 is anders. De beide dakkapellen van 38-40 zijn vereenvoudigd, maar of dat al tijdens de bouw is gebeurd is niet duidelijk. Overigens zitten hier boven de ramen dezelfde strekken met gele bakstenen ‘aanzetstenen’ als in Alexanderstraat 2-6, alleen zitten hier geen gele ‘sluitstenen’ in. De balkondeuren van 40-42 hebben zijramen, maar ik heb de indruk dat de gevels ook wat verbreed zijn en het is zeker dat ze een scheidingsmuur tussen de balkons hebben die niet op de tekening staat.

De voordeuren van 38-40 nog geheel compleet en origineel

De boog boven de deuren van 42-44 is minder rond dan op de tekening en ook hier zijn de dakkapellen duidelijk eenvoudiger dan gepland. De gevel van 44 is geheel aangepast. Het balkon en de erker eronder zijn weg. De balkondeur op de verdieping is onder dichtgemetseld en er is een modern doorzonwoningraam ingezet. Het is een storende ingreep in de rij. Nummer 46, tenslotte, is nog tamelijk gaaf, inclusief de mooie warande, maar de bakstenen strekken zijn onder een witlaag verdwenen, wat het gezicht van het geheel wel verstoort. 

Nummer 46 in een romantisiche bui; ik noem het het Anton Pieck-huisje

Ook hier is de dakkapel eenvoudig, maar waarschijnlijk wel origineel (of tenminste vroeg). De deur is wel oud, maar niet meer de originele uit 1909. Dat is ook het geval bij nummer 44. De rest van de deuren in dit rijtje zijn nog wel de oorspronkelijke en er is ook nogal wat mooi glas-in-lood bewaard in de bovenramen op de begane grond.

De standaard plattegrond van de rij 34-46

Alle huizen in de rij hadden kamers-en-suite (salon en woonkamer), een aparte vestibule, een redelijk ruime keuken en een inpandige warande van 1.10 m diep. De oppervlakte van de huizen was en is ca 10 x 5,8 m, die met een erker zijn wat dieper. Niet groot, maar ook niet echt klein. Op zolder is plaats voor 3 à 4 slaapkamers. Verder is er  een voortuintje en een niet al te groot achterplaatsje, want de fabriek van baas Hoek lag er vlak achter.

De afwijkende plattegronden van de nummers 28-32 met hun voortuinen

De huizen 28, 30 en 32 hebben gevarieerd gevels. En dat geldt ook voor de plattegronden. Nummer 28, met zijn schuingeplaatste hoekoplossing aan de Alexanderstraat, en de ondiepe, maar brede nummers 30 en 32, zijn echt uniek in de wijk. De aparte plattegronden laten zicht het best van de tekening aflezen. Door de positie op de hoek is nummer 28 echt een excentriek huis, maar heel sfeervol. Zie bovenaan het blog voor een recente foto.

Wordt vervolgd

Naar boven

De rijtjeswoningen 1907-1910 – 8

De Alexanderstraat even

Voor er aan die kant van de Alexanderstraat gebouwd kon worden moesten er eerst nog wat resten van bestaande bebouwing opgeruimd worden. Er stond daar nog een deel van de tuinmanswoning van het huis te Dubbeldam, die inmiddels een boerderij was geworden. Met wat losse schuurtjes ernaast. Dat gebeurde in december 1909. Er was al in januari 1909 een bouwaanvraag ingediend (in februari goedgekeurd) door de eigenaars Otto Dicke, die de huizen 1-10 had gekocht van Jan Blok, en J. van Heeren voor de andere 5. Een andere koper, G. de Bruijn, was al afgehaakt. Gerrit van Hoek zou ook hier het bouwen voor zijn rekening nemen. Op de bouwtekening (door Otto Dicke?) van dit rijtje is al rekening gehouden met de nummers 2-6 die ernaast zou komen. De ramen in die panden zouden op dezelfde hoogte komen als die in het korte rijtje.

Alexanderstraat 8-36, de tekening is identiek met die van HES even

Deze rij is wat gevels en plattegrond betreft identiek met de nummers 22-50 in de Hendrikstraat, alleen de strekken boven de deuren en ramen zijn geel-rood, in plaats van alleen rood zoals daar. Net als aan de overkant van de straat hebben bewoners de voegen tussen de rode spekranden donker gemaakt, zodat die er minder uitspringen dan die in de Hendrikstraat. Ik vind dat zonde. Ook hier zitten er in de puntgevels – de middelste is evenals die in de Hendrikstraat groter – makelaars, waarvan er hier net wat meer bewaard zijn gebleven. Ook hier waren Dicke, Van Heeren en De Bruijn trouwens eigenaren.

Reconstructie van de gevels in Alexanderstraat even

Op diezelfde bouwtekening is te zien dat een achter de erven doorlopend ‘achterom’ was gepland met een toegang aan de zijkanten van het blok. Nummer 8 sluit echter direct aan bij het rechterpand, nummer 6, van het korte rijtje. Aan de andere kant, naast nummer 36, zou een toegang geweest kunnen zijn, maar hier is een garage tegen het huis aangebouwd, die direct tegen een garage aan de Frederiksstraat grenst. Wat er met het achterom is gebeurd is me niet bekend. Bij de erven getrokken?

Plattegrond van Alexanderstraat 8-10 met de ingang naar het achterom

Tijdens de bouw van de lange rij had baas Hoek voor een eveneens van Jan Blok gekocht perceel op de hoek met de Willemstraat in oktober 1909 een aanvraag ingediend voor het bouwen van drie huizen daar. Dat zijn de nummers 2-6, die inmiddels gemeentelijke monument zijn, zie mijn blog over dit monument. Ik vroeg me daarin al af waarom deze huizen wat gevels betreft zo afweken van de rest van het ensemble. Verder komen nergens dit soort gevels met zo’n balkonnetje voor, dus misschien is het inderdaad een soort visitekaartje (dit kan ik ook!) voor een stijl die verder in de buurt niet is opgepikt. Het wordt  wel de chaletstijl genoemd.

Bouwtekening van Alexanderstraat 2-6

Ook de stijl van de strekken boven is apart. Ze zijn opgebouwd uit bakstenen, maar die vormen een gele ‘sluitsteen’ in het midden en twee gele ‘aanzetstenen’ opgebouwd uit een stapeltje baksteen-koppen. Daartussen zitten gewoon oranje-rode strekstenen.

De aparte strekken van het monument Alexanderstraat 2-6

Of baas Hoek de gebouwde rij van Dicke en Van Heeren kocht is niet bekend, maar wel waarschijnlijk. Hij deed de nog niet verkochte panden met het failliet gaan van de timmerfabriek in 1917 namelijk van de hand aan particulieren. Er waren eerder, in 1910, al enkele huizen verkocht.

Allexanderstraat 2-6 in 2023; alle balkons zijn nu weer wit, alleen het rechter heeft nog blauwe elementen

Bovenaan het blog ziet u enkele huizen uit de lange rij zoals ze er in 2021 uitzagen. Let op de nog originele deur van het pand rechts. Daarvan zitten er nog enkele in de rij, terwijl er ook nog wat glas-in-lood over is.

De originele deur uit 1910 in nummer 36

Wordt vervolgd

Naar boven

De rijtjeswoningen 1907-1910 – 4

De Frederikstraat even

De tekeningen bij de bouwaanvraag voor Frederikstraat 10-36 dateren uit 1908. Ze zijn gemaakt door Reinier Bordewijk (1887-1937), bouwkundige uit Rotterdam. Zijn handtekening staat onder de tekening en de stijl ervan, met name het schrift, wijkt wat af van wat meestal bij baas Hoek werd geproduceerd. De gevels zijn echter typerend voor de panden die er in de zijstraten werden neergezet. Bordewijk was in 1908 nog maar 21 jaar en net als Otto Dicke nog student en volontair op het kantoor van Gerrit van Hoek. Het is dan ook geen wonder dat baas Hoek deze rij eveneens bouwde.

De complete rij van 14 woningen

Jan Blok verkocht het terrein begin 1909 aan diezelfde Reinier Bordewijk en nog dat jaar waren de huizen af. Daarna nam Gerrit van Hoek het hele blok in 1910 van hem over en verkocht ze in de jaren daarna per stuk aan nieuwe eigenaars. Hopelijk maakte Reinier er wat winst op.

Plattegronden van de twee typen woningen

Het waren net wat grotere huizen dan die in de Hendrik- en Sophiastraat. De kamers waren wat breder en langer, er zat geen alkoof in en er zat een serre achter, onder een balkon. De voorkamer heet op de plattegrond de Salon en het huis heeft een echte Vestibule en een ruime trapopgang daarachter. De keuken is dan wel inpandig en niet in een aanbouw, maar hij is eveneens breder en dieper dan elders. Op de verdieping zijn naast de open zolderruimte twee slaapkamers en een ‘logeerkamer’; ook iets dat je niet in de gewone arbeidershuizen vindt. Het is geen Emmastraat plattegrond, maar hij is ruimer dan de rest van de rijtjeswoningen.

Reconsructie van de typen huizen naar de originele tekening

De rij wordt in de Zuidhollandse Monumenten Inventarisatie (ZMI) beschreven als “eenlaagswoningen met een mansardedak parallel aan de straat” met “steekdaken” boven de “erkers met balkons met afgeschuinde hoeken of rechthoekig. In het laatste geval tegen elkaar aangebouwd.” Boven de erker is de gevel ‘risalerend’ (vooruitspringend) met wolfsgevel of recht afgesloten met een tentdak. Als je echter goed kijkt wijkt de huidige situatie, die wat bouw bedreft niet gewijzigd is, af van de tekening. Tijdens de bouw heeft baas Hoek de nodige nogal ingrijpende besluiten genomen.

Op deze foto van dichtbij (ca 1987) is te zien hoeveel variatie er in de balkonhekken te zien is, maar dat de balkondeuren nog overal hetzelfde zijn

De balkons en hun hekken van de rechthoekige erkers zitten, net als de erkers, tegen elkaar aan. De deuren met hun ramen ernaast zijn nu bij alle balkons hetzelfde, hoewel ze inmiddels dikwijls zijn gemoderniseerd met een andere roedeindeling. In enkele bovenramen zit nog wel glas-in-lood, maar met die modernisering is dat elders wel verdwenen. Veel van de balkonhekken zijn ook nogal rigoreus aangepakt. Op de begane grond zit nog wel wat meer origineel glas-in-lood, plus wat aangepast glas-in-lood in een eenvoudiger vorm. Er is zelfs een voordeur die een middenpaneel van deze ruitjes heeft. Het opvallendst is dat de ingang op de begane grond, de voordeur dus, is gespiegeld in vergelijking met het originele ontwerp. Het raampje naast de deur zit nu aan de kant van de erker en niet naast dat van de deur van de buren.

De kleuren van de entree van nummer 10

Deze kant van de Frederikstraat staat erom bekend dat hij nog tamelijk authentiek is, maar hierboven en aan de foto’s hebt u kunnen zien dat dat nogal tegenvalt. Hoe de staat van de huizen is weet ik niet, maar ik vond het altijd leuk op te zien dat de kleuren van het houtwerk van nummer 10 het olijfgroen laten zien waarvan schilders zeggen dat dat op meer huizen in de wijk moet hebben gezeten.

Wordt vervolgd

Naar boven

De rijtjeswoningen 1907-1910 – 2

De Hendrikstraat oneven

Naast het in 1906 ontworpen rijtje 29-39, was nummer 23-27 het eerst aan de beurt. Nog tijdens het bouwen van de oudste huizen, in 1907, was het perceel ernaast door eigenaar Jan Blok aan Van Hoek verkocht en die bouwde er een rijtje met exact dezelfde decoratieve gevels. Het kwam in 1908 af, maar in 1907 waren ze alle drie al verkocht.

Reconstructie van een deel van Hendrikstraat 23-27. De dakkapellen zijn op een bepaald moment aanzienlijk vereenvoudigd. Of zijn ze nooit zo gebouwd?

Ten noorden van de percelen waarop de huizen langs de Frederik-, Sophia- en Hendrikstraat gebouwd zouden worden lag, boven de gedempte noordelijke sloot van het landgoed van de heer van Dubbeldam een brede strook land. Middenover dit perceel was de Mauritsstraat (nu Mauritsweg) gepland. Dit gebied zou nog tot 1920 grotendeels onbebouwd blijven. Alleen op nummer 2 zou in 1912 een groot villa-achtig pand gebouwd worden, met een fabriek erachter. Nu is nummer 2 een gemeentelijk monument.

Omdat er tot ca 1920 vanaf de Mauritsstraat  nog niets stond is de nummering van de straten nogal gewijzigd. Dus op het eerste perceel na de voormalige sloot werd in 1907 begonnen met nummer 1, maar nu is dat nummer 7, omdat er drie panden vóór kwamen te staan. Ik houd de nieuwe nummering aan, dan kan de lezer makkelijker zonder de kluts kwijt te raken zien hoe de panden er in het echt uitzien.

Nummers 7-9 nog met ‘kastrandje’

Op de erfscheiding van dit onbebouwde perceel met dat van de Hendrikstraat had ene B. Kraaijeveld, een sleepbootkapitein, in 1907 een stuk grond gekocht. Hij liet Gerrit van Hoek er in september 1907 een tekening voor twee tegen elkaar staande huizen (7-9) voor maken met de bedoeling dat die ze ook zou bouwen. Inmiddels verkocht Blok de nog overblijvende 6 percelen (11-21) aan particulieren. Van Hoek zorgde ervoor dat die eerste aan 9 aansloten en dat de laatste tegen nummer 23 aanstootte.

De rij 11-21, een voortzetting van 7-9

In de bouwtekening van 7-9 staat nog een Hoeks ‘kastrandje’ onder de goot, maar dat is niet gemetseld. Misschien was het decoratieplan van de eerder gebouwde woningen in de rij toch wat te duur uitgevallen en werd nog in 1907 besloten het wat eenvoudiger aan te pakken. Deze rij, dus 7-21 is in één keer gebouwd, want er is geen bouwnaad tussen 9 en 11. De rij was in 1908 af.

Bewijs dat de rij in een keer is gebouwd: geen bouwnaad tussen 9 (rechts) en 11
Het verschil in decoratie tussen dit rijtje en de iets oudere rij ernaast (zie bovenaan dit blog) is opvallend hoewel er maar net een jaar tussen zit

Er was toen na nummer 39, nog ruimte voor één huis. Dat zou tegen de erven van Emmastraat 13-23 aansluiten en die van de eerste drie huizen daar flink verkorten. Hier kwam dan nummer 41, een tamelijk hoog huis, waarvan de onderverdieping een metselaarsbergplaats werd. Het perceel was gekocht door metselaar Jan van Heeren, die het huis in 1909 zelf bouwde. Er is een mooie foto van dit huis uit ca 1920, waarop, waarschijnlijk, Jan van Heeren poseert, terwijl zijn gezin uit de vensters hangt.

Ook dit huis staat er nog steeds en is, van buiten in ieder geval, nog in goede staat. Het past perfect bij de kleurigheid van het ‘oudste rijtje’ aan de straat en heeft een speelse afwerking van de topgevel met zijn korte trapjes. Die top is nu wel aan het slijten en zou wel een opknapbeurt kunnen gebruiken. De originele dubbele bergplaatsdeuren zijn nog aanwezig en ook het glas-in-lood is nog gaaf. Na de dood van Van Heeren (1955) is zijn weduwe er nog blijven wonen en na haar dood in 1966 hebben haar kinderen het huis in 1967 verkocht.

1909 was ook het jaar dat baas Hoek in de Emma-, Sophia- en Frederikstraat rijen bouwde. Maar ik maak eerst even de Hendrikstraat af voor ik aan die straten begin.

Wordt vervolgd

Naar boven

De Emmastraat 8

Nummer 25

Ook het laatste open stuk aan de Emmastraat tussen de Sophiastraat en de Frederikstaat was van Jan Blok uit ’s-Gravendeel. In 1913 werd het eerste van zes percelen waarin het was onderverdeeld gekocht door Leendert van Roosendaal (1872-1933), commissionair in granen, van de Dubbeldamseweg Noord 12. Hij vroeg al op 6 maart 1913 vergunning aan om op de hoek van de Sophiastraat een herenhuis te laten bouwen. Men kreeg toestemming en firma Schulders en Tas uit de Nieuwstraat ging er aan de slag.

Emmastraat 25 gevel uit 1913

Op 5 oktober van dat jaar werd bevestigd dat het huis af was en de eigenaar trok er met zijn gezin in. Dat bestond, behalve uit hemzelf, uit zijn vrouw Geertruida Corpeleijn en de kinderen Cornelis Johannes (geb. 1899), Agatha (geb. 1900) en Alida Wilhelmina Philippina (geb. 1902). De laatste werd onderwijzeres; een veel voorkomend beroep bij de bewoners van de Emmastraat. De weduwe Van Roosendaal verhuurde het na de dood van haar man in 1933 en na haar dood in 1962 kwam het huis aan zoon C.J. Hij was journalist en heeft tot 1973 in het huis gewoond. Hij zei van zichzelf dat hij de laatste Van Roosendaal in Dordrecht was.

Plattegrond van Emmastraat 25 1913

Nummers 27-37

Het laatste rijtje aan de Emmastraat, na het bouwen van nummer 25, heeft een wat ingewikkelde geschiedenis. Nadat de andere vijf percelen door Blok aan Simon Hurkmans, timmerman aan de Voorstraat 278, waren verkocht was het eerst de bedoeling dat er een rijtje van drie boven- en benedenwoningen zou komen met de nummers 27-31 (zwart en rood). Hurkmans vroeg daarvoor op 24 april 1914 vergunning aan. Vlak daarna werd er besloten dat er ook nog een hoekhuis met een verdieping zou komen op de hoek met de Frederikstraat en in die straat nog een enkele woonhuis. Er werd ook een bouwtekening geleverd waarop om de hoek niet minder dan drie kleine woningen met flinke erkers in plaats van één waren getekend. Maar ook die werden weer doorgeschrapt. Bouwvergunning werd dus op 7 mei 1914 verleend voor vier huizen in de Emmastraat en één in de Frederikstraat.

De afgekeurde panden aan de Frederikstraat

5 februari 1915 werd hiervoor pas een officiële vergunning verleend, nadat een nieuwe tekening was gemaakt van één flink pand aan de Frederikstraat en een tamelijk ingewikkeld hoekpand. Op 3 april 1915 was inmiddels het rijtje van drie afgekomen. Er waren echter problemen met het dak van het hoekhuis: het was te ingewikkeld. En daardoor werd het te duur. De bouwer, J. Kompier uit Hurkmans’ Stoomtimmerfbriek aan het Matena’s Pad (zwager van Simon Hurkmans), kreeg op 8 april 1915 te horen dat de kap eraf moest en dat dit laatste huis in de rij en dat om de hoek een plat dak moesten krijgen. Zo gebeurde het. Op 10 juli 1915 was de hele rij af en dat werd door burgemeester en wethouders op 19 juli van dat jaar bevestigd.

De rij Emmastraat 27-37 in 1915

De rij is door die wijzigingen wat onevenwichtig geworden, te meer omdat inmiddels het middelste van puntdakjes op het uitstekende balkonportaal verdwenen is. Op de foto bovenaan het blog, die uit 1938 dateert, zit het er nog wel op. Die torentjes doen een beetje baas Hoek-achtig aan, evenals de geel en oranje strekken boven de ramen en deuren. De speklagen zijn echter on-Hoeks neutraal beige. Nummer 25 is dan in vergelijking met de andere panden wel weer erg eenvoudig en terughoudend zonder enige kleur of versiering. Hier zit (nu) een simpele roedeverdeling met groen glas erachter in de bovenramen, terwijl in de rij ernaast daar een versie van glas-in-lood met een midden-medaillon zit. Kortom: dit is een wat bedaagdere versie van de Gerrit van Hoek-rijtjes in de straat.

De rij Emmastraat 25-37 op de foto in begin 2021

Het blokje in de Frederikstraat, tenslotte, wijkt ook nog af van de laatste tekening, omdat er nu een ensemble met twee woningen (38-40) met twee voordeuren van is gemaakt. Hier zit ook geen glas-in-lood meer in. Het vreemde is dat na het Emmaplein het eerste dubbele huis in de Frederikstraat de nummers 40-42 heeft en dat op de plaats waar in het andere stuk het nummerbordje 40 zou moeten zit niets te zien is.

Het aanzicht van het pand aan de Frederikstraat 38. Inmiddels it er rechts van deze voordeur nog één

Wordt vervolgd

Naar boven

De Emmastraat 1

Ik krijg naar aanleiding van mijn blogs onregelmatig de vraag: wanneer doe je de Emmastraat nou eens? Daar is toch niet veel mis mee? Zo’n mooie sfeervolle straat… Dat ben ik natuurlijk eens met die vragenstellers, maar dat daar niks aan de hand is, is wat kort door de bocht. De huizen zijn inderdaad nog best gaaf. Juist omdat ze tamelijk groot zijn (in de bouwplannen werden het middenstandswoningen genoemd) wonen en woonden er dikwijls kapitaalkrachtige families in. Die hadden en hebben het geld om hun panden goed te onderhouden. Maar dat wil niet zeggen dat er in de 110-117 jaar dat ze er staan nooit rare dingen mee zijn gebeurd.

Het oudste rijtje, 1-11, is inderdaad al uit 1907. Kort nadat baas Hoek in 1906-07 zijn eerste rij arbeidershuizen aan de Hendrikstraat had gebouwd en aan het show-rijtje Willemstraat 1-9 was begonnen (nu een gemeentemonument) plande hij een rij veel sjiekere en grotere huizen dan die aan de Hendrikstraat. Ze moesten aan de Emmastraat komen, vanaf de hoek met de Dubbeldamseweg tot aan de hoek van de Hendrikstraat. Aan een straat die genoemd was naar de geliefde, toenmalige, koningin-moeder moesten het wel woningen van een bepaalde stand zijn. Waarschijnlijk waren ze erg succesvol, want hij begon al in 1908 met een ander rijtje aan de Emmastraat, 13-25. En dat terwijl hij in 1907 al begonnen was de rest van de Hendrikstraat tussen Mauritsstraat en Emmastraat vol te bouwen en in 1908 ook nog de hele Sophiastraat afwerkte en de even rij aan de Frederikstraat begon.

Er is een zeldzame foto van de Emmastraat waarop de eerste drie rijen staan in een verder nog leeg gebied. Ik schat hem kort na de bouw, misschien nog in 1908, maar waarschijnlijk in 1909 genomen, want er staan nog geen huizen aan de Dubbeldamseweg. Het hoekhuis van die weg met de Leliestraat (nu 150) is nog te zien en we weten dat Van Hoek in 1910 aan dat deel van de weg ging bouwen.

De Emmastraat ca 1909, links de rijtjes 13-25 en 1-11 en rechts 2-12. In het midden de Rozenstraat met op de hoeken links Dubbeldamseweg128 en rechts nr 130. Tussen de twee eerste rijen ligt de Hendrikstraat, op de voorgrond links de Sophiastraat en rechts de oostkant van wat nu het Emmaplein is, maar dat begon als een plantsoentje.

Pas in 1913 en 1914 werden de andere twee rijen in de straat gebouwd. Dat was geen werk van baas Hoek meer. De nrs. 14-34 uit 1913 waren van Abraham (Bram?) Brand die een timmerbedrijf aan de Suikerstraat had. In 1914 bouwde timmerman Simon Hurkmans van de Voorstraat de nummers 27-37 en het daarbij aansluitende pand om de hoek van de Frederikstraat, nummer 38. Het is verwonderlijk om te zien hoe die rijen afweken van wat baas Hoek tot dan toe allemaal gebouwd had. 27-37 sloten nog wel een beetje aan met hun torentjes, maar het was een veel minder symmetrisch ensemble. Met name 14-34 was toch wel anders en het waren ook boven- en benedenwoningen, in tegenstelling tot de eensgezins panden in de rest van de straat. Maar daar ga ik het later over hebben.

Ik ga in de volgende blogs achtereenvolgens de vijf rijtjes aan die straat behandelen. Er is tamelijk veel van de plannen en bouw bewaard gebleven en er zijn ook nog wat leuke oude foto’s van de straat.

Wordt vervolgd

Naar boven

De naam Krispijn 5

De weg en de wijk

De Spuiweg was altijd het verlengde van de Spuistraat binnen de stadsvesten nadat die bij de Spuipoort eindigde. Sinds het verwijderen van die poort loopt hij nu van de Spuibrug, via de Krispijntunnel, tot de Hugo de Grootlaan. Vanaf de bocht daar wordt hij Krispijnseweg genoemd. Voor de spoorlijn er lag liep ze nog veel verder zuidwaarts. Al op kaarten uit de 17e eeuw komt, zoals u zag, de naam voor als Speuyweg.[1] Zelfs de bocht naar het zuid-oosten zat er al in; die begon na het kruisen van de zogenaamde Boerenkil, een rest van de in de 16e eeuw geplande maar nooit afgemaakte vestingwerken. Hij liep toen door onbebouwd landbouw- en weidegebied.

Bewerking van de kaart uit 1673 met de originele tekst. De donkergroene lijnen zijn bomenrijen zoals ze op de originele kaart zijn aangegeven.

Daar waar hij op de zuidelijke dijk van de polder Oud-Dubbeldam,[2] de Oudendijk, stuitte stonden dus ‘Krispijn’ (het pand dat die naam kreeg was aanwezig in 1673) en Stadvliet (gebouwd 1663). Het stuk dijk dat hier verder naar de stad en de Weeskinderendijk loopt heette sinds de ontginningen van de Oud Dubbeldamsche Polder rond 1600 de Brouwersdijk. Een glimp van het begin van die weg in de 18e eeuw krijgt u uit de aquarel van Wouter Dam uit 1786 bovenaan dit blog. Links ziet u de Dubbeldamse watemolen in de Watermolenweide en rechts de heg en wat bijgebouwen van de buitenplaats Weizigt, met daarachter te korenmolen de Oranjeboom. De Grote Kerk staat in het midden, natuurlijk. De rest van de weg was geheel onbebouwd; er stonden alleen twee rijen bomen naast.

De Krispijnseweg vóór 1930, die een indruk van de bomenrijen geeft

Dit stuk land werd pas in 1904 door de gemeente van enkele particuliere eigenaren aangekocht, met de bedoeling er een nieuwbouwwijk aan te leggen.[3] Het verschil met Nieuw-Krispijn-Oost – waar men al sinds 1893 bouwde – was dus dat daar de particuliere grondeigenaren de Bloemenbuurt en de Oranjebuurt zelf uit de grond stampten. Zoals de heer Blok uit ’s-Gravendeel die het landgoed van erfgenamen van de heer van Dubbeldam had gekocht en die door baas Hoek werd overgehaald om het vanaf 1906 door hem te laten bebouwen.

Omdat de gemeente het land tussen de Spuiweg en de Brouwersdijk in bezit had ging het daar anders. De nieuwbouw van de wijk vond dus plaats onder toezicht en met vergunningen van de dienst Bouw- en Woningtoezicht (sinds 1910) die de opdrachten gaf aan de ontwerpers-architecten en de aannemers/bouwbedrijven. Er werden plannen gemaakt door architectenbureaus die vervolgens hele buurten ontwierpen. Een uitzondering zijn de Hooft-, Vondel-, Cats-  en Huygensstraten en hun zijstraten die in tamelijk korte rijtjes door timmerlui-aannemers volgens eigen ontwerp werden gebouwd. Dat gebeurde al snel na de aankoop van het gebied. De oudste bouwvergunningen dateren al van 1903 en de laatste zijn van 1913. Aan wat toen nog de Spuiweg heette werden ook al rond 1905-10 tussen de Hooft- en de Catsstraat een rij dubbele woonhuizen ontworpen, waarvan al snel de begane grond werd verbouwd tot winkels met bovenhuizen. Zo konden de buren in die straten erachter daar hun boodschappen doen.

Het oudste stukje Oud-Krispijn op de kaart van 1912

Door een bouwcrisis veroorzaakt door de politieke toestand tijdens de Grote Oorlog (1914-1918), zat er echter een kleine tien jaar tussen dat gedeelte van die buurt en de rest van die wijk. Daar kwam de bouw pas na 1918 op gang. Pas in 1921 kreeg de wijk zijn straatnamen. En over de Brouwersdijk heen was het nog later voor de buurten daar verrezen.

De bijna voltooide rij huizen tussen de Nicolaas Beetsstraat en het J.P. Heyeplein in 1918-19

De vraag is nu: wat was er eerder de weg- of de wijknaam? En wanneer werd de wijk gesplitst in Oud en Nieuw?

Uit de verleende bouwvergunningen blijkt duidelijk dat in 1917 de weg nog steeds Spuiweg heet, maar dat al gesproken wordt over een nieuwe naam. In 1919 wordt op bouwaanvragen de naam Spuiweg doorgestreept en vervangen door Krispijnsche Weg. In 1918 werd de naam dus officieel veranderd. Vanaf 1920 komt de nieuwe naam voortaan alleen voor. Dan worden tot 1922 in de sloten langs de weg rioolbuizen gelegd en trottoirs aangelegd, terwijl de bouw van huizen en winkels naar het westen toe gestaag doorging tot ongeveer 1930.

Gezicht op de winkels langs de Krispijnseweg, 1940

In geen van de bronnen tussen 1890 en 1930 die ik geraadpleegd heb wordt er van een wijk Krispijn gesproken of van Oud- en Nieuw-Krispijn. Archivaris Jan van Dalen was, naar mijn beste weten, de eerste die in 1931 de bebouwing tussen Brouwersdijk en Krispijnseweg Krispijn noemde.[4] De Heus noemt in een artikel in Oud-Dordrecht uit 2015 dat “in de marge van het algemeen plan van uitbreiding van de gemeente Dordrecht uit 1932 [Krispijn] officieel als wijknaam [werd] vastgesteld.[5] Hij gaf helaas geen bron voor deze bewering.

Ik heb verder de indruk dat pas na de oorlog met de opvulling van het weidegebied tussen de Krispijnseweg en de Frederikstraat werd gesproken over Oud- en Nieuw-Krispijn. Waarschijnlijk was dat omdat de nieuwbouw van rijen witte huizen en flats zoveel nieuwer leek dan die tussen de jaren tien en dertig gebouwde woningen aan de westkant van de Krispijnseweg. Waarbij dus vergeten werd dat de Bloemen- en de Oranjebuurt er al respectievelijk sinds 1893 en 1906 lagen en veel meer de naam Oud-Krispijn verdienden. Al is het natuurlijk wel zo dat zij in wezen niets met Krispijn en de Krispijnseweg te maken had, maar dat daar de Dubbeldamseweg de ruggegraat van de wijk was en is. Eigenlijk zou onze buurt dus gewoon anders moeten heten.

Uitsnede uit de stadsplattegrond van 1956 toen Nieuw-Krispijn, de Nassaubuurt, klaar was…

Is die situatie nog terug te draaien? Ik vrees dat dat moeilijk zal gaan worden. Wel verrijst er inmiddels tussen Nassauweg en Frederikstraat een geheel nieuwe wijk, die behalve wat stratenpatroon betreft niets meer met beide wijken te maken heeft. Misschien moet alleen dit stuk vanaf de Frederikstraat tot aan de Krispijnseweg voortaan maar Nieuw-Krispijn heten. Daar zijn voornamelijk Nassaus vernoemd, terwijl aan ‘onze’ kant de 19e eeuwse koninlijke familie overheerst: de Oranjes. Dan geven we ‘ons’ wijkje met als as de Dubbeldamseweg gewoon weer de namen Bloemenbuurt en Oranjebuurt. Maar dan moet mijn mobiel wel mijn positie van Bloemenbuurt in Oranjebuurt veranderen, want ik woon niet in de bloemenstraten.

Hierna komt nog één blog over de naamgeving van de wijk, waarin ik een samenvatting en conclusie geef aan de hand van de gegevens over de oprichting van Nederlands oudste nog bestaande tekengenootschap, Pictura (1774).

Naar boven

Literatuur

Balm-Kok, A., In den Entvogel, Twijnderij in de Kannekoopersbuurt (Dordrecht 2024).

Benschop, R., T. de Bruijn en I. Middag, Historische atlas van Dordrecht. Stad in het water (Nijmegen 2013).

Dalen, J. van, Geschiedenis van Dordrecht I (Dordrecht 1931).

Frijhoff, W., H. Nusteling en M. Spies, Geschiedenis van Dordrecht van 1572 tot 1813 (Hilversum/Dordrecht 1998).

Heus, J. de, ‘Van Lantsyde en Poortsyde tot Jan Eijkelboomsteegje. De geschiedenis van de straatnamen op het Eiland van Dordrecht (4)’, in: Oud-Dordrecht 33 (2015) 81-88.

Linden, S. van der, De heiligen. Levens, kalenders, attributen, patronaten, iconografie (Amsterdam/Antwerpen 2002).

Lips, C.J.P., Wandelingen door Oud-Dordrecht. 2 delen (Zaltbommel 1974).

Schaar, J. van der, Woordenboek van voornamen. Inventarisatie van de doop- en roepnamen met hun etymologie (Utrecht/Antwerpen 1969).

Wijk, W. van, red., Dordt in de kaart gekeken (Zwolle/Dordrecht 1995).

Wijk, W. van, Historische atlas van de Biesbosch (Zwolle 2012).


[1] Benschop, e.a. (2013) 32.

[2] Ingepolderd tussen 1589-1603. Zie Benschop, e.a. (2013) 28.

[3] Van Dalen (1931) 118.

[4] Van Dalen (1931) 118.

[5] De Heus (2015) 81.