Dubbeldam 2

Het hedendaagse Dubbeldam – sinds 1970 een wijk van Dordrecht – is pas vanaf even voor het jaar 1600 opgebouwd, kilometers verwijderd van de oorspronkelijke plek van het dorp. Dat lag ergens in de buurte van de Weeskinderendijk. Daar ongeveer mondde de oeroude rivier de Dubbel uit in wat we nu de Oude Maas noemen, maar wat heel lang de Merwede werd genoemd. In die monding werd eind jaren 70 van de 13e eeuw een dam gelegd, die vanzelfsprekend de naam Dubbeldam ontving. Het vroegere Papengat kan een rest van de monding van de Dubbel zijn geweest, zodat de dam ongeveer op de plaats lag waar de huidige Dokweg in de Laan der Verenigde Naties overgaat. Vroeger heette het daar de ’s-Gravendeelsedijk. In de dam werd een sluis gebouwd waardoor het lokale scheepsverkeer – vooral kleine boten – voortgang kon vinden.

Aan die dam, met zijn sluis en de daarbij horende bedrijvigheid, onstond aan weerszijden een kleine nederzetting. Er stonden wat huizen, maar niet veel. Langs de Dubbel lagen naar het oosten toe wat andere ambachtsheerlijkheden met namen als Wolbrandskerke, dat later Cruyskerke werd, en Erkentrudenkerke dat ongeveer op de plaats van het huidige Dubbeldam lag. Dat laatste dorp lag in de heerlijkheid Tolloysen. Het eigenlijke damdorp breidde aan de oever van de rivier wel langzaam uit tot het Wolbrandskerke naderde, maar een echt dorp – met een kerk – is het daar waarschijnlijk nooit geworden. De buurtschappen ten zuiden van de Dubbel maakten deel uit van de polder Tieselenswaard tussen Dubbel, Merwede en Maas, samen met Tieselenskerke, Ammekerke, De Mijle, Poelwijk, Leiderkerke, Nesse en Polre. De Tieselenswaard werd door de Dubbeldam (en die in de Maas bij Maasdam) beveiligd tegen hoog water.

Reconstructie van Dordrecht, de Dubbeldam en de Tieselenswaard vóór 1420. Ik heb gebruik gemaakt van de reconstructie van de Grote Waard door Willem Janssen (2021). Om de verhouding met nu te laten zien heb ik de locatie van de begraafplaats aangegeven

Zoals gebruikelijk in de middeleeuwen vormden die dorpen een serie ‘ambachtsheerlijkheden’ met elk hun eigen heer. In een hoge heerlijkheid had de heer daarbij het recht de doodstraf uit te spreken. Zoals overal in Holland was de graaf daar de uiteindelijke hoogste baas en bepaalde die hoe de heren hun onderdanen moesten behandelen en inde samen met hen de belastingen die de boeren moesten betalen voor het land dat ze bebouwden. De Tieselenswaard – dicht onder de stad – was een nogal eigenwijze polder waar veel rijke Dordtenaren bezit hadden. Ze wisten van de Hollandse graaf Floris V al in 1282 voorrechten of privileges te verkrijgen waardoor ze in het geheel van de Grote Waard een eigen tamelijk onafhankelijke status opbouwden. Dat privilege was een teken van dankbaarheid van de graaf voor hun hulp bij het onderwerpen van de Westfriezen. Dordrecht als zijn belangrijkste stad en diens omgeving hadden hem met hoge geldleningen en militaire hulp gesteund.  Opvolgende graven verlengden en bevestigden die privileges, tot het niet meer kon. Na de Elizabethsvloeden overstroomden namelijk de vruchtbare akkers en weiden en was er weinig meer te oogsten, te melken of te slachten. De (ambachts)heerlijkheden verdwenen uit de geschiedenis.

Afschrift van het handvest van de Tieselenswaard uit 1282 zoals het staat afgedrukt in
Matthys Balens Beschrijving van Dordrecht uit 1677

Dubbeldam, dat boven de Dubbel bijna tot de stadsvesten reikte, vormde een kleine ambachtsheerlijkheid. Die viel aanvankelijk in de 13e eeuw onder de heren Uten Polre. Jan heren Genemansz Uten Polre, die ook enkele andere ambachten in de waard beheerde, was toen heer. Later, in de 14e eeuw, kreeg Dubbeldam zijn eigen heer. In 1318 was dat zelfs een niet adellijk persoon, Claes Oem, een rijke wijnkoopman. Dat was zeer ongewoon in die tijd.

Op den duur, tot aan de Elizabethsvloed, vererfden die ambachten op allerlei andere families en werden heerlijkheden samengevoegd en weer van elkaar losgemaakt. Rond 1360 kwam het ambacht via de nakomelingen van Clais aan de Dordtse schepen Jan van der Halle. Zijn dochter Katharina was getrouwd met Aper uter Mijle, heer van het gelijknamige naast Dubbeldam gelegen ambacht aan de dijk van de Merwede. Zo kwam het in de late 14e eeuw aan die familie.

Bovenaan het blog een gezicht in Dubbeldam in 1903.

Wordt vervolgd

Naar boven

Dubbeldam 1

Voor ik de laatste blogs over het bouwen van de rijen aan de straten van Nieuw-Krispijn-Oost ga schrijven, wil ik de lezers toch even op de hoogte brengen van de Dubbeldamse geschiedenis van ons grondgebied. Iedereen zal inmiddels wel weten dat Dordrecht in 1903 via een grenswijziging ten koste van het dorp Dubbeldam een flink stuk groter werd. Er bestaat een schetskaart uit 1902 waarop die geplande uitbreiding te zien is. Er is zelfs vast een tweede uitbreiding geprojecteerd die pas jaren later werd gerealiseerd.

De schetskaart met het plan voor de uitbreiding van Dordrecht in Dubbeldam, 1902

De lezers van mijn blogs hebben inmiddels ook gezien dat er aanvankelijk over de spoorlijn alleen aan het begin van de Spuiweg (later werd dat de Krispijnseweg) en de Dubbeldamseweg wat buurtjes ontstonden. Daaruit bleek duidelijk dat er vanuit de gemeente geen plannen waren voor de indeling van de toegenomen ruimte. De beide wegen fungeerden dus gewoon als traditionele ruggengraat waar wat zijstraten op uitkwamen. Eerst was dat de Bloemenbuurt tussen Dubbeldamseweg en de spoorlijn (1895) en wat later de dichtersbuurt ten westen van de Spuiweg (1903), de basis van Oud-Krispijn. Vervolgens werd door Van Hoek en Blok in 1905-1906 de gok genomen om het gebied ten westen van de Dubbeldamseweg te bebouwen. Pas vanaf 1915-1917 ging men vanuit het stadhuis nadenken over hoe de nieuwbouwwijken ingevuld moesten worden. Bij gemeentewerken werden schetskaarten gemaakt, maar die kwamen niet door de raad. De architect J.E. van der Pek, die al veel ervaring had met sociale woningbouw in Amsterdam, werd daarna ingeschakeld en maakte in 1917 ook een ontwerp. Ook dat haalde het niet, hoewel er wel elementen uit werden overgenomen.

Hoewel in het overzicht Dordrecht. Architectuur en stedenbouw 1850-1940 (2002)als bijschrift bij de sterk verkleinde kaart van Van der Peks plan staat: “Dit plan werd in de jaren 1917-1930 grotendeels uitgevoerd”, klopt daar niets van. Houd de illustraties maar eens naast een moderne kaart van Krispijn en het Land van Valk. Pek plande zelfs een villawijk ten zuiden van het Weizigtpark.

Het plan van Van der Pek, 1917

Van der Pek overleed trouwens in 1919 en heeft de afkeuring van zijn ontwerp niet meer meegemaakt. De Grote Oorlog en de nasleep ervan zorgden verder voor grote vertraging in de bouw. Het zou nog tot de jaren twintig duren voor er wat systeem in de bouw van met name de wijk Krispijn zou komen. En dat gold ook voor het aangrenzende Land van Valk. De daarna om zich heen grijpende economische crisis van 1929 hielp er ook niet aan mee. De open ruimte tussen Krispijnseweg en Frederikstraat werd daarom pas na 1945 ingevuld.

Tussen 1871 en 1903 werden bewoners ten zuiden van de spoorlijn nog gewoon in de burgerlijke stand van Dubbeldam ingeschreven. Baas Hoek is er bijvoorbeeld geboren en getrouwd en zijn eerste kind werd nog op Dubbeldams grondgebied geboren. Maar wat was dat voor een gemeente? Dat vergt de nodige uitleg. Het dorp is lang zo oud niet als Dordrecht, maar de naam gaat wel ver terug. Tot in de 13e eeuw zelfs. Maar toen lag het op een heel andere plaats dan nu. U zult begrijpen dat de Elizabethsvloed daar iets mee te maken had. In de volgende blogs leg ik uit hoe dat zat.

Bovenaan het blog ziet u een sfeerfoto van Dubbeldam in (volgens de Beeldbank) 1902, het jaar dat het dorp dus een groot deel van zijn landerijen aan Dordrecht verloor.

Wordt vervolgd

Naar boven