Winkels aan de weg 2

En omgeving…

Aan het begin van de Markettenweg, om de hoek van de Dubbeldamseweg (2-4), zat in 1925 een bedrijf dat door de eigenaar een ‘inrichting voor het beproeven van electrische machines en apparaten’ werd genoemd. Ik heb geen idee wat ermee werd bedoeld. Net als de sigarenhandel Industria op de hoek is het pand door de Duitsers in mei 1940 verwoest.

Slagerij Van der Eijk op nummer 49/71 in de jaren ’30

De slagers Braun (43-59) sinds 1917, Nodelijk, later Van der Eijk (49-71) en Verboom (88-126) waren eigenlijk vanaf het begin van  de bouw aan de weg aanwezig. Aanvankelijk waren het allemaal spekslagers, maar ze verkochten op den duur ook rund- en kalfsvlees. Ze maakten er ook hun eigen worst en rookten er spek, waarvoor ze hinderwetvergunningen aan moesten vragen. Aart Bons, die op het laatst in de zaak van Van der Eijk zat, begon daar niet meer aan. Maar hij beende de karkassen nog wel zelf uit. En hij verkocht lekkere paardenworst, een typisch Dordts product.

Gezicht uit ca 1935 op bakkerij de Korenaar van, toen nog, Landsmeer uiterst rechts op 90, slager Verboom links daarnaast. De winkel met de markies op de hoek van de Bloemstraat is die van Buster

De  bakkers Koomans (53-79), Landsmeer (eerder Sterrenburg en later Kooper en Heersping; de winkel heette de Korenaar (90-128)) en Schepers (121a) verkochten naast brood, koek en beschuit ook zelf gemaakt banket. Heersping, die het vak in Hilversum en Wassenaar had geleerd, vervaardigde zelfs suikerwaren. Schepers kwam in de benedenetage van Emmastraat 1, waar in 1951 een ingang en etalage werd gemaakt en waar een bakkerij achter werd gebouwd. Koomans stopte er in 1967 mee en in de jaren ’70 werd het pand tot café verbouwd. Tot het in 2023 werd opgeheven heeft het de naam De Pui gedragen.

De kantoorboekhandel van Vos op de hoek met de Mauritsweg in ca 1970 met de gemoderniseerde en daarbij volkomen verwoeste pui en de verzakte ingangspartij van de bovenwoning links

In het laatste benedenhuis van de rij voor de Emmastraat kwam op 121 de kantoorboekhandel-leesbibliotheek van Vos, later Vos en Van der Leer. Ze zouden na de oorlog nog naar Dubbeldamseweg 49 verhuizen, waarvoor de gevel van dit herenhuis grondig werd verbouwd en verpest.

De rijwielwinkels en de bijbehorende reparatiewerkplaatsen waren ook al vroeg aanwezig. Fas Verschoor had zowel aan de oneven zijde 51 (75) een winkel en op 74 aan de even kant (110) een werkplaats en later eveneens een stalling. Op de hoek van de weg en de Madeliefstraat, nummer 112 (156), zat dan nog de fietsenwinkel van Isendoorn.

De fietsenzaak van Verschoor op nummer 75. Let op de aparte etalage met glas-in-lood en de typerde baas Hoek deur links

Daarnaast in dit rijtje huizen uit de vroege jaren ’20 zat op 110 (154) drogisterij ‘De Vijzel’ van de firma S.W. van Proosdij, waarbij J. F. van de Rest, drogist was in dit filiaal. De winkel heeft er nog tot in de jaren ’90 gezeten.

De kappers waren met drie zaken vertegenwoordigd. Je had Piet Martens op nummer 58 (80), Gravendeel op nummer 55 (85), later Wim Groesbeek, en de dames- en herenkapper Kerschkamp op nummer 79 (131). Gravendeel verhuisde op de duur naar de Krommedijk en Kerschkamp naar de Blekersdijk. Er was ook nog een kapperszaak op nummer 101 (173) maar daar weet ik niets van dan een naam: Seijffert.

De tabaksartikelenwinkel van Smits op de hoek Dubbeldamseweg 25-Markettenweg in 1909 gebouwd door baas Hoek

Op nummer 25 (29) zat Smits, later Industria, op 78 (116) zat Johannes Petrus Leonardus Buster uit Middelburg en op 93 (159) was Jan van Batavia gevestigd. De laatste kwam oorspronkelijk uit Zaltbommel. Ook nummer 92 (130) is nog tabaksartikelenwinkel geweest, maar daar weet ik weinig van behalve de naam Van Herwijnen. Allen dreven rokerswarenwinkels, die langzamerhand uit beeld verdwenen vanwege de bekende oorzaken. Later zat in 130 de Zonnebloem, een winkel voor gezonde produkten.

Gezicht in de Rozenstraat (ca 1970, nog zonder de doorlopende dakkapellen) met de tabakszaak van Van Herwijnen op nummer 130. De sigarettenautomaten namen de plaats in van de eerdere winkeldeur

Op 97 (165) zat Lodewijk Reuvers, de schoenmaker. In 1938 was hij nog maar 25 jaar. Over hem is ook zeer weinig te vinden.

De uitspanning Nieuw Dordrecht (48) uit 1873 in ca 1900 met de allang afgebroken panden 50-52 ernaast en een glimp van de rij 56-76. De weg had toen nog geen huisnummers

Op nummer 48 (68), vlak aan de spoorlijn, stond sinds 1873 de voorloper van het latere café: een soort boerderij met aangebouwde stal die direct al fungeerde als uitspanning en tapperij. Hij voerde de naam Nieuw Dordrecht. Hij had ook een stal en logement voor treinreizigers die op het Eiland moesten wezen. In 1904 brak brand uit in een schuur die het pand zwaar beschadigde. De eigenaar bouwde het complex in 1904-05 weer op in de stijl die nu nog vaag is te herkennen.

Het café in de tijd hier de rijexamens werden afgenomen (1974). Er zijn nog elementen van de bouw uit 1904 te herkennen

Vanaf de jaren ’20 stond het pand bekend als Café Versteeg, officieel café-restaurant-hotel met theetuin. In de jaren ’70 was het beroemd als Café Smits en was het het centrale punt waar schriftelijke rijexamens werden afgenomen in de serre (links) en het startpunt van waaruit je afreed voor de praktijk.

Het horecapand nummer 68 dat toen FF NIKS heette. De serre was dichtgetimmerd en boven huisden gastarbeiders

Het werd op den duur wit gestuct met groene accenten. De gevelbekroning is deels verdwenen en de roedeverdeling van de vensters is gemoderniseerd. Van de vroege art-decostijl van de gevel is niet veel meer over. De serre aan de tuinzijde is er echter nog steeds. Er hebben enkele café’s met rare namen in gezeten en het is nog steeds een horecapand, maar  corona heeft het laatste café de das omgedaan. Vorig jaar is het een sushibar- en grill met de naam Oishi geworden.

Dubbeldamseweg 76-84 in 2015, toen Dreamsat nog in 78 zat en de herenkapper nog in bedrijf was. Dat gold ook voor 84, waar een bordeel huisde


In december 1930 kreeg kapper Piet Martens toestemming het pand nr 58 (nu 80-82), waar hij naast woonde, te wijzigen in een ‘handel in parfumerieen en toiletartikelen’. Hij was er zelf ‘dames- en heerenkapper’. Hij liet de pui aanpassen en binnen kwam aan de straatzijde de winkel en achterin de salon. Tot voor kort is het al die tijd een (heren)kapperszaak gebleven. Piet Martens stopte in 1969 met de zaak en werd opgevolgd door Wim Groesbeek. Die stopte er begin van de 21ste eeuw mee. Daarna heeft er nog enkele jaren een Turkse kapsalon in gezeten, maar nadat die verhuisde werd het huis in drieën verhuurd aan meestal jonge kamerbewoners.

Boven het blog is te zien hoe het rijtje Dubbeldamseweg 71-83 er nu uitziet. U kunt zelf de vergelijking maken tussen de slagers- en de fietsenwinkelsetalage en met wat er nu van is gemaakt. Ook het café De Pui met zijn schreeuwende kleuren is bepaald geen voorbeeld van een smaakvol exterieur. Men kan wel zeggen dat het winkelgedeelte van de Dubbeldamseweg oneven er niet op vooruit is gegaan en eigenlijk gewoon lelijk is.

Wordt vervolgd

Naar boven

Winkels aan de weg 1

En omgeving…

Aan de Dubbeldamseweg zitten nu, in 2025, een sushi-restaurant, een snackbar, een afhaal- en bezorgcafetaria, een varkensslager, een poppenhuizenwinkel, twee kappers en een slechtlopend uitdragerijtje. Om de hoek in de Mariastraat zit Van der Linden nog, ijzerwaren en verfwinkel. Er zitten wel nog wat bedrijfjes die vanuit huis werken en er is sinds kort ook nog een verloskundigenpraktijk bij gekomen in de oude Hobbyhal. En natuurlijk is er de steeds groter wordende ALDI supermarkt. In de achter- en zijstraten zitten geen winkels meer. Alleen in de Hendrikstraat is nog een autobedrijf waar je je auto kunt laten repareren en keuren. Maar dat is natuurlijk geen winkel. Dat is alles:  negen ‘winkels’ en een supermarkt.

De gloednieuwe ALDI in 2022

In 1938 zaten hier 34 winkels, inclusief één aan de Markettenweg en twee in de Hendrikstraat. In 1955 waren het er 30 inclusief een aan de Hendrikstraat. Toen ik hier in 1988 kwam wonen zaten er nog 20. Het café aan de overkant, een herenkapper, een Turkse winkel van Sinkel, de snackbar Hobé, een sigarenboer, een groentenboer, De Zonnebloem, een gezonde productenwinkel, de hengelartikelenwinkel van Piet Borst, de Hobbyhal, doe-het-zelf zaak, de drogist, Aart Bons de slager, een dameskapper naast ons (die later even een curiosashop werd), een videotheek op de hoek van de Mauritsweg, er was nog even een duikartikelenwinkel annex duiklespraktijk, het café De Pui, bakker Schepers naast de Emmastraat, Erica, de bloemenwinkel. Aan onze overkant kwamen er ook nog twee zaken bij: de Schoenenreus, een schoenen- en kledingwinkel, en de ALDI.

Waar nu de parkeerplaats van de ALDI ligt zat in 2015 de Schoenenreus. In die winkel zat de eerste vestiging van de ALDI. Rechts de machinehandel van Van Randwijk, links het café

Daar hoorden dus ook de machinehandel van Van Randwijk bij (later dierenspeciaalzaak Jumper) en nog later een zaak op de hoek naast de kapper bij ons aan de overkant: eerst een lingeriezaak later een installatiebedrijf van satelietschotels. Ook waren er twee bordelen, maar daar merkte je weinig van. In het verborgene functioneerden nog twee wietplantages, tot daar kortsluiting en brand ontstond. In de Hendrikstraat zat een kleine supermarkt van de A&O, die de concurrentie met de ALDI niet lang heeft volgehouden. Om de hoek van de weg, in de Mariastraat, zat dan nog Van der Linden, waar je ook allerlei materiaal voor het opknappen van je huis kon kopen. Die zaak is er ook nog.

De zaak van Van der Linden in de Mariastraat begin 2024

Natuurlijk hoorde bij een nieuwe wijk een assortiment winkels om de bevolking te voeden en te laven, hun haar te laten knippen en en rokertje aan te verkopen. Er waren dus in de jaren ‘30 aan de weg drie bakkers, twee groenteboeren, vier kruideniers en drie slagers, drie sigaren- en sigarettenverkopers, drie kappers, twee rijwielzaken en -reparateurs aan de natuurlijke ader van de buurt, de Dubbeldamseweg, gevestigd. Verder was er een zuivelhandel, een drogist, een winkel in huishoudelijke artikelen en schrijfwaren, een boekhandel annex leesbibliotheek, een schoenmaker en een garen- en bandwinkel. En aanvankelijk één, later twee café’s. Ook was er al vroeg een bloemen- en  plantenzaak, die in een voormalige smederij was gevestigd. Het was één van de laatste traditionele winkels die verdween.

Melkboer in de Bloemstraat begin jaren ’20

Het is typerend voor elke nieuwbouwwijk van voor de oorlog van 40-45 dat er aan een centrale straat een serie winkels werden ingericht om de buurt van het nodige te kunnen voorzien. Een enkele keer gingen die vestigingen ook enkele tientallen meters een hoek om en dus een zijstraat in. Dat is niet typerend voor Dordrecht; het gebeurde overal in Nederland. Alles was binnen loopafstand te koop. Daarnaast kwamen bakkers, groente- en melkboeren etc. ook nog langs de deur: een erfenis van het platteland. Daar stonden de huizen en boerderijen in een lange rij op afstand van elkaar langs dijken en dorpswegen. Alleen in het centrum, rond de kerk, had je winkels. De uitbaters daarvan kwamen dus voor de dagelijks boodschappen langs met paard (of hond) en wagen.

Plan voor het winkelcentrum op het Johan van Oldenbarneveltplein in Crabbehof, 1960

Na de oorlog werden andere oplossingen verzonnen. De nieuwbouwwijken kregen een centraal plein, een winkelcentrum, midden tussen de woonwijken. Nog steeds niet ver weg, maar de loopafstand werd groter, omdat die wijken ook groter waren dan vroeger. Er was dan ook altijd parkeerruimte nodig. Nu kun je wat in de oude winkels verkocht werd allemaal in de supermarkt kopen. Die inmiddels wel een nog grotere parkeerplaats nodig heeft. Alleen enkele speciaalzaken, en gek genoeg ook kappers, hebben nog winkels.

De winkels die er in 1938 waren ingetekend in de plattegrond van de wijk van 1939.
De nummers zijn die van vóór de hernummering van de straten in 1955

Boven het blog ziet u een foto van de even kant van de Dubbeldamseweg ergens in de jaren ’30 met in het midden de Bloemstraat. Overal waar een markies uithangt zat een winkel. In het midden loopt een slagersknecht naar zijn transportfiets om een bestelling te gaan bezorgen.

Ik geef hierna een overzicht, uitgaande van de situatie in 1938, van de winkels. Daarbij geef ik soms ook aan wat eraan vooraf ging of na kwam. Dat was echter lang niet allemaal mogelijk vanwege gebrek aan bronnen. Dit blog was overigens niet gelukt zonder de hulp van (ex)buurtbewoners en hun herinneringen; mijn dank aan hen allemaal. Ik hoop daarbij dat lezers nog met aanvullingen en/of foto’s komen, want erg volledig is het allemaal nog niet. Ook hiervoor vast mijn dank.

Wordt vervolgd

Naar boven

De timmerfabriek 2

In maart 1916 was het hele terrein tussen Emmastraat, Willemstraat, Alexanderstraat en Frederikstraat volgebouwd. Maar het uitbreken van de oorlog in 1914 kreeg intussen steeds meer negatieve gevolgen. Hout werd steeds moeilijker te krijgen, want de aanvoerroutes werden door de krijgshandelingen verstoord, vooral op zee bij de handel in Amerikaans en Scandinavisch hout. En uit Duitsland kwam natuurlijk helemaal niets meer. Al kreeg de fabriek van het leger opdrachten voor meubilair in kazernes, de civiele opdrachten liepen terug. Veel kleine aannemers kregen het moeilijk. Het project van Woningzorg aan de Dubbeldamseweg kwam daardoor, bijvoorbeeld, in 1915 stil te liggen.

Van Hoek kon inspringen want hij had nog voorraad en mensen genoeg, maar daarna was het afgelopen. Er kwam niet genoeg geld meer binnen en Van Hoek moest mensen ontslaan. De kranten hadden het over 42 mannen van het inmiddels tot ongeveer 70 geslonken personeelsbestand.

Op aanraden van de aandeelhouders werd de fabriek op 16 maart 1916 failliet verklaard en de liquidatie werd in handen gegeven van de advocaten Salomonson en Telders. Zij zagen toe op de verkoop van machines en materialen, waaronder een grote voorraad hout (300 m3), via een veiling eind juni in het NAB gebouw aan het Steegoversloot.

De krantenartikelen hierboven dank ik aan mijn mede-onderzoeker Alain Mahieu

Ook de opslagloodsen werden te koop gezet. De veiling bracht zoveel op dat de weinige crediteuren direct konden worden afbetaald. Compagnon Lebret kreeg zelfs zijn hele inleg terug en was tevreden. Omdat Gerrit van Hoek het hele liquidatieproces zo goed had begeleid verkocht aandeelhouder Lebret hem de fabrieksgebouwen voor het symbolische bedrag van 1 gulden. Zijn salaris werd een jaar lang doorbetaald, terwijl hij toezicht hield op de voortgang van zaken bij het verkopen van de fabrieksgebouwen. Het terrein naast zijn huis werd aan de gemeente verkocht. De loodsen langs het latere Emmaplein en de Frederikstraat werden gesloopt en die achter de Willemstraat wat later.

Gerrit had intussen eind 1916 het plan om weer een timmerwinkel met kantoor en bovenwoning op te richten naast het eerste woonhuis, dat in een kantoor was veranderd. Dat is niet doorgegaan want begin 1917 leverde hij een plan in om op die plek een nieuw huis in dezelfde stijl laten bouwen. Toen en nu nummer 50. Ze trokken er in juni in. Er was een grote tuin achter en er kwam een lighal in voor Jeanne, de zieke dochter.

De huizen Frederikstraat 50-52, het linker is dan net nieuw. Sofie van Hoek staat in de deuropening. Foto van ca 1919

Ook in practische zin hielp hij de nieuwe kopers. Zo liet hij de fabriek verbouwen voor de nieuwe eigenaar, de margarinefabrikant Albers. Vervolgens kwam de NV Vereenigde Banket- en Speculaasfabrieken van Blommersteyn en Stolk uit Rotterdam erin. Zij waren moderne bakkers die fabrieksmatig in het groot gingen bakken met de nieuwste ovens. Ze huurden de fabriek aanvankelijk enkele maanden, maar daarna kochten ze het geheel zelf. Dat was in 1919.

Baas Hoek had inmiddels plannen om naast zijn nieuwe huis voor metselaar Jan van Heeren (met wie hij als sinds 1907 werkte) en loodgieter Gerrit Litz een wagenloods en paardenstal, met kantoor en zolders, te ontwerpen. Dat ging niet door, maar na terugkopen bouwde hij ze toch en verkocht het geheel aan de koekfabriek die de nieuwbouw aan de fabriek toevoegde. Boven het blog ziet u de reconstructie vanaf de kant van de Frederikstraat ten tijde van de koekfabriek in de jaren ’20.

Jeanne overleed in 1918. Na haar dood, die het gezin erg aangreep, verhuisden ze in 1921 naar Mauritsstraat 14 (nu Mauritsweg). Dat was in het rijtje dat hij zelf had gebouwd en waar op nummer 22-24 de gele isolatieplaten zaten waardoor ik dit blog ben begonnen. Het hele voormalige fabrieksterein van De Industrie was nu in handen van de koekfabriek. Die fabriek ging naast koek trouwens ook ‘suikerwerken’ vervaardigen.

De gebroeders Van der Ree, Henk, Albert, Teun en Gerrit, bij de kookketels. Links waarschijnlijk de boekhouder. Met dank aan Arie van der Ree

In 1928 werd in de fabriek de stoomwasserij en strijkinrichting van Duller gevestigd. Die maakte in januari 1942 wegens de oorlogsomstandigheden plaats voor de gaarkeuken van de Stichting Fabriekskeuken. In 1946 hebben de vier broers Van der Ree er hun Conservenfabriek De Merwede in gevestigd. Ze maakten er mayonaise, mosterd, piccalilly en azijn. Er werden ook haring, rolmops, zilveruien, augurken en kersen ingemaakt.

Een potje mosterdpoeder met het karakteristieke etiket van Van der Ree

Die fabriek heeft er tot 1966 gezeten. Daarna is er nog even een drukkerij in geweest en opslagruimten voor o.a. een schilder. Vanaf 1985 werden de gebouwen successievelijk gesloopt en als laatste werd in 1996, laag voor laag, de schoorsteen ontmanteld.

Het afbreken van de schoorsteen gezien vanaf de Willemstraat, in 1996

Naar boven

Dubbeldamseweg in stukken 9

De allerlaatste nog niet behandelde panden aan de Dubbeldamseweg voor de zuidelijke spoorovergang (nu een tunnel) zijn de huizen met de nummers 240 en 242 (vroeger 162-164). Ze staan nu aan een soort ventweg die overgaat in de de tunnelkruisende Nieuweweg. Vroeger, voor 1996, stond je voor die huizen te wachten bij de dichte spoorbomen. Ik vond het altijd wat aparte bouwwerken, die niet echt leken op de andere panden in de buurt. Toch zijn ze ongeveer net zo oud. Bij het onderzoek ernaar kwam ik bovendien niet veel te weten over hun geschiedenis. Afbeeldingen uit de bouwtijd zijn er niet, pas in de jaren ’30 zie je ze hier boven in een hoek van een prentbriefkaart in hun oorspronkelijke vorm. Echt duidelijk is die foto trouwens niet.

Van beide is zelfs geen bouwtekening bewaard gebleven. Van latere verbouwingen van hun begane grond is de originele indeling van de huizen bekend. Van de gevel van 240 is er niets, maar ik heb de indruk dat die niet echt veel veranderd is.

Kadastraal veldwerk van de locatie uit 1914, vóór de werkzaamheden aan Woningzorg van start gingen

Het kavel waar de beide huizen op staan is in 1912 door twee particulieren gekocht van de gemeente. Die had die punt vanaf de Madeliefstraat tussen de spoorlijn en de weg kort ervoor van de oorspronkelijke eigenaar gekocht met het idee daar een complex arbeiderswoningen te gaan bouwen: stichting Woningzorg. Er bleef toen nog een restje over, omgeven door een sloot, dat in tweeën werd gesplitst. Dit deel was toen nog weiland en het linker perceel werd in 1912 door de Dordtse scheepstimmerman Johannes Dooren sr. gekocht. Hij bezat al meer percelen in de buurt. Hij liet er in 1913 een een woonhuis met loods bouwen. Dit werd nummer 162, nu 240. Pas in 1940 werd het door zijn weduwe verkocht.

Tekening uit 1952 van de bestaande en toekomstige toestand van nummer 240

Toen de dierenarts Hendrik van der Ree het begin jaren ’50 kocht, liet hij de hele benedenverdieping in 1952 verbouwen tot een voor die tijd flinke praktijkruimte. Daarvoor was dat een kamer-en-suite geweest, met serre en keuken en een vestibule achter de voordeur. Nu kwam er een wachtkamer waardoor de keuken kleiner werd, en een spreek- en werkkamer. Serre en keuken bleven wel, maar werden ook in de praktijk gebruikt.

Indeling van de gevel in 1939 met strekken en spekranden

Het andere perceel werd in hezelfde jaar gekocht door Arie van der Sijde, spekslager. Hij investeerde nogal eens in Dordts onroerend goed. Hij liet daar een flinke woning bouwen met een ruim erf waar de treinen vlak langs reden. Dat werd dus 164, nu 242. Het oorspronkelijke uiterlijk kennen we van een verbouwingstekening uit 1939. Net als het andere huis zal het decoratieve strekken boven de ramen en deuren hebben gehad. Het had in tegenstelling met 240 ook spekranden over de geve. Maar ergens rond 1990 is de hele gevel gewit en is daar niks meer van te zien. Van der Sijde bleef niet lang eigenaar want in 1926 ruilde hij het huis met schipper Cornelis Sparling. Die ging er ook wonen. Zijn weduwe woonde er nog in 1930. In 1934 was ze er weg en werd 164 bewoond door de familie Los.

De beide huizen in hun toestand van 2023

Ter afsluiting nog een foto van de beide panden zoals ze er nu uitzien, uitstekend boven de reling van de Blauwe Tunnel in de Dubbeldamseweg.

Dit was het laatste stukje Dubbeldamseweg dat ik behandel. We naderen het eind van de serie blogs die ik aan onze Oranje- en Bloemenbuurt heb gewijd. Hierna volgt nog wat over de timmerfabriek van baas Hoek en besteed ik nog aandacht aan de winkels in de wijk. Als iemand nog informatie over wat voor winkels er waren heeft en wie er de uitbaters van waren: graag! Ik heb al heel wat, maar er zijn nog steeds open gaten in de lijst die opgevuld moeten worden. Dat kan ik blijven doen, dus ook in de toekomst kunt u aanvullingen doorgeven; het liefst in de reactie-ruimten.

Naar boven

Dubbeldamseweg in stukken 8

Ik moet bekennen dat ik Dubbeldamseweg 136-144 een ‘eng’ ensemble vind. Ik kan niet goed onder woorden brengen waarom dat is, maar vanaf het begin van ons verblijf aan de weg krijg ik een onbestemd gevoel als ik er voorbij loop of fiets. Het ziet er niet echt anders uit dan andere rijtjes in de wijk, behalve dat het nogal erg verschilt in hoogte met zijn buren. Maar dat komt in de buurt, en met name aan de weg, wel meer voor. Het is ook oud, ongeveer even oud als de rest van de oostelijke kant van de Dubbeldamseweg. Is het omdat er daar net geen bomen staan? Is het de kleur van het houtwerk? Ik heb bruin-rood voor deuren en raamkozijnen altijd smakeloos gevonden.

Het perceel waar het staat werd in 1901 gekocht door Corstiaan Meijers, een verlakker (iemand die hout en metaal lakt of vernist) die er niet lang na aanschaf de drie dubbele huizen op liet bouwen. We zijn hem al in de Leliestraat tegengekomen. Toen kregen ze de nummers 102-106 zwart/rood, nu zijn het dus 136-144. Het smallere laatste pand met zijn afgeschuinde hoek is altijd een winkel met bovenwoning geweest. Het is ook dieper dan de twee andere huizen en de ingang van de bovenwoning is in de Leliestraat. Er is nu een kapper in gevestigd, maar er hebben door de jaren heen heel veel verschillende zaken in gezeten. De andere twee dubbele huizen zijn inmiddels eengezinswoningen geworden, waarbij er één een ingang met hier niet passende voordeur-met-ruitjes tussen vier raampjes heeft.

Het ‘enge’ rijtje

De huizen hebben elk een tuitgevel met een geprofileerde rand, net als die om de hoek in de Leliestraat, die ook van Meijers waren. Wat wel apart is: onder de tuit zit een stenen rozet bestaande uit een gestileerde oranje zon met daarop een achtbladige bloem. Zowel de Bloemenbuurt als de Oranjebuurt hadden in 1901 nog geen naam, dus dat het een verbeelding van de wijk was is onwaarschijnlijk. Maar waar de symboliek dan vandaan kwam is de vraag. Of we er ooit een antwoord op zullen krijgen betwijfel ik.

De ‘rozet’ in de top van Dubbeldamseweg 144

 De strekken boven de deuren en ramen zijn dubbel getoogd, hebben platte aanzetstenen en een geprofileerde sluitsteen, zoals die ook elders in die tijd voorkomen. De drie ramen in de geveltoppen hebben echter recht getoogde, dus driehoekig geplaatste strekken, waardoor de aan de strekken aan Leliestraat oneven doen denken. Die hebben echter een rechte onderkant.

Het hoekpand in volle glorie toen de hengelsportwinkel nog in de voormalige winkel van de Hobbyhal zat. De winkelingang op de hoek was toen al vele jaren geleden dichtgezet

Op de andere hoek Leliestraat-Dubbeldamseweg daarentegen staat een pand dat ik wel leuk vind. Het is mooi gedetailleerd met wit-rood-witte spekranden, kleurige strekken met geprofileerde aanzet- en sluitstenen en onder de raamkozijnen een decoratieve rand. De grond waar het op staat is in 1902 gekocht van de oorsponkelijke eigenaar van het hele kavel waar de Leliestraat op is gebouwd door timmerman Hendrik Kefkens. Hij voelde de trend van de meer stedelijke huizen aan en bouwde er twee dubbele huizen op: één met de ingangen aan de Leliestraat 26-28 en het andere aan de Dubbeldamseweg 146-148. Het hoekhuis was waarschijnlijk vanaf het begin als winkel bedoeld, want de voordeur van 146 zat in de afgeschuinde hoek en je kunt alleen maar via de winkel in de achterliggende woning komen. Dit huis heeft geen erf, het andere, aan de Leliestraat heeft een kleine open plaats.

De gevel aan de Leliestraat waarin de begane grond bijna helemaal afgesloten is

Ook hier vonden veel veranderingen plaats. De begane grond van Leliestraat 26 kreeg in 1922 een wagenbergplaats achter brede deuren. In 1903 werd aan de Dubbeldamseweg door aannemer Jan in ’t Veld uit Dubbeldam het pand nummer 150 naast het hoekpand gebouwd. Dat werd op den duur samengetrokken met de winkel op de hoek.

Dubbeldamseweg 150 : de voorgevel voor de recentste verbouwing

Nog later werd de hoekdeur dichtgemetseld en kwam de winkelingang in nummer 150. Toen het een doe-het-zelf winkel werd, de Hobbyhal – een begrip aan de weg – kwam er ook nog een werkplaats en houtopslag in de achterkamers van zowel 146 als 150. Ik heb daar heel wat keren met andere klussers op het zagen van mijn bestellingen staan wachten. Daarna is het nog enkele jaren een visserijspullenwinkel geweest en nu is het al weer even een verloskundigenpraktijk.

De kleurige muren en strekken van de leuke hoek Dubbeldamseweg-Leliestraat

Bovenaan het blog een sfeerfoto van de Dubbeldamseweg in de herfst van 2021 met links de bewuste huizen en rechts de rij 123-176. In de verte het Woningzorg-complex met zijn monumentale ingangen naar de Anjelier- en de Tulpstraat.

Naar boven

Dubbeldamseweg in stukken 7

Hierna resten nog drie ensembles en een hoekpand aan de overkant, de even kant van de weg, die ik eerder heb overgeslagen. Die had u nog te goed.

Zoals bekend is de Bloemenbuurt gebouwd op een serie  wei- en bouwlanden die door de spoorlijn zijn afgesneden van de oorspronkelijke percelen. De eigenaars daarvan werden door de Staatsspoorwegen gecompenseerd voor het verlies van delen van hun land. Die afgesneden stukken verder gebruiken was niet te doen, dus verkochten die eigenaars ze. Tot aan de bocht in de Dubbeldamseweg gaat het om een flinke akker en vier weilanden die vanaf 1868 in andere handen over gingen. Over de eerste twee heb ik het al gehad, hier en hier.

Het rijtje 108-116 nu. 108 is flink scheefgezakt, 112 heeft flink wat ingrepen ondergaan en 114 is gestuct en geheel ‘gemoderniseerd’

Het oudste rijtje aan de Dubbeldamseweg heb ik niet helemaal beschreven. Het betreft de nummers 108-116. Naast het scheefgezakte huis nummer 106, werden drie percelen verkocht. 108-110  (74) en 112-114 (76) in 1894 en 116 (78) in 1893. Bij het laatste pand is de ingang naar de verdieping aan de Bloemstraat 29. Dit rijtje van drie verschillende dubbele woonhuizen stond er dus, met nummer 106, vóór het ‘oudste echte rijtje’ van acht dubbele huizen (waarin twee winkels). Ze hebben de 130 jaar niet ongewijzigd overleefd. Het linker is in eengezinswoning gewijzigd, het middelse heeft brede  ramen gekregen en is inmiddels ook één woning geworden. Nummer 116 werd winkel met bovenwoning.

De dorpse huizen 118-126 die geen van allen meer origineel zijn, als zijn er nog wel wat elementen bewaard gebleven

Tussen de Bloemstraat en de Rozenstraat staan aan de rand van een voormalig weiland vijf kleine en lage arbeidershuizen (118-126, eerder 80-88). Ze zijn in 1893 alle als individuele woningen, elk met een eigen dak, naast en tegen elkaar gebouwd door vijf verschillende eigenaars. Daarbij hebben 86 en 88 net wat hogere daken en is het hoekhuis nummer 80 voorzien van een ingang in de afgeschuinde hoek. Ze dateren dus uit hetzelfde jaar als de nummers 132-134 die ik in dit blog heb behandeld. Na 1893 wisselden ze door de loop van de tijd onregelmatig van eigenaar. Het hoekhuis aan de Bloemstraat is lang, misschien wel vanaf het begin, winkel geweest. Ook 88/126 is winkel geweest en nu zit er een kapper in.

De bouwtekening van de gevel van nummer 128

Het hoge hoekhuis aan de Rozenstraat (90/128) is een apart geval. Het perceel werd gekocht door de broers Gerrit en Jan Sterrenburg en net als de buren in 1893 gebouwd. Het ziet er heel anders uit en is veel hoger dan de nogal dorpse maten van het rijtje ernaast. Het had vanaf het begin al een trapgevel. Het pand kreeg al meteen de bestemming van winkel met een achter- en een bovenwoning. Gerrit was broodbakker en trok in het huis op de begane grond en Jan, die onderwijzer was, woonde boven. De ingang van zijn huis was in de Rozenstraat, die toen nog geen naam had.

Gerrit overleed al in 1898 en zijn moeder nam de zaak over. Zij bakte, met een knecht, met name brood en beschuit. Zij stond ook, samen met haar dochter, in de winkel. Dat duurde tot 1914 toen vrouw Sterrenburg ermee stopte. Winkel en bovenwoning werden toen aan Johannes Landsmeer verkocht, die er tot 1941 heeft gebakken. Landsmeer verbouwde al direct in 1914 de etalage. In 1919 verlengde hij het gebouw met enkele meters, zodat de bakkerij groter werd en hij er een grote heteluchtoven in kon plaatsen die veel meer baksels aankon. Het pand was nu ongeveer 40 m diep.

Nummer 128 nu; alles wat aan de winkel herinnerde is verborgen

De licht voorover hangende gevel is inmiddels gestuct en heeft al verschillende kleuren gehad. Oorspronkelijk was hij in baksteen gemetseld, met spekranden en de strekken met sluit- en aanzetstenen. Hij is in die staat nooit recht van voren gefotografeerd, maar op de foto van de weg uit 1954 staan hij in een hoek zo weergegeven dat er een aardige indruk van de best mooie gevel is te zien.

Een glimp van De Korenaar (en het naastliggende rijtje) in 1954

Gedurende de oorlog werd de bakkerij, onder de naam De Korenaar, gerund door de familie Kooper. Die verkochten hem in 1949 door aan Berend Heersping, die het vak in Hilversum en Wassenaar had geleerd. Het werd nu meer een ‘luxe’ banketbakkerij. Het was de eerste bakkerij aan de weg die de concurrentie met de Aldi op moest geven. Boven het blog nog een indruk van deze kant van de Dubbeldamseweg in de herfst van 2021.

Wordt vervolgd

Naar boven

Dubbeldamseweg in stukken 6

Ik heb al eerder de rij Dubbeldamseweg 123-175 behandeld als onderdeel van de langere rijen tot 1910. Dat was wel terecht, maar de rij kwam pas midden 1911 gereed. Hij was door Gerrit van Hoek gebouwd, die wat betreft de hogere herenhuizen net klaar was met acht dubbele huizen aan de andere kant van de Emmastraat. Die volgen hierna.

De bouwtekening van de gevels uit 1908. Deze gevels werden waarschijnlijk wat te duur

Na het bouwen van nummer 87-89 was ernaast nog een stuk land over tot aan het hoekhuis Emmastraat 1. Daar waren acht percelen op uitgezet. Jan Blok verkocht ze in 1909 in twee delen van vier. In het eerste stuk kocht Gerrit van Hoek er drie. Het tweede stuk van vier werd van Dirk Gravendeel, een Dordtse onderwijzer. Hoe Van Hoek hierbij betrokken was is natuurlijk niet meer na te gaan, maar hij was inmiddels overal in de buurt aan het bouwen. Er is geen bouwaanvraag voorhanden, maar wel bouwtekeningen uit 1908. Het eigenaardige daarvan is echter dat de tekening van de gevels nogal afwijkt van wat er werkelijk gebouwd werd.  De hele rij is trouwens in een keer gebouwd: tussen 99/101 en 103/105 zit geen voeg.

Zeldzame vroege documentatie-foto (ca 1915-20) van een deel van de rij

Er waren in de originele tekeningen voor de rij van acht dubbele herenhuizen in de traveeën met de balkons en erkers schilderachtige gevels in twee variaties gepland. Maar die gingen niet door. Er kwam een veel simpelere oplossing. Op de erkers kwam nog een balkonnetje met deur, en er kwamen twee ramen naast elkaar in plaats van dakkapellen boven de deurtraveeën. De hele gevel werd gelijk getrokken en kreeg afwisselend een goot en enkele betonnen ornamenten. Boven die dakgoten verrees een vals dak in trapeziumvorm. Het was niet meer dan een decoratief element bedekt met dakpannen en met op de toppen nog een ijzeren versiering.

Foto van de weg uit 1932 met links de Emmastraat, voor de winkelpui erin kwam

Die loze dakjes hebben het nog tot de oorlog uitgehouden. Tijdens en na de oorlog verdwenen ze stuk voor stuk. Ze werden misschien wel in de hongerwinter gebruikt als brandhout; het maakte toch niets uit of ze er waren of niet. In 1954 waren er nog twee over, maar niet lang daarna waren ook die weg.

Dezelfde hoek, nu met de pui, uit 1954, waarop te zien is dat er nog maar twee dakjes over zijn (met dank aan Jacqueline Hoevenberg)

De balkons en erkers zijn tamelijk uniek voor de wijk. Van Hoek heeft dit type verder nergens toegepast. Je zou dus ook een andere aannemer kunnen vermoeden, maar de rest van de details ademt wel degelijk baas Hoek. Met name bij de bewaard gebleven deuren in deze nog tamelijk gave gebleven huizen, die ook elders in de buurt in zijn rijen voorkomen. Dat hij zelf eigenaar van drie van die dubbele huizen was zegt natuurlijk ook wel iets. Hij moet ze in 1909-1910 hebben gebouwd, voorafgaande aan de rij tussen Emmastraat en Willemstraat die in 1912 gereed was (123-179).

Eigenaar Gravendeel woonde in nummer 119 en had bedongen dat er een brandgang tussen zijn huis en de erven van zijn eigendom Emmastraat 1-11 moest blijven. Die brandgang is er nog steeds. De ramen in het pand onder hem, nummer 121, werden vervangen door een etalageraam ten behoeve van de winkel van (kantoor)boekhandel Vos en Van der Leer. Het is uiterst links te zien op de foto met de fat-waggon uit 1942 bovenaan het blog. Veel later, in 1980, werden die voor een garage weer door openslaande deuren vervangen.

Wordt vervolgd

Naar boven

Dubbeldamseweg in stukken 5

Na de bouwfase 1909-1910 bleef tussen nummer 49 en 67 (toen 39 en 47) een ruimte over waar nog vier percelen bebouwd konden worden. Pas tegen het eind van 1912 kwam daar wat beweging in. Hoe het precies verlopen is kan moeilijk worden gereconstrueerd, ook niet met hulp van het kadaster. Jan Blok verkocht eind 1912, begin 1913 de vier percelen aan Jacob van Welzenis, een Dordtse smid die nogal veel in vastgoed speculeerde. Die diende 31 december 1912 een bouwaanvraag in voor het bouwen van vier huizen, maar op 13 januari daarna werd de aanvraag ingetrokken. Tien dagen later diende hij een nieuwe aanvraag in voor één dubbel woonhuis, dat tegen nummer 49 aan zou komen en dus 51-53 zou worden. Jonkers en Van Harten van het Kromhout zouden het gaan bouwen en tekenden het huis. Links ervan blijft dus nog een open ruimte.

Tekening van Jonkers en Van Harten van nummer 51-53 uit 1913
Nummer 51-53 nu

Die werd een paar maanden later van Van Welzenis gekocht door Coenraad Jan den Duijtsen. We zijn hem al tegengekomen als bouwer van het hoekhuis Hendrikstraat-Mauritsstraat, zie ook het blog dat ik daaraan wijde. Naast dat pakhuis met bovenwoningen had hij blijkbaar nog behoefte aan een kantoor, bergplaats plus een stal. Hij diende 16 mei 1913 een bouwaanvraag in, maar die werd geweigerd!

Tekening en plan van het kantoorpand plus stal van Den Duijtsen uit 1913

Dat kwam niet veel voor in deze fase van de uitbreiding van de stad. De reden? Gemeentewerken voerde aan dat ze gehoord had dat de bergplaats er een voor steenkool zou worden. Dat was de bedoeling niet: in deze rij van dubbele burgerwoonhuizen – soms ook herenhuizen genoemd – paste geen kantoor met een kolenzolder. Dat stond klaarblijkelijk in het bestemmingsplan en de politie bleek ook niet gelukkig met zo’n bergplaats in een woonstraat. Het ging dus niet door. Persoonlijk ben ik daar ook wel gelukkig mee, want de kolenzolder was gepland op de plaats waar nu ons huis staat en waar ik zit te werken.

De tekening van 55-65 waarnaar timmerman Kooijmans het rijtje in 1913-1914 bouwde

Toen Den Duijtsen zijn plan niet door zag gaan verkocht hij het perceel nog datzelfde jaar door aan de Dordtse timmerman Johannes Jacobus Kooijmans. Die tekende een plan voor drie dubbele huizen onder één kap dat in 1913-14 werd gerealiseerd. Kooijmans verkocht de huizen in 1916 door aan de weduwe  Van der Matten, koffiehuishoudster te Dordrecht. Helaas kan ik in de adresboeken van die tijd niet vinden waar dat koffiehuis stond. Er woonde in de stad enkele heren Van der Matten die bier brouwden, dus er zal niet alleen koffie gedronken zijn bij de weduwe.

Reconstructie van 55-65 naar de tekening uit 1913

Het rijtje kreeg de nummers 41-45 (nu 55-65). In 1918 werd de gevel op de begane grond van het middelste huis nog voorzien van een etalage en de rechterdeur (nummer 59) werd vervangen door een winkeldeur. Dat gebeurde op verzoek van spekslager Braun, die er in 1917 was komen wonen. Hij wilde er een slagerij in beginnen, waarvoor de kamers op de benedenetage werden omgebouwd tot een tot voor kort nog bestaande winkel. Inmiddels is het ook een eengezinswoning.

Tekening uit 1918 met het ontwerp voor de nieuwe winkelpui voor slager Braun

Braun voorzag het achterhuis, dat op staal gebouwd was en twee slaapkamers bevatte, van een verdieping, omdat hij een heleboel kinderen moest bergen. Dat achterhuis was via een gemetseld gangetje met vier deuren verbonden met de woonkamer van het huis. Die extra belasting was er de oorzaak van dat de achtergevels van de nummers 59-65 scheef getrokken werden en er scheuren in de muren ontstonden. Toen wij er kwamen wonen hebben we het gangetje weggebroken, zodat de verbinding werd verbroken en het scheef zakken stopte.

Eigen tekening uit oktober 1987. Links het achterhuis, waardoor de terrasdeuren tamelijk smal waren. Er zat nog wel glas-in-lood in de bovenramen

Omdat wij sinds 1987 eigenaar zijn van 63-65, waarbij het nummer 65 is opgeheven, en ik lang op het stadsarchief heb gewerkt, heb ik uitgebreid onderzoek gedaan naar de vroegere bewoners. Daar ga ik u echter niet mee vermoeien. Alleen vermeld ik dat we het pand hebben gekocht van de kleindochter van de eerste eigenaar van de bovenwoning. Het gezin was in 1926 naar Nederlands Indië vertrokken. Tijdens de oorlog was haar vader in Indië omgekomen en zij, haar broer en haar moeder verbleven van 1943 tot in 1945 in een Jappenkamp. Na hun terugkomst zijn de kinderen bij hun grootmoeder in het bovenhuis opgegroeid. Haar tante, ook weduwe, woonde beneden. Zij en haar broer erfden het hele huis. Ik zit nu te werken in haar voorkamer.

Boven het blog ziet u een foto van de Dubbeldamseweg uit ca 1925, met links het bewuste rijtje. Ik zit nu in de linker erker, naast het balkon van 67-69. Rechts ziet u het hotel-café-restaurant, nu Oishi, en midden de voetgangersbrug over het spoor bij de drukste overweg van Dordrecht.

Wordt vervolgd

Naar boven

Dubbeldamseweg in stukken 4

Naast het huis van Daniël van Sliedregt (67-69) liet Jan Blok in 1909 een huis optrekken (71-73, toen 49) dat hij datzelfde jaar nog verkocht aan Jacob Nodelijk, een spekslager. Hij werd opgevolgd door slager Van der Eijk. Het is dus vanaf het begin een slagerij met winkel en bovenwoning geweest. In het begin van de jaren 2000 hield de laatste slager, Aart Bons, ermee op. Het huis werd, na een kort intermezzo, waarin er een handelsbedrijf in zat, in zijn geheel een woonhuis. De mooie etalagewand verdween en wat ervoor in de plaats kwam verdient eveneens niet de schoonheidsprijs: steenstrips!!! Bovenaan dit blog ziet u een foto van de pui uit de tijd dat slager Van der Eijk erin zat, ca 1930-35.

Zo goed als niets is van de gevel en etalage van de slagerij overgebleven, en nu heeft de eigenaar er ook nog een volkomen foute strook nep-baksteen aan toegevoegd

Nummer 51, nu 75-77, werd tegelijkertijd gebouwd. Ook dat was vanaf het begin een winkel met woonhuis. Het is ondermeer een ‘rijwielherstelwinkel’ en rijwielhandel geweest, en het laatst een duikartikelen-zaak waar ook cursussen werden gegeven. Nu is het een per etage verhuurd huis. Ook hier is de prachtige etalage onherkenbaar veranderd en het houtwerk met een zeer aparte vorm van glas-in-lood geheel verdwenen. Ik heb in de binnenstad nog wel eens een paar van zulke etalages gezien, maar hier aan de weg was hij toch wel erg bijzonder.

De fietsenwinkel van Verschoor op nr 75-77 met de prachtige etalage en de deur naar de etage nog in volle glorie

Er zit nog wel een originele deur naar boven in, alleen is die in verschrikkelijke kleuren geschilderd. De deur zou zo uit de fabriek van Gerrit van Hoek kunnen komen. Op de bouwtekening bij de aanvraag heeft de top van de gevel een bijna barokke afwerking. Daarop is ook te zien dat er toen al wijzigingen aan werden gebracht; hij is zelfs een keer bijna geheel vervangen door een rechttoe-rechtaan bovenkant met vier ramen. Maar dat is gelukkig niet doorgegaan.

Zie wat ervan geworden is…

Het huis daarnaast 53, nu 79-81, kwam in 1909 in handen van baas Hoek, die er een ‘huiswerkplaats’ met erf (of: huis, werkplaats met erf) van maakte. De gevel toont niet als typerend voor Hoeks stijl, maar ik heb de indruk dat er flink wat mee is gerommeld. Toen hij het pand in 1915 verkocht was dat aan de huurder. Die verkocht het in 1918 aan een banketbakker. In ieder geval zat er tot 1967 een (banket)bakker in, bakker Koomans.

Nummer 79-81 op de bouwtekening uit 1909. Er zijn geen foto’s van de winkelgevel van de bakker

In de jaren zeventig kreeg het de bestemming café en dat is het gebleven tot de klandizie na de covid epidemie niet meer terugkwam. Nu zit er een bezorgservice voor snacks en maaltijden in. Boven worden de etages verhuurd.

De gevel van 79-81 kort na de sluiting van het café De Pui, nog met de wanden van het terras. Let op de volkomen foute kleuren van de deuren

Na het al eerder behandelde 83-85 kwam in 1909 weer een dubbel woonhuis: 57 (nu 87-89). Het was gekocht door een onderwijzer die er een huis met een nogal kleurrijke gevel liet bouwen met allerlei kenmerken van de stijl van Gerrit van Hoek. In 1913 werd het doorverkocht aan een andere onderwijzer die boven ging wonen en onder verhuurde. Hij woonde er nog in 1955. Nog maar een paar jaar geleden is er door de nieuwe eigenaars een eensgezinshuis van gemaakt.

De nog redelijk gave gevel van 87-89

Wordt vervolgd

Naar boven

Dubbeldamseweg in stukken 3

Het perceel aan de Dubbeldamseweg tussen de Mauritsstraat (nu Mauritsweg) en de Emmastraat is letterlijk in allerlei stukken en stukjes bebouwd. Jan Blok verkocht in 1908 en 1909 de hele strook aan diverse eigenaars die er elk één of meer huizen op lieten bouwen. De eerste die dat deed was dienstbode Jenneke Wünsch. Hoe een dienstbode een stuk grond kon kopen en een boven- en benedenhuis erop kon bouwen zal altijd wel een raadsel blijven. Had ze geërfd? De loterij gewonnen? In ieder geval verrees daar het huis dat nu nummer 83-85 heeft en toen 55 zwart/rood. Het is gebouwd met de bestemming ’handel en transport’ (beneden) en wonen (boven).

Het huis Dubbeldamseweg 83-85 nu

Sinds tenminste 1938 tot 1973 zat op 83 kapper C. Gravendeel. Boven woonde mejuffrouw Wünsch en tot 2002 diverse familieleden van die naam. Toen wij in 1988 in de wijk kwamen wonen was er beneden een kantoor in gevestigd. De eigenaars die er in 2003 introkken maakten er een enkel woonhuis van. De eigenares was degene die de website over de Dubbeldamseweg begon. De geschiedenis van dit huis staat erop

Overgenomen uit de website van de Dubbeldamseweg: mej. Wünsch met een jong familielid op de arm voor de etalage van kapper Gravendeel. Rechts is nog de etalage van de bakker op nummer 79-81 te zien (1948)

Direct daarna werd het perceel op de hoek van de Mauritsstraat gebouwd, nummer 49, toen 37. De eigenaar was sinds 1909 een administrateur uit Amsterdam, Jonkers, die zich in Dordrecht wilde vestigen. Hij liet er voor zijn gezin een prachtige woning, een herenhuis zelfs, bouwen. In het boekje over zijn vader beschreef Leo van Hoek hoe dat in zijn werk ging. Jonkers kwam zelf de eerste steen leggen en vroeg baas Hoek wanneer de vlag op het huis zou komen als het hoogst punt bereikt zou worden, want hij had er haast mee. Gerrit pochte dat dat al wel eens over veertien dagen zou kunnen zijn. Jonkers geloofde dat niet, maar beloofde een grote tractatie als dat zou lukken. Toen moest Van Hoek wel. Hij stelde een dubbele ploeg samen en schoof alle andere werk opzij. Er werd ook flink overgewerkt, maar het lukte! Iedere arbeider – en dat waren er veel – kreeg, zoals wel gebruikelijk was, een kilo vlees en een ons vet en bovendien een rijksdaalder (f 2,50).

Mijn reconstructie van Dubbeldamseweg 49 zoals het in 1908 werd ontworpen en in 1909 gebouwd

Ik heb al eens een blog aan dit huis gewijd, want sinds de jaren vijftig is er het nodige met dat pand gebeurd. Het is er niet mooier van geworden. De boekhandel Vos & Van der Leer, die er na de oorlog inkwam, heeft de erkers er rigoureus af gesloopt en er een ‘moderne’ etalage voor in de plaats gezet. Bovendien is het huis gaan verzakken tegen de naastgebouwde huizen, zodat de ingangspartij scheef is komen te staan. Lees verder mijn blog. De voortuin met een smeedijzeren hek eromheen (zie de foto bovenaan) is verwijderd en de tuin is onder de trottoirtegels verdwenen.

Het sterk verzakte en aangetaste hoekhuis Dubbeldamseweg 49 in 2021

Een paar percelen verder werd in 1909 door Daniël van Sliedregt, de bakker die we al in de Hendrikstraat zijn tegengekomen, een huis gebouwd dat nu nummer 67 heeft, maar vroeger een dubbel woonhuis 47 (67-69) was. Hier recht achter bouwde hij tegelijkertijd aan de Hendrikstraat zijn eerste bakkerij. Die zou in 1912 flink uitgebreid worden en Van Sliedregt zelf liet Mauritsstraat 2, het monument, bouwen en trok daarin.

Dubbeldamseweg 67-69 in ca 1935

Ik herken hier toch weer trekken van baas Hoeks stijl in, met name in het balkon en zijn kap (zie ook nummer 49) maar ook in de deuren en de gevel met wolfdak.

Dubbeldamseweg 67 nu

Wordt vervolgd

Naar boven