De uitspanning 1
Veel rijke families in Dordrecht bezaten een buitenhuis op het Eiland. Dat kon de vorm aannemen van een flinke boerderij met erf en bijgebouwen en een aparte kamer voor de eigenaar tot een bijna paleisachtige villa met een formele baroktuin. Daar kon men de toch wat benauwde huizen, al waren ze nog zo groot, binnen de stadsmuren ontvluchten. Als het in de zomermaanden warm was konden ze zo de stinkende open riolen, die sommige grachten en spranten waren, vermijden.
Krispijn was volgens de literatuur zo’n zomerhuis. Dat werd natuurlijk niet gebouwd als horeca-gelegenheid, want dat is de functie die een ‘uitspanning’ heeft. Met het op gang komen van de belangstelling voor de natuur, zoals dat in de loop van de 18e eeuw het geval was, werden er langs uitvalswegen van steden op veel plekken in ons land dergelijke uitspanningen gesticht. Het waren plaatsen waar je letterlijk na een rit met koets en/of te paard de paarden uitspande. Of in ieder geval even rust liet nemen. Vooral op schilderachtige plekken met een bruggetje en bossages, etc. konden ze tijdens mooi weer op een regelmatige aanloop rekenen. Dat waren dan meestal bestaande, wat boerderij-achtige panden waar je tijdens zo’n uitstapje je paard kon vastbinden, op een bankje een pijp kon opsteken en een glas kon drinken, met eventueel een versnapering erbij. Dergelijke uitspanningen om de stad heen waren tot in de 20ste eeuw een populair trefpunt voor burgers die er een dagje opuit trokken.
Bovenaan dit blog ziet u een aquarel van Aart Schouman uit 1745 die een ‘herberg’ in Dubbeldam zou voorstellen. Het is misschien inderdaad een eenvoudige dorpsherbeg, maar het zou net zo goed een uitspanning kunnen wezen of een taveerne met ‘buitenterras’.
Een uitspanning was echter zeker geen herberg. Een herberg was een flink gebouw waar je kon eten en drinken en waarin je kon overnachten: een soort hotel-café-restaurant dus. Zo’n type locatie baat je zeker niet uit midden tussen de weilanden en akkers, maar in de stad, bij een drukke brug of aan een plein. Of buiten de stad op een druk kruispunt van (water)wegen, een aanlegsteiger van een veer of buiten een stadspoort, zodat je ergens kunt slapen als je de poort gesloten vindt. In herbergen langs postroutes was daarbij gelegenheid voor postbodes om van paard te wisselen en daarom hadden die dan ook een flinke stal.
Het zomerhuis van Van Outgaerden kan nooit een grote hoeve zijn geweest. Op alle kaarten die ervan zijn zie je een klein rechthoekje op een driehoekig stukje land in de hoek tussen de Spuiweg en de Brouwersdijk. Niet groter dan een gemiddelde boerderij, maar die zou minstens nog grote schuur of stal erbij moeten hebben. Eerlijk gezegd heeft het geheel een nogal bescheiden omvang. Was dit echt een buitenplaats? Een zomerhuis dat in de zomer door leden van de familie werd bewoond? En de rest van het jaar door een beheerder?
Dat daar al wel wat stond blijkt voor het eerst uit de gedetailleerde kaart van het Eiland uit 1673 (dus na de dood van de oude Crispijn van Outgaerden) door Mattheus van Nispen. Aan het einde van de Speuywegh (Spuiweg)- hoek Brouwersdijk ligt daar voor het eerst dat driehoekige stukje land omheind met bomen, waarop een gebouwtje is te zien.[1] Het ligt tegenover een ander afgescheiden stuk land, waar de buitenplaats Stadvliet stond. Op de kaarten van Dordrecht en omgeving komt de naam Krispijn in de 17e en 18e eeuw nog niet voor. Het duurt nog tot ca 1830 voordat op een kaart van het eiland de naam Krispijn staat vermeld bij die hoek tussen de weg en de dijk. Daarna is de naam wel steeds aanwezig. Blijft de vraag waarom je zo’n café-met-terras zou noemen naar iemand die al bijna een eeuw dood is, en dan nog wel naar voornaam van die persoon in plaats van naar zijn achternaam. Cafés van nu hebben soms de gekste namen, maar in de 19e eeuw was men nogal conservatief in de naamgeving van horeca-gelegenheden. Dus: waarom Krispijn???
Wat betekent dit dan? Stond het gebouw daarvoor, dus tijdens de 18e eeuw, niet bekend als Krispijn? Wist men in de vroege 19e eeuw nog dat het pand aan ene Crispijn van Outgaerden had toebehoord, van wie de laatste van de drie toch al in de eeuw ervoor kinderloos was overleden? Hadden familieleden het na zijn dood nog in bezit gehad en was dus de naam van de vroegere eigenaar al die tijd blijven hangen? Of is het een half-legendarisch relict uit een toen al ver verleden? Waar komt dan bijvoorbeeld het verhaal vandaan dat enkele schilders en tekenaars, die zich vooral op het uitbeelden van de natuur toelegden, hier, dus in ‘de uitspanning Krispijn’, in 1774 besloten tot de oprichting van het Teekengenootschap Pictura. Is dat een fabeltje? Het genootschap, dat nu dus zijn 250-jarig bestaan viert, verspreidt dit als een historisch feit, maar ik ben daar niet zo zeker van.[2]
In de volgende blogs zullen de ‘platen’ behandeld worden waarop Krispijn te zien zou zijn.
Wordt vervolgd
[1] Frijhoff, e.a. (1998) 70-71.
[2] Lips (1974) 276.
Ben benieuwd
Interessant om te lezen. Ik hou het bij
Mooi verhaal, Henk, maar het roept meer vragen op dan we op het ogenblik kunnen beantwoorden. Dat maakt geschiedenis extra boeiend, althans voor mij.
Ik ga proberen ze te beantwoorden in de volgende twee blogs.