Dat WINO (wat is nog origineel) spelletje dat ik speelde was aanvankelijk niet meer dan dat: herken ik nog de originele toestand van een huizenrij(tje). Dus zonder dat ik wist hoe die op de bouwtekeningen was gepland. In mijn eigen wijk heb ik dat uiteraard allemaal achteraf gecontroleerd en bleek ik in 90 % van de gevallen gelijk te hebben. Dat is niet zo vreemd. Ik ben gewoon al sinds mijn jeugd geïnteresseerd in bouwstijlen en heb er op de academie voor beeldende kunsten over geleerd. Bovendien heb ik bij de bouw van Archeon veel kennis opgedaan over bouwen in het algemeen en in de middeleeuwen in het bijzonder. Voor ik mijn corona-wandelingen ging doen wist ik ook al wat over de vooroorlogse bouwgewoonten omdat ik zelf in zo’n huis woonde en ook bij mensen kwam in panden uit die periode. In allerlei steden.
Wat wil je dan met die stukjes bereiken over die aanpassingen van rijen uit de jaren twintig, werd me gevraagd. Moet iedereen terug naar hoe het origineel was. Dat zou inderdaad leuk zijn, maar ik weet heus wel dat dat niet echt realistisch is. Het is duur en de originele materialen zijn moeilijk te vinden. Ook is er veel vakkennis, erg genoeg, verloren gegaan. Er zijn nog steeds restauratie-timmerlui die een samengestelde deur kunnen maken en metselaars die een mooie gesneden of geknipte voeg kunnen produceren, maar het zijn er weinig. En ze zijn natuurlijk niet goedkoop. Vandaar dat ik in deze blogs zo aandring op een beschermd stadsgezicht (BSG). Ik weet niet of iedereen weet wat dat is, maar hier wordt dat, voor Dordrecht, uitgelegd.
Voor de goede orde: dat is dus niet hetzelfde als dat je huis een rijks- of een gemeentelijk monument is. Aan zo’n bezit zitten allerlei voordelen en mogelijkheden vast, maar ook nogal zware verplichtingen. Bij een BSG is de gemeente verplicht om het bewuste gebied niet te laten verpauperen en bewoners te helpen met het bewaren van de samenhang van de architectuur. Je zou niet gauw zo’n wijk afbreken zoals met het Witte Dorp in Nieuw-Krispijn-West gebeurd is. De Rijksdienst schrijft wel: “Er zijn op rijksniveau geen subsidieregelingen voor beschermde stads- en dorpsgezichten, maar soms wel op provinciaal en gemeentelijk niveau. Bijvoorbeeld de Cultuurfondshypotheek; een hypotheek met lage rente om de kosten voor restauratie of onderhoud (deels) te financieren. Informeer bij uw provincie of gemeente naar de regelingen voor stads- en dorpsgezichten.”
Monumentenzorg van Dordrecht zegt zelf: “In het beschermd stadsgezicht staan beeldbepalende panden. Naast beschermde monumenten komen deze gebouwen in aanmerking voor de subsidie Instandhouding uit het Gemeentelijke Restauratiefonds Dordrecht.” In principe kom je dus in aanmerking voor een deel-subsidie als je bijvoorbeel de roedeverdeling van je ramen en deuren in de oorspronkelijke staat wilt terugbrengen.
“In principe”, schrijf ik, want het is de vraag hoe soepel men daarmee is. En natuurlijk moet dat huis wel in een BSG staat, beeldbepalend zijn en moet je kunnen aantonen dat die indeling op de bouwtekening te zien is. Maar je moet dan ook wel weten dat je huis die heeft bezeten. En dat probeer ik met deze serie dus te laten zien. Met de hoop dat er straks zoveel mensen weten hoe hun huis er vlak na de bouw heeft uitgezien dat ze de waarde ervan in gaan zien. En dat het de moeite waard wordt om ook de gemeente er op te wijzen dat hier in Nieuw-Krispijn-Oost zoveel jaren twintig huizen staan die het bewaren waard zijn dat het tijd wordt voor een BSG. En dan ook nog de rijen uit de jaren tussen 1895 en 1920. Als de plannen uit 2014 waren doorgegaan, zoals ik die hier beschreef, dan hadden we misschien dat predicaat al gehad. Maar ja…
Het is dus beslist niet mijn bedoeling de lezers die in deze wijk wonen op kosten te jagen. Ik wil bereiken dat ze zich realiseren in wat voor een waardevolle buurt ze wonen en ik wil dat de gemeente zich ook bewust wordt van wat ze in huis hebben. En dan vooral omdat het de moeite waard is om te bewaren in plaats van de boel te laten verkrotten, vervolgens af te breken en te vervangen door saaie rijen in schimmelbaksteen.
Als je Nieuw-Krispijn-Oost vergelijkt met tegelijkertijd in andere steden tussen 1895 en 1935 gebouwde nieuwbouwwijken (en dat heb ik gedaan), dan is ons buurtje een frisse wind tussen allerlei louter functionele en zo goedkoop mogelijke bouw door de diverse (volks)woningbouwstichtingen. En dat is voor meer dan 75 % te danken aan baas Hoek die in 1906 het initiatief nam om, deels op eigen risico, hier betaalbare (arbeiders)woningen neer te zetten die nu door hun unieke vormgeving nog steeds tot de verbeelding spreken. Daar kunnen andere steden een puntje aan zuigen. Zag de gemeente dat ook maar. En vooral: realiseerden de meeste eigenaren en de huisjesmelkers zich dat ook maar.
Volgende keer weer WINO over jaren twintig panden