Nummer 25
Ook het laatste open stuk aan de Emmastraat tussen de Sophiastraat en de Frederikstaat was van de heer Blok uit ’s-Gravendeel. In 1913 werd het eerste van zes percelen waarin het was onderverdeeld gekocht door Leendert van Roosendaal (1872-1933), commissionair in granen, van de Dubbeldamseweg Noord 12. Hij vroeg al op 6 maart 1913 vergunning aan om op de hoek van de Sophiastraat een herenhuis te laten bouwen. Men kreeg toestemming en firma Schulders en Tas uit de Nieuwstraat ging er aan de slag.
Op 5 oktober van dat jaar werd bevestigd dat het huis af was en de eigenaar trok er met zijn gezin in. Dat bestond, behalve uit hemzelf, uit zijn vrouw Geertruida Corpeleijn en de kinderen Cornelis Johannes (geb. 1899), Agatha (geb. 1900) en Alida Wilhelmina Philippina (geb. 1902). De laatste werd onderwijzeres; een veel voorkomend beroep bij de bewoners van de Emmastraat. De weduwe Van Roosendaal verhuurde het na de dood van haar man in 1933 en na haar dood in 1962 kwam het huis aan zoon C.J. Hij was journalist en heeft tot 1973 in het huis gewoond. Hij zei van zichzelf dat hij de laatste Van Roosendaal in Dordrecht was.
Nummers 27-37
Het laatste rijtje aan de Emmastraat, na het bouwen van nummer 25, heeft een wat ingewikkelde geschiedenis. Nadat de andere vijf percelen door Blok aan Simon Hurkmans, timmerman aan de Voorstraat 278, waren verkocht was het eerst de bedoeling dat er een rijtje van drie boven- en benedenwoningen zou komen met de nummers 27-31 (zwart en rood). Hurkmans vroeg daarvoor op 24 april 1914 vergunning aan. Vlak daarna werd er besloten dat er ook nog een hoekhuis met een verdieping zou komen op de hoek met de Frederikstraat en in die straat nog een enkele woonhuis. Er werd ook een bouwtekening geleverd waarop om de hoek niet minder dan drie kleine woningen met flinke erkers in plaats van één waren getekend. Maar ook weer waren doorgeschrapt. Bouwvergunning werd dus op 7 mei 1914 verleend voor vier huizen in de Emmastraat en één in de Frederikstraat.
5 februari 1915 werd hiervoor pas een officiële vergunning verleend, nadat een nieuwe tekening was gemaakt van één flink pand aan de Frederikstraat en een tamelijk ingewikkeld hoekpand. Op 3 april 1915 was inmiddels het rijtje van drie afgekomen. Er waren echter problemen met het dak van het hoekhuis: het was te ingewikkeld. En daardoor werd het te duur. De bouwer, J. Kompier uit Hurkmans’ Stoomtimmerfbriek aan het Matena’s Pad (zwager van Simon Hurkmans), kreeg op 8 april 1915 te horen dat de kap eraf moest en dat dit laatste huis in de rij en dat om de hoek een plat dak moesten krijgen. Zo gebeurde het. Op 10 juli 1915 was de hele rij af en dat werd door burgemeester en wethouders op 19 juli van dat jaar bevestigd.
De rij is door die wijzigingen wat onevenwichtig geworden, te meer omdat inmiddels het middelste van puntdakjes op het uitstekende balkonportaal verdwenen is. Op de foto bovenaan het blog, die uit 1938 dateert, zit het er nog wel op. Die torentjes doen een beetje baas Hoek-achtig aan, evenals de geel en oranje strekken boven de ramen en deuren. De speklagen zijn echter on-Hoeks neutraal beige. Nummer 25 is dan in vergelijking met de andere panden wel weer erg eenvoudig en terughoudend zonder enige kleur of versiering. Hier zit (nu) een simpele roedeverdeling met groen glas erachter in de bovenramen, terwijl in de rij ernaast daar een versie van glas-in-lood met een midden-medaillon zit. Kortom: dit is een wat bedaagdere versie van de Gerrit van Hoek-rijtjes in de straat.
Het blokje in de Frederikstraat, tenslotte, wijkt ook nog af van de laatste tekening, omdat er nu een ensemble met twee woningen (38-40) met twee voordeuren van is gemaakt. Hier zit ook geen glas-in-lood meer in. Het vreemde is dat na het Emmaplein het eerste dubbele huis in de Frederikstraat de nummers 40-42 heeft en dat op de plaats waar in het andere stuk het nummerbordje 40 zou moeten zit niets te zien is.
Wordt vervolgd
Nu de hele straat; alles is interessant. Bedankt!