De Bloemenbuurt: een nawoord

Mijn oordeel over de Bloemenbuurt als bouwkundig en bouwhistorisch ensemble in de hiervoor gaande blogs is niet bijster positief. Ik kwam er niet onderuit om kritiek te geven op wat er allemaal met de oorspronkelijke bebouwing is gebeurd. Met name op wat er met de gevels is gedaan. En ook hoe de vervangen dakkapellen het aanzicht van de originele architectuur hebben aangetast. De langere rijen bestaan inmiddels uit een samenraapsel van oude en nieuwe elementen die zelden een geslaagde  combinatie maken. Maar ook de korte rijtjes van twee, drie of vier huizen zijn dikwijls bijna onherkenbaar geworden.

Maar wat moet je er nu dan mee? Alles terugdraaien naar 1893-1906 is niet mogelijk, want restauratie zou bijzonder kostbaar worden. En hoe krijg je anders meer modern wooncomfort in de situatie van toen. De voor- en achterkamers zijn inmiddels overal wel één ruimte geworden. Alkoven en bedsteden zijn allang verdwenen. Keukens zijn dikwijls uitgebouwd naar achteren en er zijn inmiddels overal, kleine, badkamers met douches en moderne wc’s. De meeste huizen hebben centrale verwarming. Ze hebben moderne keukeninrichting, inclusief koelkasten, en afzuigkappen zijn standaard geïnstalleerd. Door de brede dakkapellen voor en achter zijn er toch meestal wel minstens twee slaapkamers met voeldoende licht en (berg)ruimte gecreëerd. Maar groot zullen  die huizen nooit worden. Daarentegen zijn het ideale panden voor starters of voor tweepersoons bewoning.

Bakstenen in kruisverband met gesneden voeg in een muur uit 1908 in de Emmastraat

Maar wat zou er moeten gebeuren om de buurt mooier te maken? Ik vraag me dan af of de originele vensters weer terug geplaatst zouden kunnen worden op de plekken waar nu doorzonwoning-ramen zitten die helemaal niet in die gevels passen. Zoveel hoeft dat niet te schelen qua lichtinval. Maar dan moet het metselwerk wel weer aansluiten bij hoe het er rond 1900 uitzag. Toen wist men nog met het strak volgehouden kruisverband en scherpe voegen bewonderenswaardig vakwerk te leveren. Want in een buurt als deze moet je echt niet de hele boel vol plempen met holle voegen.

Muur in kruisverband met slordig afgewerkte holle voeg in het Woningzorg complex uit 1914

Zouden de brede dakkapellen per rij(tje) niet een meer passend uiterlijk kunnen krijgen? Of zou het mogelijk zijn om de oorspronkelijke deuren weer terug te laten komen, maar nu in serie gemaakt in plaats van elke deur met de hand door een meestertimmerman?

Deur uit de timmerfabriek van baas Hoek uit 1910

Mijn correspondenten, die ik over het leven in de Bloemenbuurt heb ondervraagd, vertelden me dat ze ondanks de soms nog primitieve leefomstandigheden in de straatjes er een heerlijke jeugd hebben gehad. Dan spreek ik over de periode jaren vijftig tot tachtig. Er was weliswaar grote sociale controle, maar in de kinderrijke buurt werd volop gespeeld. Verkeer was licht, trottoirs waren breed want niemand had een auto, dus er was ruimte genoeg. Groente- en melkboeren kwamen in het begin nog met paard en wagen of een hondenkar langs, kruidenierswaren en slagers- en bakkersproducten werden door jongens per fiets, met grote manden voorop, rondgebracht. En als je die miste waren de winkels dichtbij op de hoeken van de straten met de Dubbeldamseweg. De kapper, de drogist, de sigarenboer, de zuivelhandel, de bakkers, de slagers, de fietsenhandel annex –stalling, etc. en een paar cafés stonden er binnen loopafstand.

Gezicht op de Dubbeldamseweg in de jaren dertig met transportfietsen voor de beide slagerswinkels op nrs 43 en 49 (oude nummering). In de verte een handkar met koopwaar

Maar dat was toen. Dat komt niet meer terug. De trottoirs zijn nu smal, de straten verbreed, want er moeten twee rijen auto’s kunnen staan. En die moeten er ook naartoe kunnen rijden. Bovenaan het blog ziet u de verhoudingen van nu als de meeste auto’s weg zijn (foto 14 december 2021).

De buurt vergrijst, er zijn niet veel kinderen meer die van de paar speelplaatsen gebruik maken. Hondenuitlaters hebben geen losloopveldje meer. Behalve in de Tulpstraat is het er niet erg groen en de troittoirs dreigen onder aanslag en mos te verdwijnen. Gras en klein onkruid groeit tussen de tegels en straatklinkers, tegen de huizen en in de goten. Laten we het maar toegeven: de buurt ziet er niet echt gezellig uit en is aan het verpieteren. Laten we dat toe? Wat moeten en kunnen de bewoners zelf doen? Wat is de rol van de gemeente hierin? Ik hoop met deze blogs aandacht te krijgen voor dit oudste en unieke deel van de Dordtse uitbreiding voorbij het spoor. Als bewoners en gemeente hun schouders eronder kunnen zetten moet je eens zien hoe het hier op kan knappen.

Naar boven

4 gedachten over “De Bloemenbuurt: een nawoord”

  1. Dat denk ik ook, Henk. Ik vraag me alleen één ding af: bij niet alle, maar toch wel veel ingrijpende veranderingen aan de woningen moet toch de welstandscommissie betrokken zijn geweest. Was dat zo? De voorloper ervan, de Gemeentelijke monumentencommissie dateert tenslotte al van 1925, of had die een beperkter werkterrein?

    Beantwoorden
    • Ik weet het niet Kees. Ik ga de geschiedenis van de Welstandscommissie nog wel eens uitzoeken. Ik heb het idee dat, als er zoiets bestond die zich voornamelijk met de binnenstad bezig hield. En recentelijker met de 19e eeuwse schil. Maar daar moet wat over te vinden zijn. Nu weer verder met andere straten en huizen.

      Beantwoorden
  2. Bedankt voor je mooie reportage. Als kind opgegroeid in de bloemenbuurt was het buitenspelen zoals je zegt in de jaren 50/60 iets eindeloos en veilig. Hé hart huilt als je ziet wat ze er van gebakken hebben bah

    Beantwoorden

Plaats een reactie