Als je dan een paar maanden niet op het tweede stuk van de Frederikstraat, na het Emmaplein dus, bent geweest, kom je plotseling voor een verrassing te staan. Het pand nr 48 blijkt ineens verbouwd. De gevel is wit gesausd, er zijn nieuwe ramen in gezet, de hijsdeur heeft een balkonhekje ervoor gekregen en de grote dubbele deur op de begane grond is een huisdeur met een dicht paneel ernaast geworden. Met die laatste verandering is de enig overgebleven ingang naar de voormalige Electrische Timmerfabriek De Industrie verdwenen. Dat was de fabriek die baas Hoek in 1910 oprichtte en die heeft bestaan tot hij hem in 1917 vanwege de oorlogsmalaise moest verkopen. Hij lag in de driehoek tussen de Willemstraat, Alexanderstraat en de Frederikstraat, waar de ingangen waren.
De bedrijfsgebouwen zijn nog jaren door diverse andere fabriekjes gebruikt, o.a. een koekfabriek en een zuurwarenfabriek. Maar op den duur verdwenen die naar elders en stonden de gebouwen te verpieteren. Stuk voor stuk werden loodsen en werkplaatsen afgebroken en in 1985 ging de schoorsteen van de machines (eerst op stoom, later op elektriciteit) tegen de vlakte: netjes laag voor laag afgebroken, want opblazen in een woonwijk was niet verstandig. Alleen een rijtje langs de Frederikstraat bleef staan. Daarbij waren twee woonhuizen (50-52) die door Gerrit van Hoek werden bewoond (eerst 50, later 52) en ook als kantoor werd gebruikt (50). Die staan er allebei nog, al is het rechterpand erg verwaarloosd. De panden 46-48 bevatten de brede doorgangen naar eerst een houtbergplaats, die later elders werd gebouwd, en de magazijnen. Op hun beurt werden die in 1916 opgevolgd door de ‘garage’ van de bedrijfsbrandspuit, met twee dubbeldeurse ingangen. De linkerdeuren zijn al lang geleden verdwenen, maar de rechterdeuren hebben het dus tot een paar maanden geleden uitgehouden. Evenals de hijsdeur (een verticaal verlengd hijsluik) met hijsbalk erboven. Die zit er nog wel.
Deze dubbele deur was de enige door baas Hoek gemaakte deur van zijn soort die nog bestond; er zijn er meer geweest. Die zijn echter al lang geleden verdwenen. Ik gun de bewoners van nr 48 uiteraard een comfortabele, aan de tijd aangepaste woning, maar het stemt me melancholiek dat dat unieke stukje timmermansambacht ineens weg is. De twee woonhuizen en het rigoureus gewijzigde nr 46 zijn nu nog de enige resten van de geheel door Gerrit van Hoek en zijn mannen gebouwde en sociaal geleide fabriek.
De vragen zijn: kan dat zomaar? Is er toestemming voor gevraagd? Was er een vergunning? Zou zoiets kunnen gebeuren als Nieuw-Krispijn-Oost een beschermd stadsgezicht zou zijn? Ik denk dat we daar echt naartoe moeten. Want anders kunnen achter je rug om zomaar stukken vakkundig timmerwerk verdwijnen. Ik hoop dat die deuren nog ergens worden bewaard. Misschien kunnen we in de toekomst dan nog eens bekijken hoe onze voorouders een hele wijk vakkundig in elkaar metselden en timmerden.