De jaren twintig 2

Dat WINO (wat is nog origineel) spelletje dat ik speelde was aanvankelijk niet meer dan dat: herken ik nog de originele toestand van een huizenrij(tje). Dus zonder dat ik wist hoe die op de bouwtekeningen was gepland. In mijn eigen wijk heb ik dat uiteraard allemaal achteraf gecontroleerd en bleek ik in 90 % van de gevallen gelijk te hebben. Dat is niet zo vreemd. Ik ben gewoon al sinds mijn jeugd geïnteresseerd in bouwstijlen en heb er op de academie voor beeldende kunsten over geleerd. Bovendien heb ik bij de bouw van Archeon veel kennis opgedaan over bouwen in het algemeen en in de middeleeuwen in het bijzonder. Voor ik mijn corona-wandelingen ging doen wist ik ook al wat over de vooroorlogse bouwgewoonten omdat ik zelf in zo’n huis woonde en ook bij mensen kwam in panden uit die periode. In allerlei steden.

Wat wil je dan met die stukjes bereiken over die aanpassingen van rijen uit de jaren twintig, werd me gevraagd. Moet iedereen terug naar hoe het origineel was. Dat zou inderdaad leuk zijn, maar ik weet heus wel dat dat niet echt realistisch is. Het is duur en de originele materialen zijn moeilijk te vinden. Ook is er veel vakkennis, erg genoeg, verloren gegaan. Er zijn nog steeds restauratie-timmerlui die een samengestelde deur kunnen maken en metselaars die een mooie gesneden of geknipte voeg kunnen produceren, maar het zijn er weinig. En ze zijn natuurlijk niet goedkoop. Vandaar dat ik in deze blogs zo aandring op een beschermd stadsgezicht (BSG). Ik weet niet of iedereen weet wat dat is, maar hier wordt dat, voor Dordrecht, uitgelegd.

Plattegrond van Dordrecht met in rood het BSG van de binnenstad
en in groen dat van de 19e eeuwse schil

Voor de goede orde: dat is dus niet hetzelfde als dat je huis een rijks- of een gemeentelijk monument is. Aan zo’n bezit zitten allerlei voordelen en mogelijkheden vast, maar ook nogal zware verplichtingen. Bij een BSG is de gemeente verplicht om het bewuste gebied niet te laten verpauperen en bewoners te helpen met het bewaren van de samenhang van de architectuur. Je zou niet gauw zo’n wijk afbreken zoals met het Witte Dorp in Nieuw-Krispijn-West gebeurd is. De Rijksdienst schrijft wel: “Er zijn op rijksniveau geen subsidieregelingen voor beschermde stads- en dorpsgezichten, maar soms wel op provinciaal en gemeentelijk niveau. Bijvoorbeeld de Cultuurfondshypotheek; een hypotheek met lage rente om de kosten voor restauratie of onderhoud (deels) te financieren. Informeer bij uw provincie of gemeente naar de regelingen voor stads- en dorpsgezichten.”

Monumentenzorg van Dordrecht zegt zelf: “In het beschermd stadsgezicht staan beeldbepalende panden. Naast beschermde monumenten komen deze gebouwen in aanmerking voor de subsidie Instandhouding uit het Gemeentelijke Restauratiefonds Dordrecht.” In principe kom je dus in aanmerking voor een deel-subsidie als je bijvoorbeel de roedeverdeling van je ramen en deuren in de oorspronkelijke staat wilt terugbrengen.

Roedeverdelingen van ramen tussen ca 1650 en 1950.
Alleen de laatste twee komen in onze wijk voor (https://www.joostdevree.nl/index.shtml)

“In principe”, schrijf ik, want het is de vraag hoe soepel men daarmee is. En natuurlijk moet dat huis wel in een BSG staat, beeldbepalend zijn en moet je kunnen aantonen dat die indeling op de bouwtekening te zien is. Maar je moet dan ook wel weten dat je huis die heeft bezeten. En dat probeer ik met deze serie dus te laten zien. Met de hoop dat er straks zoveel mensen weten hoe hun huis er vlak na de bouw heeft uitgezien dat ze de waarde ervan in gaan zien. En dat het de moeite waard wordt om ook de gemeente er op te wijzen dat hier in Nieuw-Krispijn-Oost zoveel jaren twintig huizen staan die het bewaren waard zijn dat het tijd wordt voor een BSG. En dan ook nog de rijen uit de jaren tussen 1895 en 1920. Als de plannen uit 2014 waren doorgegaan, zoals ik die hier beschreef, dan hadden we misschien dat predicaat al gehad. Maar ja…

Typische jaren twintig ramen met horizontale verdeling

Het is dus beslist niet mijn bedoeling de lezers die in deze wijk wonen op kosten te jagen. Ik wil bereiken dat ze zich realiseren in wat voor een waardevolle buurt ze wonen en ik wil dat de gemeente zich ook bewust wordt van wat ze in huis hebben. En dan vooral omdat het de moeite waard is om te bewaren in plaats van de boel te laten verkrotten, vervolgens af te breken en te vervangen door saaie rijen in schimmelbaksteen.

Als je Nieuw-Krispijn-Oost vergelijkt met tegelijkertijd in andere steden tussen 1895 en 1935 gebouwde nieuwbouwwijken (en dat heb ik gedaan), dan is ons buurtje een frisse wind tussen allerlei louter functionele en zo goedkoop mogelijke bouw door de diverse (volks)woningbouwstichtingen. En dat is voor meer dan 75 % te danken aan baas Hoek die in 1906 het initiatief nam om, deels op eigen risico, hier betaalbare (arbeiders)woningen neer te zetten die nu door hun unieke vormgeving nog steeds tot de verbeelding spreken. Daar kunnen andere steden een puntje aan zuigen. Zag de gemeente dat ook maar. En vooral: realiseerden de meeste eigenaren en de huisjesmelkers zich dat ook maar.

Volgende keer weer WINO over jaren twintig panden

Naar boven

Woningzorg 3

Ik neem aan dat de huizen uit de periode tussen 1914 en 1918 in het Woningzorg complex in ieder geval voldeden aan de sinds de Woningwet van 1901 gestelde eisen van toen modern wooncomfort. Die gingen in die tijd al een stuk verder dan de rijen huizen die tussen 1907 en 1912 werden gebouwd. Er vonden dus aanpassingen aan de wet plaats.

Als je de huizen in Woningzorg in het vorige blog vergelijkt met die in, bijvoorbeeld, de Bloemstraat uit ca 1900 zie je duidelijke verschillen. In de laatste straat ademen ze nog de vorige eeuwen: bij de voordeur begint een korte, nauwe gang van nog geen 4 m lang en ca. 80 cm breed, uitkomend in een woonkamer van ca. 4 x 4,5 m met bedstee en een raam dat uitkijkt op een plaatsje. Er is een voorkamertje van ca. 3 x 3,5 m met een raam naar de straat, en er is in een aanbouw een keukentje van ca 2,2 x 3 m met een  stookplaats, een diepe kast naast een plee die op de keuken uitkomt, en een deur naar buiten. Aan het eind van de gang, naast de deur van de woonkamer, begint de trap naar de zolder onder het schuine dak met voor en achter een dakkapelletje. Daarin is misschien een kamertje afgetimmerd. De gebruikte materialen waren modern voor de tijd, maar de indeling was dezelfde als de huizen uit de 17e eeuw (en vroeger) in de zijstraten in de binnenstad, al was het hele huis misschien iets breder.

Iets later waren er huizen gebouwd met nog een alkoof tussen de voor- en woonkamer, waar het bed van de ouders stond. Er was ook soms al een haard in beide kamers en natuurlijk stookmogelijkheid in de keuken. Er was  een keldertje en de gang liep helemaal naar achter en eindigde in de aanbouw met de keuken. Daar stond nog wel de wc geheel inpandig. Wel waren er nu dikwijls twee ramen aan de voorkant en een breder exemplaar dat uitkeek op het plaatsje

De arbeiderswoningen uit 1908-09 in de Alexanderstraat hadden standaard twee ramen voor en achter, de keuken inpandig (waardoor die huizen breder waren), een alkoof met twee bedsteden en vier kasten en een wc in de gang achter de trap naar boven. Als ze dan wel een keuken in de aanbouw hadden was de woonkamer soms de hele breedte van het huis, ca 4.50 m, en eindigde de gang bij de woonkamer. De trap naar boven was dan op de plaats van de ene bedstee. De wc was daardoor opgenomen in de  aanbouw, maar had een portaaltje ervoor, waar ook de buitendeur was. Op zolder waren minstens twee slaapkamers en een brede overloop. En een raam in de voorgevel boven en een  dakkapel boven de achtergevel.

Er is veel overeenkomst met de huizen in het Woningzorg-complex, maar die zijn in vergelijking met de wat oudere in de zijstraten van de Mauritsweg toch net wat krapper.

Geen wonder dat vanaf de jaren ’20 aanpassingen aan de vroeger gebouwde huizen werden gedaan. Electra werd normaler, er was al stromend water en vanuit de wc’s toegang tot de riolering. Maar successievelijk werden de houten pleeën met een gat in een plank boven het riool vervangen door een porseleinen wc met trekmechanisme die uiteraard ook op dat riool loosde. Aparte wc-ruimten werden aan de keukens gebouwd en kregen een portaaltje zodat je niet na gedane arbeid direct de keuken binnenstapte. Vervolgens werden de enkele dakkapellen vervangen door veel bredere exemplaren, die in sommige straten een bijna doorlopende kapellenrij vormden. Er moest natuurlijk een extra schoorsteen komen voor een kachel in de voorkamer. Bedsteden en alkoven werden uitgebroken en het maken van echte slaapkamers op zolder, hoe klein ook, waren de volgende stappen. Van badkamers was nog steeds geen spraken. Toen wij in 1988 aan de Dubbeldamseweg kwamen wonen hadden de, bejaarde, bewoners een douchecabine in de keuken staan.

De kleine arbeidershuizen waren aanvankelijk allemaal huurhuizen, maar op den duur werden vele ervan koophuizen en gingen de eigenaren aan het doe-het-zelven. Van de Hubo, via de Wickes naar de hedendaagse Praxis, de Karwei en de Gamma; daar kon je je hele huis goedkoop aanpassen aan de nieuwe tijd. Glas-in-lood bovenramen werden vervangen door helder glas, want “het maakte de kamers zo donker”. Het doorbreken van de kamer-en-suite om een grotere woonkamer te krijgen werd mode en de schuifdeuren met hun kasten aan weerszijden verdwenen. De zware grenen voordeuren werden vervangen door lichtere exemplaren met glas erin, of ernaast, als bijvoorbeeld een boven- en benedenwoning bij elkaar werden getrokken en twee voordeuren niet meer nodig waren. De vele vakkundig getimmerde paneeldeuren binnenskamers werden voorzien van platen board aan beide kanten en strak wit of crème geverfd. Bij een samengetrokken dubbel woonhuis werd de keuken boven in de badkamer veranderd. In kleinere huizen werden andere oplossingen gezocht, zoals open keukens en het badkamertje in de aanbouw. Of in een nieuwe aanbouw verder op het erf.

Dakkapellenrij in de Rozenstraat (oneven nummers)

Toch bleek dat de huizen uit het begin van de eeuw na zo’n 50-60 jaar wel sleten en dat het onderhoud bij huurhuizen lang te wensen had overgelaten. Begin jaren ‘80 werden al plannen gemaakt voor renovatie en kwamen er nieuwe deuren en ramen in het complex en werd het interieur gemoderniseerd. Op de foto is te zien dat het muurwerk nog in goede staat was en dat het er scherp gevoegd uitzag. Maar in 1994 bleek er al weer een nieuwe wind te waaien en werd er rigoureus met de sloop van de huizen langs de Anjelier- en Violenstraten begonnen. Sommige rijtjes kwamen niet terug en in plaats daarvan werd een parkeerplaats en een speeltuin aangelegd. Één rijtje in de Violenstraat werden gerenoveerd, maar de meeste werden geheel nieuw opgetrokken. Die nieuwe huisjes passen echter van geen kanten bij de rest van de wijk.

De renovatie van de jaren ’80

De dubbele woningen van Woningzorg aan de weg werden eveneens gemoderniseerd, kregen dezelfde karakterloze nieuwe ramen en deuren en de gevels werden schoongemaakt. En opnieuw gevoegd. Ik kan me nog herinneren dat ik er groepen jongelui – metselaars in opleiding? – bezig zag en dat het resultaat van het voegwerk om te huilen was. En dat is het nog steeds: oorspronkelijk te nat voegsel dat uitliep over de bakstenen en nooit meer werd verbeterd. Ik vind het elke keer als ik er langs loop weer een aanfluiting. In vergelijking met de rest van de buurt, waar het metselwerk van voor 1930 altijd perfect is, haalt zo’n enorme bakstenen wand met druipvoegen het bouwkundige gehalte jammerlijk naar beneden. Iemand die toen zo metselde zou op staande voet zijn ontslagen.

Lelijk voegwerk aan de Dubbeldamseweg
Zo hoort het: voegwerk uit 1908

Monument 3: Mauritsweg 2

In 1912 was de opdrachtgever tot het bouwen van dit kapitale pand op de hoek van, toen, Mauritsstraat en Hendrikstraat de ondernemer David Casper Frederik van Sliedregt (1876-1969), broodbakker. Hij kwam uit Dinteloord en zijn vader was daar landbouwer. De familie zal zijn naam aan het gelijknamige dorp ontleend hebben, maar dat was dan heel erg lang geleden. Ze heetten al zo in de 16e eeuw en woonden al die tijd rond Willemstad en Fijnaart in Noordwest Brabant.

Van Sliedregt had in 1910 het naastliggende perceel in de Hendrikstraat 10-18 gekocht van Jan Blok, de eigenaar van het gebied waar de Oranjebuurt verrees, en daar een koek- en speculaasbakkerij met enkele bovenwoningen gevestigd. Van de gemeente kocht hij in 1912 het daaraan grenzende perceel om er op de hoek een woonhuis annex kantoor op te bouwen plus een pakhuis met een drietal bovenwoningen aan Hendrikstraat 2-8. De toestemming werd verleend in datzelfde jaar 1912. De zaken gingen blijkbaar goed. In de nieuwbouw zou een uitbreiding van het magazijn komen en het kleine kantoortje aan de Hendrikstraat werd verhuisd naar de benedenetage van het hoekhuis op Mauritsstraat 2. In 1914 waren er trouwens plannen om de koekfabriek naar de overkant te verhuizen (of uit te breiden), achter Mauritsweg 4 en Hendrikstraat 1. Het is bij een plan gebleven, want in 1919 werd de hele fabriek, magazijn en kantoor verplaatst naar de voormalige timmerfabriek van Baas Hoek aan de Frederikstraat. De leeggekomen panden aan de Mauritsstraat en Hendrikstraat werden overgenomen door de koek- en beschuitbakkerij van Van Mill. Tot 1950 bleef die eigenaar van de panden, waarna ze in handen kwamen van de stukadoorsfamilie Sleicher. In 2006 werden de panden gesplitst en verkocht aan verschillende eigenaars.

De originele blauwdruk uit 1912.

Het grote huis werd ontworpen door A. Schmidt Azn., een Dordtse architect, die ook enkele kerken in de (binnen)stad had ontworpen, o.a. de geheel vernieuwde Kunstkerk aan de Museumstraat. Iedereen die het ziet zal kunnen beamen dat het een heel karakteristiek en opvallend pand is door zijn detaillering, de ‘chaletachtige stijlkenmerken’ en de gaafheid van het uiterlijk. Van bijzondere waarde zijn de originele kozijnen met schuiframen en het glas-in-lood in bijna alle bovenramen. De enige wijziging heeft in de achtergevel plaatsgevonden, waar een schuifraam vervangen is door een deur als toegang tot het in 1952 gebouwde balkon. Het hoekhuis is een mooi voorbeeld van Schmidts werk. Het steekt ook nogal af tegen zijn tamelijk eenvoudige omgeving, al heeft dat ook te maken met de verwaarlozing van de huizen aan de Mauritsweg en de aantasting door kunststof kozijnen  en de lelijke aanpassingen aan de gevels van Hendrikstraat 2-18.

Het raam in de zijgevel dat ooit een deur was.

Binnen is alleen de bouwkundige hoofdstructuur met hal en trap nog van belang, want het pand is inmiddels al jaren een kamerverhuurbedrijf voor buitenlandse arbeiders.

Monument 2: Alexanderstraat 2-6

Het ensemble van drie aaneengesloten huizen aan de Alexanderstraat 2-6 is evenals dat aan Willemstraat 1-9 door baas Hoek gebouwd. De aanvraag is van eind 1909, maar tegelijkertijd bouwde hij de rijen aan de even en iets eerder aan de oneven kant van diezelfde straat. Waarom deze drie huizen in stijl – men noemt het de ‘chaletstijl’ – afwijken van die andere rijen is onbekend. Was het misschien ook weer een openbaar proefje van zijn kunnen?

Ik citeer weer de monumentencommissie: De bouwwijze is ongeveer hetzelfde als bij alle panden die Van Hoek neerzette, maar het balkon onder de overkapping van het ‘wolfseind’ van het dak (afgeplatte nok), met open houten hekwerk van stijlen en regels en ondersteund door houten kolommen is wel heel apart. Dat is het chalet-element, een in de late 19e eeuw veel toegepaste bouwwijze bij villa’s. Maar dat zijn deze huizen bepaald niet: ze hebben maar een oppervlakte van ca 50 m2. Het dak eindigt met een licht overstek en een houten ‘windveer’ (houten planken langs de puntgevel), ondersteund door houten klossen. Onder de goten zijn opengewerkte houten klossen aangebracht. De dakbedekking bestaat uit de originele kruispannen met aan de voorzijde op de nok een siersmeedijzeren spits. Maar dit alles was aanwezig bij de oplevering van de huizen in 1910; dat is nu, ondanks de monumentstatus, wel anders.

De originele blauwdruk uit 1909. De deuren zijn duidelijk anders dan de defnitieve versies.

De ramen zijn niet allemaal origineel meer: hun glas-in-lood is bijna overal verwijderd en de panelen staan nu binnen op de vensterbank tegen de inkijk. Nr 2 heeft een ‘moderne’ deur met een groot glaspaneel waarop een typerend stuk smeedwerk, bestaande uit punten en cirkels, zoals ze dat in de jaren ’50 deden. Alleen de deuren van 4 en 6 hebben nog hun Jugendstil indeling, met smeedijzeren roostertje, en beide hebben nog hun glas-in-lood in het bovenlicht. Alleen zitten en staan bij nr 4  alle panelen – ook die in de vensterbanken – ondersteboven. De achterkanten van de huizen zijn verder, op nr 6 na, nogal aangetast, maar die zie je natuurlijk niet vanaf de straat.

Ook dit woningblok Alexanderstraat 2 t/m 6 heeft cultuurhistorische en architectonische waarde door de karakteristieke voorgevels, met name vanwege de uitkragende balkons met de open houten hekwerken en de smeedijzeren spitsen op het dak. Ook hier is de ensemblewaarde in relatie tot elkaar en tot de overige bebouwing van de straat en de omgeving belangrijk. Het is nog een tamelijk gaaf geheel behalve dat bij nummer 2 in de jaren ’50, zoals gezegd, de voordeur is gewijzigd.

De Alexanderstraat in 1977

Het schilderen van een deel van het houtwerk in lichtere kleuren (alleen nr 6 heeft nog blauwe accenten) is wel bevorderlijk geweest voor de monumentale waarde van het rijtje. Twee van de dubbele balkondeuren zijn nog wel donker. Ook de spitsen op de nokken zijn weer terug. Het is jammer dat er in heel Krispijn nooit onderzoek is gedaan naar de kleuren die het houtwerk net na de bouw had. Een bevriende huisschilder heeft me wel eens verteld dat de kleur (donker)olijfgroen in de wijk wel voorkwam als die basiskleur en dan gecombineerd werd met crème-achtige tinten. Het zou de moeite waard kunnen zijn daar in de toekomst bij renovaties eens op te letten. Ik houd me in ieder geval nu aanbevolen om berichten over die kleuren te horen als iemand daar wel eens mee bezig is geweest. De vraag blijft echter: als een huis een monument is moet dan niet tenminste toestemming gevraagd worden voor er van kleur veranderd wordt? En zou die dan gegeven worden?

Een regenpijp toevoegen aan een gemeentelijk monument: mag dat?

Mag je dan aan zo’n monument ook een regenpijp vanaf een van die balkons tegen de gevel aanbrengen zoals in 2022 bij nr 6 is gebeurd? Ik kan het me nauwelijks voorstellen.

Naar boven

Monument 1: Willemstraat 1-9

Voor dit rijtje opgenomen werd in de lijst van gemeentelijke monumenten is er natuurlijk naar gekeken door bevoegde architecten en bouwhistorici. Die hebben er in 2019 duidelijke, maar nogal formele dossiers van gemaakt voorzien van uitgebreide architectonische beschrijvingen, plattegronden, originele blauwdrukken en oude en nieuwe foto’s. Ze gaven als eindoordeel dikwijls in een paar zinnen aan wat ze van de panden vonden. Ik vat het voor Willemstraat 1-9 even samen: vanwege de verspringende rooilijn vonden ze het een ‘geslaagde hoekoplossing en een perfecte begeleiding van de entree van de wijk vanaf de Dubbeldamseweg Zuid’. De karakteristieke voorgevels in een ‘eclectische’ stijl, beïnvloed door de Jugendstil, vormen door materiaalgebruik een eenheid, maar tonen een variëteit in dakkapellen, gevel- en dakvormen die een eigen karakteristiek aan het geheel geven. De huizen hebben ‘ensemblewaarde’ in relatie tot elkaar en tot de overige vroeg 20e eeuwse bebouwing in de omgeving. Daar kan ik het wel mee eens zijn. Ik word altijd een beetje warm van binnen als ik het rijtje zie bij het inrijden van de Dubbeldamseweg. Zeker in een warm zonnetje en met de bomen en struiken in blad.

Blauwdruk van Willemstraat 1-3 – 1907

Ondanks dat de bouwaanvragen niet bewaard zijn en er alleen een stel ongedateerde blauwdrukken van nummer 1-3 is, weten we dat de huizen in 1907-1908 gebouwd zijn. In dat eerste jaar splitste de eigenaar van de grond te westen van de Dubbeldamseweg, Jan Blok uit ’s Gravendeel, een “vreemd driehoekig perceel” af van kadasternummer 2188 en noemde het K 2430. Een stukje met nummer K 2431 werd eraan toegevoegd en hier bouwde aannemer Gerrit van Hoek (1880-1958), oftewel Baas Hoek vijf woningen. Daarvoor had Van Hoek in 1906-07 al een rijtje arbeidershuizen in de Hendrikstraat neergezet om te laten zien wat hij kon. In de Emmastraat bouwde hij een sjieker rijtje, dat in 1908 gereed kwam. Pas toen Willemstraat 1-9 in 1908 af was verkocht Blok de huizen: nummer 1-3 aan een boekhouder genaamd Van Deventer en de andere drie aan Gerrit van Hoek. Die verhuurde de huizen tot hij vanwege het faillissement van zijn fabriek in 1917 moest verkopen.

Het rijtje op een winterse dag in 2022

Het leek wel of hij met het rijtje aan de Willemstraat een soort bewijs van zijn kunnen voor grotere en duurdere projecten af wilde geven: kijk, dat kan ik ook allemaal bouwen en dan gaat het er zo uitzien. De Emmastraat liet al zien dat de karakteristieke variatie van torentjes, dakkapellen, erkers en balkons zeker aansloeg. Ze zijn er het bewijs van dat zijn stijl aansloeg ook voor de meer gegoede kopers. Maar zelfs zijn arbeiderswoningen met hun speklagen van gele en rode stenen, deuren met smeedijzeren versiering, ingewikkelde glas-in-lood bovenramen en bijna folkloristische gevelafwerkingen tonen zijn inventiviteit.

Afbladderende verf, rottend hout, verdwenen balkon.

Intussen merken we in 2024 niet zoveel van die sinds 2020 bestaande monumentenstatus van Willemstraat 1-9 als geheel. Met name nummer 1-3 is zwaar verwaarloosd en had zo dringend onderhoud nodig dat Monumentenzorg de eigenaar is gaan helpen met tenminste de aanpak van het verwaarloosde houtwerk. Dat zo’n huis ondanks die status al zo lang heeft staan verpieteren is onbegrijpelijk. De andere drie huizen zijn goed bijgehouden door de bewoners, met bijna al hun originele houtwerk en glas-in-lood nog intact. Alleen de westmuur van nummer 7 ziet er wat verwaarloosd uit. Uit verdere voorbeelden hierna blijkt echter dat zo’n monumentstatus niet alles zegt.

Inmiddels (okt 2024) is de goot aan de kant van de Dubbeldamseweg aangepakt en zijn de spekranden netjes geverfd. De sporen van jarenlange lekkages zijn in de zijmuur nog goed zichtbaar. Het houtwerk van de kozijnen is nog wel dringend aan een onderhoudstbeurt toe

Nieuw-Krispijnse monumenten

Wist je dat we in Nieuw Krispijn Oost monumenten hebben? Ik denk het niet, hè? Dordrecht telt niet minder dan 2000 zowel rijks- als gemeentemonumenten en we hebben twee beschermde stadsgezichten: de binnenstad en de 19e eeuwse schil. En van die 2000 staan er sinds 25 augustus 2020 niet minder dan drie (3) in Nieuw Krispijn Oost (NKO)! Bovenaan dit blog staat het stukje uit de kaart van het Dordtse monumentenbestand waarop je ze kunt terugvinden. Je kunt de kaart met alle monumenten hier vinden.

De adressen staan erbij, dus ze zijn voor de kenner gemakkelijk te vinden: Willemstraat 1-9, Alexanderstraat 2-6 en Mauritsweg 2. Voor degenen bij wie deze huizen niet in het geheugen staan gegrift hier wat foto’s:

Willemstraat 1-9
Alexanderstraat 2-6
Mauritsweg 2

Achter elk van die huizen verschuilen zich interessante verhalen. Laat ik deze serie blogs dan maar eens beginnen die geschiedenissen te vertellen. Dan kunnen ze tegelijk dienen als introductie van de wijk voor zowel bewoners als andere geinteresseerden. Die vertellingen ga ik dan vermengen met wat de monumentencommissie van die panden dacht en wat ik ervan vind. Dan maken we vast een begin met het krijgen van een indruk van wat er in Nieuw Krispijn Oost staat.