Dubbeldamseweg in stukken 8

Ik moet bekennen dat ik Dubbeldamseweg 136-144 een ‘eng’ ensemble vind. Ik kan niet goed onder woorden brengen waarom dat is, maar vanaf het begin van ons verblijf aan de weg krijg ik een onbestemd gevoel als ik er voorbij loop of fiets. Het ziet er niet echt anders uit dan andere rijtjes in de wijk, behalve dat het nogal erg verschilt in hoogte met zijn buren. Maar dat komt in de buurt, en met name aan de weg, wel meer voor. Het is ook oud, ongeveer even oud als de rest van de oostelijke kant van de Dubbeldamseweg. Is het omdat er daar net geen bomen staan? Is het de kleur van het houtwerk? Ik heb bruin-rood voor deuren en raamkozijnen altijd smakeloos gevonden.

Het perceel waar het staat werd in 1901 gekocht door Corstiaan Meijers, een verlakker (iemand die hout en metaal lakt of vernist) die er niet lang na aanschaf de drie dubbele huizen op liet bouwen. We zijn hem al in de Leliestraat tegengekomen. Toen kregen ze de nummers 102-106 zwart/rood, nu zijn het dus 136-144. Het smallere laatste pand met zijn afgeschuinde hoek is altijd een winkel met bovenwoning geweest. Het is ook dieper dan de twee andere huizen en de ingang van de bovenwoning is in de Leliestraat. Er is nu een kapper in gevestigd, maar er hebben door de jaren heen heel veel verschillende zaken in gezeten. De andere twee dubbele huizen zijn inmiddels eengezinswoningen geworden, waarbij er één een ingang met hier niet passende voordeur-met-ruitjes tussen vier raampjes heeft.

Het ‘enge’ rijtje

De huizen hebben elk een tuitgevel met een geprofileerde rand, net als die om de hoek in de Leliestraat, die ook van Meijers waren. Wat wel apart is: onder de tuit zit een stenen rozet bestaande uit een gestileerde oranje zon met daarop een achtbladige bloem. Zowel de Bloemenbuurt als de Oranjebuurt hadden in 1901 nog geen naam, dus dat het een verbeelding van de wijk was is onwaarschijnlijk. Maar waar de symboliek dan vandaan kwam is de vraag. Of we er ooit een antwoord op zullen krijgen betwijfel ik.

De ‘rozet’ in de top van Dubbeldamseweg 144

 De strekken boven de deuren en ramen zijn dubbel getoogd, hebben platte aanzetstenen en een geprofileerde sluitsteen, zoals die ook elders in die tijd voorkomen. De drie ramen in de geveltoppen hebben echter recht getoogde, dus driehoekig geplaatste strekken, waardoor de aan de strekken aan Leliestraat oneven doen denken. Die hebben echter een rechte onderkant.

Het hoekpand in volle glorie toen de hengelsportwinkel nog in de voormalige winkel van de Hobbyhal zat. De winkelingang op de hoek was toen al vele jaren geleden dichtgezet

Op de andere hoek Leliestraat-Dubbeldamseweg daarentegen staat een pand dat ik wel leuk vind. Het is mooi gedetailleerd met wit-rood-witte spekranden, kleurige strekken met geprofileerde aanzet- en sluitstenen en onder de raamkozijnen een decoratieve rand. De grond waar het op staat is in 1902 gekocht van de oorsponkelijke eigenaar van het hele kavel waar de Leliestraat op is gebouwd door timmerman Hendrik Kefkens. Hij voelde de trend van de meer stedelijke huizen aan en bouwde er twee dubbele huizen op: één met de ingangen aan de Leliestraat 26-28 en het andere aan de Dubbeldamseweg 146-148. Het hoekhuis was waarschijnlijk vanaf het begin als winkel bedoeld, want de voordeur van 146 zat in de afgeschuinde hoek en je kunt alleen maar via de winkel in de achterliggende woning komen. Dit huis heeft geen erf, het andere, aan de Leliestraat heeft een kleine open plaats.

De gevel aan de Leliestraat waarin de begane grond bijna helemaal afgesloten is

Ook hier vonden veel veranderingen plaats. De begane grond van Leliestraat 26 kreeg in 1922 een wagenbergplaats achter brede deuren. In 1903 werd aan de Dubbeldamseweg door aannemer Jan in ’t Veld uit Dubbeldam het pand nummer 150 naast het hoekpand gebouwd. Dat werd op den duur samengetrokken met de winkel op de hoek.

Dubbeldamseweg 150 : de voorgevel voor de recentste verbouwing

Nog later werd de hoekdeur dichtgemetseld en kwam de winkelingang in nummer 150. Toen het een doe-het-zelf winkel werd, de Hobbyhal – een begrip aan de weg – kwam er ook nog een werkplaats en houtopslag in de achterkamers van zowel 146 als 150. Ik heb daar heel wat keren met andere klussers op het zagen van mijn bestellingen staan wachten. Daarna is het nog enkele jaren een visserijspullenwinkel geweest en nu is het al weer even een verloskundigenpraktijk.

De kleurige muren en strekken van de leuke hoek Dubbeldamseweg-Leliestraat

Bovenaan het blog een sfeerfoto van de Dubbeldamseweg in de herfst van 2021 met links de bewuste huizen en rechts de rij 123-176. In de verte het Woningzorg-complex met zijn monumentale ingangen naar de Anjelier- en de Tulpstraat.

Naar boven

Dubbeldamseweg in stukken 7

Hierna resten nog drie ensembles en een hoekpand aan de overkant, de even kant van de weg, die ik eerder heb overgeslagen. Die had u nog te goed.

Zoals bekend is de Bloemenbuurt gebouwd op een serie  wei- en bouwlanden die door de spoorlijn zijn afgesneden van de oorspronkelijke percelen. De eigenaars daarvan werden door de Staatsspoorwegen gecompenseerd voor het verlies van delen van hun land. Die afgesneden stukken verder gebruiken was niet te doen, dus verkochten die eigenaars ze. Tot aan de bocht in de Dubbeldamseweg gaat het om een flinke akker en vier weilanden die vanaf 1868 in andere handen over gingen. Over de eerste twee heb ik het al gehad, hier en hier.

Het rijtje 108-116 nu. 108 is flink scheefgezakt, 112 heeft flink wat ingrepen ondergaan en 114 is gestuct en geheel ‘gemoderniseerd’

Het oudste rijtje aan de Dubbeldamseweg heb ik niet helemaal beschreven. Het betreft de nummers 108-116. Naast het scheefgezakte huis nummer 106, werden drie percelen verkocht. 108-110  (74) en 112-114 (76) in 1894 en 116 (78) in 1893. Bij het laatste pand is de ingang naar de verdieping aan de Bloemstraat 29. Dit rijtje van drie verschillende dubbele woonhuizen stond er dus, met nummer 106, vóór het ‘oudste echte rijtje’ van acht dubbele huizen (waarin twee winkels). Ze hebben de 130 jaar niet ongewijzigd overleefd. Het linker is in eengezinswoning gewijzigd, het middelse heeft brede  ramen gekregen en is inmiddels ook één woning geworden. Nummer 116 werd winkel met bovenwoning.

De dorpse huizen 118-126 die geen van allen meer origineel zijn, als zijn er nog wel wat elementen bewaard gebleven

Tussen de Bloemstraat en de Rozenstraat staan aan de rand van een voormalig weiland vijf kleine en lage arbeidershuizen (118-126, eerder 80-88). Ze zijn in 1893 alle als individuele woningen, elk met een eigen dak, naast en tegen elkaar gebouwd door vijf verschillende eigenaars. Daarbij hebben 86 en 88 net wat hogere daken en is het hoekhuis nummer 80 voorzien van een ingang in de afgeschuinde hoek. Ze dateren dus uit hetzelfde jaar als de nummers 132-134 die ik in dit blog heb behandeld. Na 1893 wisselden ze door de loop van de tijd onregelmatig van eigenaar. Het hoekhuis aan de Bloemstraat is lang, misschien wel vanaf het begin, winkel geweest. Ook 88/126 is winkel geweest en nu zit er een kapper in.

De bouwtekening van de gevel van nummer 128

Het hoge hoekhuis aan de Rozenstraat (90/128) is een apart geval. Het perceel werd gekocht door de broers Gerrit en Jan Sterrenburg en net als de buren in 1893 gebouwd. Het ziet er heel anders uit en is veel hoger dan de nogal dorpse maten van het rijtje ernaast. Het had vanaf het begin al een trapgevel. Het pand kreeg al meteen de bestemming van winkel met een achter- en een bovenwoning. Gerrit was broodbakker en trok in het huis op de begane grond en Jan, die onderwijzer was, woonde boven. De ingang van zijn huis was in de Rozenstraat, die toen nog geen naam had.

Gerrit overleed al in 1898 en zijn moeder nam de zaak over. Zij bakte, met een knecht, met name brood en beschuit. Zij stond ook, samen met haar dochter, in de winkel. Dat duurde tot 1914 toen vrouw Sterrenburg ermee stopte. Winkel en bovenwoning werden toen aan Johannes Landsmeer verkocht, die er tot 1941 heeft gebakken. Landsmeer verbouwde al direct in 1914 de etalage. In 1919 verlengde hij het gebouw met enkele meters, zodat de bakkerij groter werd en hij er een grote heteluchtoven in kon plaatsen die veel meer baksels aankon. Het pand was nu ongeveer 40 m diep.

Nummer 128 nu; alles wat aan de winkel herinnerde is verborgen

De licht voorover hangende gevel is inmiddels gestuct en heeft al verschillende kleuren gehad. Oorspronkelijk was hij in baksteen gemetseld, met spekranden en de strekken met sluit- en aanzetstenen. Hij is in die staat nooit recht van voren gefotografeerd, maar op de foto van de weg uit 1954 staan hij in een hoek zo weergegeven dat er een aardige indruk van de best mooie gevel is te zien.

Een glimp van De Korenaar (en het naastliggende rijtje) in 1954

Gedurende de oorlog werd de bakkerij, onder de naam De Korenaar, gerund door de familie Kooper. Die verkochten hem in 1949 door aan Berend Heersping, die het vak in Hilversum en Wassenaar had geleerd. Het werd nu meer een ‘luxe’ banketbakkerij. Het was de eerste bakkerij aan de weg die de concurrentie met de Aldi op moest geven. Boven het blog nog een indruk van deze kant van de Dubbeldamseweg in de herfst van 2021.

Wordt vervolgd

Naar boven

Dubbeldamseweg in stukken 6

Ik heb al eerder de rij Dubbeldamseweg 123-175 behandeld als onderdeel van de langere rijen tot 1910. Dat was wel terecht, maar de rij kwam pas midden 1911 gereed. Hij was door Gerrit van Hoek gebouwd, die wat betreft de hogere herenhuizen net klaar was met acht dubbele huizen aan de andere kant van de Emmastraat. Die volgen hierna.

De bouwtekening van de gevels uit 1908. Deze gevels werden waarschijnlijk wat te duur

Na het bouwen van nummer 87-89 was ernaast nog een stuk land over tot aan het hoekhuis Emmastraat 1. Daar waren acht percelen op uitgezet. Jan Blok verkocht ze in 1909 in twee delen van vier. In het eerste stuk kocht Gerrit van Hoek er drie. Het tweede stuk van vier werd van Dirk Gravendeel, een Dordtse onderwijzer. Hoe Van Hoek hierbij betrokken was is natuurlijk niet meer na te gaan, maar hij was inmiddels overal in de buurt aan het bouwen. Er is geen bouwaanvraag voorhanden, maar wel bouwtekeningen uit 1908. Het eigenaardige daarvan is echter dat de tekening van de gevels nogal afwijkt van wat er werkelijk gebouwd werd.  De hele rij is trouwens in een keer gebouwd: tussen 99/101 en 103/105 zit geen voeg.

Zeldzame vroege documentatie-foto (ca 1915-20) van een deel van de rij

Er waren in de originele tekeningen voor de rij van acht dubbele herenhuizen in de traveeën met de balkons en erkers schilderachtige gevels in twee variaties gepland. Maar die gingen niet door. Er kwam een veel simpelere oplossing. Op de erkers kwam nog een balkonnetje met deur, en er kwamen twee ramen naast elkaar in plaats van dakkapellen boven de deurtraveeën. De hele gevel werd gelijk getrokken en kreeg afwisselend een goot en enkele betonnen ornamenten. Boven die dakgoten verrees een vals dak in trapeziumvorm. Het was niet meer dan een decoratief element bedekt met dakpannen en met op de toppen nog een ijzeren versiering.

Foto van de weg uit 1932 met links de Emmastraat, voor de winkelpui erin kwam

Die loze dakjes hebben het nog tot de oorlog uitgehouden. Tijdens en na de oorlog verdwenen ze stuk voor stuk. Ze werden misschien wel in de hongerwinter gebruikt als brandhout; het maakte toch niets uit of ze er waren of niet. In 1954 waren er nog twee over, maar niet lang daarna waren ook die weg.

Dezelfde hoek, nu met de pui, uit 1954, waarop te zien is dat er nog maar twee dakjes over zijn (met dank aan Jacqueline Hoevenberg)

De balkons en erkers zijn tamelijk uniek voor de wijk. Van Hoek heeft dit type verder nergens toegepast. Je zou dus ook een andere aannemer kunnen vermoeden, maar de rest van de details ademt wel degelijk baas Hoek. Met name bij de bewaard gebleven deuren in deze nog tamelijk gave gebleven huizen, die ook elders in de buurt in zijn rijen voorkomen. Dat hij zelf eigenaar van drie van die dubbele huizen was zegt natuurlijk ook wel iets. Hij moet ze in 1909-1910 hebben gebouwd, voorafgaande aan de rij tussen Emmastraat en Willemstraat die in 1912 gereed was (123-179).

Eigenaar Gravendeel woonde in nummer 119 en had bedongen dat er een brandgang tussen zijn huis en de erven van zijn eigendom Emmastraat 1-11 moest blijven. Die brandgang is er nog steeds. De ramen in het pand onder hem, nummer 121, werden vervangen door een etalageraam ten behoeve van de winkel van (kantoor)boekhandel Vos en Van der Leer. Het is uiterst links te zien op de foto met de fat-waggon uit 1942 bovenaan het blog. Veel later, in 1980, werden die voor een garage weer door openslaande deuren vervangen.

Wordt vervolgd

Naar boven

Dubbeldamseweg in stukken 5

Na de bouwfase 1909-1910 bleef tussen nummer 49 en 67 (toen 39 en 47) een ruimte over waar nog vier percelen bebouwd konden worden. Pas tegen het eind van 1912 kwam daar wat beweging in. Hoe het precies verlopen is kan moeilijk worden gereconstrueerd, ook niet met hulp van het kadaster. Jan Blok verkocht eind 1912, begin 1913 de vier percelen aan Jacob van Welsenes, een timmerman die aan de Singel ter hoogte van het Stek gevestigd was. Die diende 31 december 1912 een bouwaanvraag in voor het bouwen van vier huizen, maar op 13 januari daarna werd de aanvraag ingetrokken. Tien dagen later diende hij een nieuwe aanvraag in voor één dubbel woonhuis, dat tegen nummer 49 aan zou komen en dus 51-53 zou worden. Jonkers en Van Harten van het Kromhout zouden het gaan bouwen en tekenden het huis. Links ervan blijft dus nog een open ruimte.

Tekening van Jonkers en Van Harten van nummer 51-53 uit 1913
Nummer 51-53 nu

Die werd een paar maanden later van Van Welsenes gekocht door Coenraad Jan den Duijtsen. We zijn hem al tegengekomen als bouwer van het hoekhuis Hendrikstraat-Mauritsstraat, zie ook het blog dat ik daaraan weidde. Naast dat pakhuis met bovenwoningen had hij blijkbaar nog behoefte aan een kantoor, bergplaats plus een stal. Hij diende 16 mei 1913 een bouwaanvraag in, maar die werd geweigerd!

Tekening en plan van het kantoorpand plus stal van Den Duijtsen uit 1913

Dat kwam niet veel voor in deze fase van de uitbreiding van de stad. De reden? Gemeentewerken voerde aan dat ze gehoord had dat de bergplaats er een voor steenkool zou worden. Dat was de bedoeling niet: in deze rij van dubbele burgerwoonhuizen – soms ook herenhuizen genoemd – paste geen kantoor met een kolenzolder. Dat stond klaarblijkelijk in het bestemmingsplan en de politie bleek ook niet gelukkig met zo’n bergplaats in een woonstraat. Het ging dus niet door. Persoonlijk ben ik daar ook wel gelukkig mee, want de kolenzolder was gepland op de plaats waar nu ons huis staat en waar ik zit te werken.

De tekening van 55-65 waarnaar timmerman Kooijmans het rijtje in 1913-1914 bouwde

Toen Den Duijtsen zijn plan niet door zag gaan verkocht hij het perceel nog datzelfde jaar door aan de Dordtse timmerman Johannes Jacobus Kooijmans. Die tekende een plan voor drie dubbele huizen onder één kap dat in 1913-14 werd gerealiseerd. Kooijmans verkocht de huizen in 1916 door aan de weduwe  Van der Matten, koffiehuishoudster te Dordrecht. Helaas kan ik in de adresboeken van die tijd niet vinden waar dat koffiehuis stond. Er woonde in de stad enkele heren Van der Matten die bier brouwden, dus er zal niet alleen koffie gedronken zijn bij de weduwe.

Reconstructie van 55-65 naar de tekening uit 1913

Het rijtje kreeg de nummers 41-45 (nu 55-65). In 1918 werd de gevel op de begane grond van het middelste huis nog voorzien van een etalage en de rechterdeur (nummer 59) werd vervangen door een winkeldeur. Dat gebeurde op verzoek van spekslager Braun, die er in 1917 was komen wonen. Hij wilde er een slagerij in beginnen, waarvoor de kamers op de benedenetage werden omgebouwd tot een tot voor kort nog bestaande winkel. Inmiddels is het ook een eengezinswoning.

Tekening uit 1918 met het ontwerp voor de nieuwe winkelpui voor slager Braun

Braun voorzag het achterhuis, dat op staal gebouwd was en twee slaapkamers bevatte, van een verdieping, omdat hij een heleboel kinderen moest bergen. Dat achterhuis was via een gemetseld gangetje met vier deuren verbonden met de woonkamer van het huis. Die extra belasting was er de oorzaak van dat de achtergevels van de nummers 59-65 scheef getrokken werden en er scheuren in de muren ontstonden. Toen wij er kwamen wonen hebben we het gangetje weggebroken, zodat de verbinding werd verbroken en het scheef zakken stopte.

Eigen tekening uit oktober 1987. Links het achterhuis, waardoor de terrasdeuren tamelijk smal waren. Er zat nog wel glas-in-lood in de bovenramen

Omdat wij sinds 1987 eigenaar zijn van 63-65, waarbij het nummer 65 is opgeheven, en ik lang op het stadsarchief heb gewerkt, heb ik uitgebreid onderzoek gedaan naar de vroegere bewoners. Daar ga ik u echter niet mee vermoeien. Alleen vermeld ik dat we het pand hebben gekocht van de kleindochter van de eerste eigenaar van de bovenwoning. Het gezin was in 1926 naar Nederlands Indië vertrokken. Tijdens de oorlog was haar vader in Indië omgekomen en zij, haar broer en haar moeder verbleven van 1943 tot in 1945 in een Jappenkamp. Na hun terugkomst zijn de kinderen bij hun grootmoeder in het bovenhuis opgegroeid. Haar tante, ook weduwe, woonde beneden. Zij en haar broer erfden het hele huis. Ik zit nu te werken in haar voorkamer.

Boven het blog ziet u een foto van de Dubbeldamseweg uit ca 1925, met links het bewuste rijtje. Ik zit nu in de linker erker, naast het balkon van 67-69. Rechts ziet u het hotel-café-restaurant, nu Oishi, en midden de voetgangersbrug over het spoor bij de drukste overweg van Dordrecht.

Wordt vervolgd

Naar boven

Dubbeldamseweg in stukken 4

Naast het huis van Daniël van Sliedregt (67-69) liet Jan Blok in 1909 een huis optrekken (71-73, toen 49) dat hij datzelfde jaar nog verkocht aan Jacob Nodelijk, een spekslager. Hij werd opgevolgd door slager Van der Eijk. Het is dus vanaf het begin een slagerij met winkel en bovenwoning geweest. In het begin van de jaren 2000 hield de laatste slager, Aart Bons, ermee op. Het huis werd, na een kort intermezzo, waarin er een handelsbedrijf in zat, in zijn geheel een woonhuis. De mooie etalagewand verdween en wat ervoor in de plaats kwam verdient eveneens niet de schoonheidsprijs: steenstrips!!! Bovenaan dit blog ziet u een foto van de pui uit de tijd dat slager Van der Eijk erin zat, ca 1930-35.

Zo goed als niets is van de gevel en etalage van de slagerij overgebleven, en nu heeft de eigenaar er ook nog een volkomen foute strook nep-baksteen aan toegevoegd

Nummer 51, nu 75-77, werd tegelijkertijd gebouwd. Ook dat was vanaf het begin een winkel met woonhuis. Het is ondermeer een ‘rijwielherstelwinkel’ en rijwielhandel geweest, en het laatst een duikartikelen-zaak waar ook cursussen werden gegeven. Nu is het een per etage verhuurd huis. Ook hier is de prachtige etalage onherkenbaar veranderd en het houtwerk met een zeer aparte vorm van glas-in-lood geheel verdwenen. Ik heb in de binnenstad nog wel eens een paar van zulke etalages gezien, maar hier aan de weg was hij toch wel erg bijzonder.

De fietsenwinkel van Verschoor op nr 75-77 met de prachtige etalage en de deur naar de etage nog in volle glorie

Er zit nog wel een originele deur naar boven in, alleen is die in verschrikkelijke kleuren geschilderd. De deur zou zo uit de fabriek van Gerrit van Hoek kunnen komen. Op de bouwtekening bij de aanvraag heeft de top van de gevel een bijna barokke afwerking. Daarop is ook te zien dat er toen al wijzigingen aan werden gebracht; hij is zelfs een keer bijna geheel vervangen door een rechttoe-rechtaan bovenkant met vier ramen. Maar dat is gelukkig niet doorgegaan.

Zie wat ervan geworden is…

Het huis daarnaast 53, nu 79-81, kwam in 1909 in handen van baas Hoek, die er een ‘huiswerkplaats’ met erf (of: huis, werkplaats met erf) van maakte. De gevel toont niet als typerend voor Hoeks stijl, maar ik heb de indruk dat er flink wat mee is gerommeld. Toen hij het pand in 1915 verkocht was dat aan de huurder. Die verkocht het in 1918 aan een banketbakker. In ieder geval zat er tot 1967 een (banket)bakker in, bakker Koomans.

Nummer 79-81 op de bouwtekening uit 1909. Er zijn geen foto’s van de winkelgevel van de bakker

In de jaren zeventig kreeg het de bestemming café en dat is het gebleven tot de klandizie na de covid epidemie niet meer terugkwam. Nu zit er een bezorgservice voor snacks en maaltijden in. Boven worden de etages verhuurd.

De gevel van 79-81 kort na de sluiting van het café De Pui, nog met de wanden van het terras. Let op de volkomen foute kleuren van de deuren

Na het al eerder behandelde 83-85 kwam in 1909 weer een dubbel woonhuis: 57 (nu 87-89). Het was gekocht door een onderwijzer die er een huis met een nogal kleurrijke gevel liet bouwen met allerlei kenmerken van de stijl van Gerrit van Hoek. In 1913 werd het doorverkocht aan een andere onderwijzer die boven ging wonen en onder verhuurde. Hij woonde er nog in 1955. Nog maar een paar jaar geleden is er door de nieuwe eigenaars een eensgezinshuis van gemaakt.

De nog redelijk gave gevel van 87-89

Wordt vervolgd

Naar boven

Dubbeldamseweg in stukken 3

Het perceel aan de Dubbeldamseweg tussen de Mauritsstraat (nu Mauritsweg) en de Emmastraat is letterlijk in allerlei stukken en stukjes bebouwd. Jan Blok verkocht in 1908 en 1909 de hele strook aan diverse eigenaars die er elk één of meer huizen op lieten bouwen. De eerste die dat deed was dienstbode Jenneke Wünsch. Hoe een dienstbode een stuk grond kon kopen en een boven- en benedenhuis erop kon bouwen zal altijd wel een raadsel blijven. Had ze geërfd? De loterij gewonnen? In ieder geval verrees daar het huis dat nu nummer 83-85 heeft en toen 55 zwart/rood. Het is gebouwd met de bestemming ’handel en transport’ (beneden) en wonen (boven).

Het huis Dubbeldamseweg 83-85 nu

Sinds tenminste 1938 tot 1973 zat op 83 kapper C. Gravendeel. Boven woonde mejuffrouw Wünsch en tot 2002 diverse familieleden van die naam. Toen wij in 1988 in de wijk kwamen wonen was er beneden een kantoor in gevestigd. De eigenaars die er in 2003 introkken maakten er een enkel woonhuis van. De eigenares was degene die de website over de Dubbeldamseweg begon. De geschiedenis van dit huis staat erop

Overgenomen uit de website van de Dubbeldamseweg: mej. Wünsch met een jong familielid op de arm voor de etalage van kapper Gravendeel. Rechts is nog de etalage van de bakker op nummer 79-81 te zien (1948)

Direct daarna werd het perceel op de hoek van de Mauritsstraat gebouwd, nummer 49, toen 37. De eigenaar was sinds 1909 een administrateur uit Amsterdam, Jonkers, die zich in Dordrecht wilde vestigen. Hij liet er voor zijn gezin een prachtige woning, een herenhuis zelfs, bouwen. In het boekje over zijn vader beschreef Leo van Hoek hoe dat in zijn werk ging. Jonkers kwam zelf de eerste steen leggen en vroeg baas Hoek wanneer de vlag op het huis zou komen als het hoogst punt bereikt zou worden, want hij had er haast mee. Gerrit pochte dat dat al wel eens over veertien dagen zou kunnen zijn. Jonkers geloofde dat niet, maar beloofde een grote tractatie als dat zou lukken. Toen moest Van Hoek wel. Hij stelde een dubbele ploeg samen en schoof alle andere werk opzij. Er werd ook flink overgewerkt, maar het lukte! Iedere arbeider – en dat waren er veel – kreeg, zoals wel gebruikelijk was, een kilo vlees en een ons vet en bovendien een rijksdaalder (f 2,50).

Mijn reconstructie van Dubbeldamseweg 49 zoals het in 1908 werd ontworpen en in 1909 gebouwd

Ik heb al eens een blog aan dit huis gewijd, want sinds de jaren vijftig is er het nodige met dat pand gebeurd. Het is er niet mooier van geworden. De boekhandel Vos & Van der Leer, die er na de oorlog inkwam, heeft de erkers er rigoureus af gesloopt en er een ‘moderne’ etalage voor in de plaats gezet. Bovendien is het huis gaan verzakken tegen de naastgebouwde huizen, zodat de ingangspartij scheef is komen te staan. Lees verder mijn blog. De voortuin met een smeedijzeren hek eromheen (zie de foto bovenaan) is verwijderd en de tuin is onder de trottoirtegels verdwenen.

Het sterk verzakte en aangetaste hoekhuis Dubbeldamseweg 49 in 2021

Een paar percelen verder werd in 1909 door Daniël van Sliedregt, de bakker die we al in de Hendrikstraat zijn tegengekomen, een huis gebouwd dat nu nummer 67 heeft, maar vroeger een dubbel woonhuis 47 (67-69) was. Hier recht achter bouwde hij tegelijkertijd aan de Hendrikstraat zijn eerste bakkerij. Die zou in 1912 flink uitgebreid worden en Van Sliedregt zelf liet Mauritsstraat 2, het monument, bouwen en trok daarin.

Dubbeldamseweg 67-69 in ca 1935

Ik herken hier toch weer trekken van baas Hoeks stijl in, met name in het balkon en zijn kap (zie ook nummer 49) maar ook in de deuren en de gevel met wolfdak.

Dubbeldamseweg 67 nu

Wordt vervolgd

Naar boven

Dubbeldamseweg in stukken 2

Na de invulling van de uiteinden bleven er nog vier percelen over tussen de winkel en het huis van Van Altenburg.  Die werden in 1909 verkocht aan enkele lieden uit Antwerpen. In 1910 werden ze met herenhuizen bebouwd. Er zijn geen vergunningsaanvragen bewaard gebleven van deze panden, maar op de bouwtekeningen staat de handtekening van Gerrit van Hoek. Ook de belettering ervan is die van de tekenaars van baas Hoek. Als je goed kijkt lijken ze nogal op de rijen die hij in de Emmastraat bouwde. Maar dan als boven- en benedenwoningen.

De bouwtekening van Dubbeldamseweg 23-29

De namen van de eigenaars zeggen op het eerste gezicht niet veel, maar er zit wat achter. Het pand nummer 23 (33) was in handen van Ludovica Maria Segers. De nummers 25 en 27 (nu 35-41) waren van boekhouder Hindrik Joannes Ets (1870- ?) die even voor 1899 in Antwerpen getrouwd met Antonia Camilla Segers (1873-1956), een Antwerpse. Nummer 29 (43-45) was van Bartholomeus Ets (1872), een notaris, die in 1909 trouwde met een Alkmaarse. Ludovica Maria (1868-? ) was de oudere zuster van Antonia Camilla. Hindrik en Bartholomeus waren respectievelijk de vier en twee jaar oudere broers van Elizabeth Ets, de echtgenote van Cornelis van Altenburg van nummer 31 (47). De Etsen waren alle in Dordrecht geboren, maar de broers en hun gezinnen vestigden zich op den duur in Antwerpen. De hele rij (zonder de winkel) was dus familiebezit. Of ze er lang woonden is betwijfelbaar. Alle huizen werden tussen 1918 en 1922 verkocht aan particulieren. Had de oorlog daar wat mee te maken? Alleen de Van Altenburgs bleven wonen op nummer 31 en maakten de verwoesting op 12 mei 1940 mee.

De ruïne van de rij 21-31 kort na mei 1940, van de winkel op de hoek was slechts een berg puin over, rechts de muurresten van Markettenweg 2-4

De hele hierboven beschreven rij, inclusief het pand aan de Markettenweg, werd doordat ze door de over de Dubbeldamseweg oprukkende Duitse troepen in brand werden geschoten grondig verwoest. Al in augustus-september 1941 werd echter vergunning verleend om alles opnieuw op te trekken. Natuurlijk wel in een geheel andere stijl, maar er werd voortvarend gewerkt om het lelijke gat snel weg te werken. Aannemer Frans Stam uit de Cornelis van Beverenstraat leverde in augustus 1942 het complex op.

De nieuwe rij, opname nog van tijdens de oorlog

De oorspronkelijke rij was een pareltje. Er was in ieder geval, wat stijl betreft, rekening gehouden met de tweehoog huizen uit 1897 aan de overkant. Het was de bedoeling dat het hier, aan deze kant, een wat ‘stadser’ aanzicht zou gaan krijgen dan het gedeelte na de Bloemstraat aan de overkant van de weg. De rij tussen de Emmastraat en de hoek met de Willemstraat uit 1911-1912 was daarvan een duidelijk voorbeeld. En die zou nog een vervolg krijgen.

Sfeerbeeld van de rij met de kar van een melkboer, late jaren ’20 of vroege jaren ’30

Wordt vervolgd

Naar boven

Dubbeldamseweg in stukken 1

Ik nader het einde van de serie blogs die ik aan de beschrijving van het wel en wee van de wijk Nieuw-Krispijn-Oost wilde wijden. Dat doe ik met een korte serie over de oneven zijde van de Dubbeldamseweg. Deels heb ik ermee gewacht omdat de geschiedenis van de bebouwing nogal apart is, maar ik wilde ook niet direct met dit stuk buurt op de voorgrond treden omdat ik zelf aan dat deel van die weg woon. De ingewikkeldheid van de volgorde van de bebouwing, die ik al aan zag komen, is deels opgeheven door de beschikbaarheid van de kadastrale gegevens  die ik van buurman Alain Mahieu heb doorgekregen. Dat gaf wat meer zekerheid over die volgorde.

Wat ook nogal uniek is, was dat hier een complete rij huizen door oorlogsgeweld was verdwenen. Er zijn meer slachtoffers van bommen en vlammen in de wijk geweest, maar deze rij was van een bijzondere kwaliteit. Ik behandel dit ensemble hieronder in het eerste en tweede deel.

Het hoekje van Jan Blok bebouwd

Het noordelijkste perceel in de hoek tussen de Marketteweg, de spoorwegovergang en de Dubbeldamseweg lag naast het land waar de gashouder op stond. Dat deel, inclusief het perceel van het slachthuis, was van de gemeente, maar dit hoekje hoorde ook bij het bezit van Jan Blok. Het plan was om hier tussen die hoek en de Mauritsstraat ook een rij woningen neer te zetten, maar of het plan ook de bedoeling had dat dit nogal chique huizen zouden worden is niet bekend. Het was echter wel zo.

DDW 35/47 van Van Altenburg op de hoek van de Mauritsstraat

Al in 1907 verkocht Blok een perceel op de hoek van die Mauritsstraat aan een Dordtse makelaar, Cornelis van Altenburg (1871-1953).  Die liet er datzelfde jaar nog een huis op bouwen en ging er met zijn vrouw Elizabeth Ets (1874-1956) wonen. Ze zijn in 1901 getrouwd. Let wel: de bouw vond tegelijk plaats met het eerste rijtjes in de Hendrikstraat 29-39, de Emmastraat 1-11 en de Willemstraat 1-9. Eenzame huizen in een verder nog kaal terrein.

Bouwtekening van Markettenweg 2-4 die echt de stijl van baas Hoek ademt

In 1908 kwam de verkoop van de rest van de percelen op gang. Te beginnen om de hoek met de Markettenweg langs het spooremplacement. Blok verkocht toen een flink perceel aan Jan Strous, een werktuigbouwkundige uit Rotterdam die met een Dordtse was getrouwd. Hij begon er een zaak in en woonde erboven. Gerrit van Hoek bouwde het huis en de bedrijfsruimte, want in november 1909 werd een plan afgekeurd om het pand zo te bouwen dat het over de grenzen van de beschikbare ruimte ging. Ze wilden er nog een winkel en monsterkamer aanbouwen, maar dat ging dus niet door. Baas Hoek bouwde dus een wat kleinere versie van het nogal opvallende pand. Het was een typerend voorbeeld van zijn bouwstijl.

Markettenweg 2-4 (links) op een foto van het uitladen van een circustrein in de jaren dertig

In 1925 noemde Strous zijn bedrijf een ‘inrichting voor het beproeven van electrische machines en apparaten’. Helaas zijn er geen mooie aanzichtfoto’s van het pand en moeten we het doen met de bouwtekening, een foto uit de jaren twintig waarop je een hoekje ziet en de resten van het huis na het in brand schieten op 12 mei 1940. Op de fundamenten werd in 1941 een nieuw, soortgelijk bouwwerk, maar dan veel minder opvallend, gebouwd, waarbij ook nog delen van de overeind staande muren werden gebruikt.

De sigarenwinkel op de hoek van de Markettenweg en de Dubbeldamseweg op de bouwtekening

In datzelfde 1908 kocht Cornelis Marinus Nusteling, chef bij de firma Dolk, het hoekje Markettenweg-Dubbeldamseweg van Jan Blok. Hier werd in 1909 een winkel met bovenwoning gebouwd (toen 21 nu 29-31). Is dit ook een ontwerp van baas Hoek? Het zou zomaar kunnen. De goedbeklante zaak stond jarenlang bekend als de sigarenwinkel van H. Smits en later, kort voor de oorlog, als Industria. Zie bovenaan het blog een foto uit ca 1915 van dit pand. Na de verwoesting in de meidagen van 1940 werd de winkel in 1941 opgenomen in de nieuwe rij.

Wordt vervolgd

Naar boven

De lange rijen 2

Hendrikstraat even

Via Jan Blok, en S.G. Schreuder, kwam een deel van de straat al in 1910 in handen van de jonge timmerman en investeerder Daniël Monté. Hij liet er in 1910-11 vijf huizen bouwen. Hun huisnummers zijn nu 96-104.

De rij Hendrikstraat 92-104, aansluited bij het monument Willemstraat 1-9 (rechts)

Ernaast kocht Arie Franken (1872-1946), een Dordtse opzichter en controleur bij de NASM in Rotterdam, een perceel waar hij in 1912 een huis op liet bouwen. Het is nu nummer 94. Het heeft in  afwijking van de andere huizen in de rij vier geel-oranje-gele speklagen in de gevel naast strekken in dezelfde kleuren.

Hendrikstraat 94 met zijn afwijkende decoratie

Toen was er nog een lange strook onbebouwd tot aan de Emmastraat. Die kwam in 1913 handen van de Zwijndrechtse loodgieter Pieter Seijffert, maar die verkocht hem datzelfde jaar nog door aan Anthonie van Chastelet, een Dordtse timmerman en aannemer uit de Martinus Steinstraat. Die bouwde er in 1915 tien dubbele woonhuizen (52-90) op, plus een enkel pand dat wat zielig tegen nummer 90 aanleunt en nummer 92 heeft. Toen de rij af was verkocht Van Chastelet hem in 1917 weer terug aan Seijffert. Had hij verlies geleden of kreeg hij de huizen niet verkocht of verhuurd in de oorlogstijd? Boven dit blog ziet u een impressie van dit deel van de straat in de zomer.

Ook hier is aan de buitenkant nog weinig over van de originele bouw. De strekken zijn er nog wel, maar de meeste ramen en deuren zijn vervangen. Dat ook hier kamers aan gastarbeiders worden verhuurd is maar al te duidelijk.

Willemstraat even

De rij Willemstraat 2-26 in de lente

Er was nog een stukje over van het perceel land waar de Alexanderstraat en de Mariastraat op werden gebouwd. Jan Blok splitste het in 1913 af van het grotere geheel en verkocht het als bouwterrein aan de Dordtse timmermannen Teunis Jonkers en Johannes Harten van het Kromhout. Zij bouwden er vanaf 1914 tot april 1915 zeven boven- en benedenwoningen op, die de nummers 2-26 kregen. De benedenwoning van het eerste huis heeft echter de ingang aan de Mariastraat en is daar nummer 1. Toen de huizen opgeleverd waren verkochten de bouwers ze in 1915 aan Marinus Kooijman, sleepbootkapitein en reder te Dordrecht.

Mariastraat 1, de zij-ingang van de rij aan de Willemstraat, met een charmant hoektorentje

Als rij is Willemstraat 2-26 nog tamelijk gaaf gebleven. In enkele ramen zijn veranderingen aangebracht en er zijn wat deuren vervangen. De ‘betonnen’ strekken zijn alle bewaard, al zitten ze soms verstopt achter zonneschermbakken. Veel van de bovenlichten hebben nog hun twee verticale glaslatjes. Het is geen opvallend geheel, maar ziet er degelijk uit zonder veel speelse details. Alleen de hoekoplossingen hebben wat variatie. Maar dat is ook wel eens mooi. Dit ennsemble is trouwens nogal te vergelijken met ‘nieuwbouwwijken’ uit de vroege 20ste eeuw bij andere oudere steden. Maar die hebben er dan geen huizenrijen naast die door baas Hoek zijn gebouwd en die voor de unieke variatie zoals die in Dordrecht bestaat zorgen.

Willemstraat 24-26, waarbij 24 een balkon heeft op de uitbouw van 26

Naar boven

De lange rijen 1

Nu de Dubbeldamse geschiedenis van onze buurt zo’n beetje afgewerkt is, ga ik weer verder met de bebouwing van de straten. Nu beschrijf ik de langere rijen, zoals ze tussen 1912 en 1915 werden opgetrokken. Op een paar plekken stonden toen al wat huizen op een kluitje bij elkaar. Die keken enkele jaren uit over een nog grotendeels kaal terrein. Maar dat veranderde gauw.

Hendrikstraat oneven

Toen wij hier in de wijk kwamen wonen zat hier een A&O kruidenier; sfeervol winkeltje met een wat dromerig, tobberige uitbater in een blauwe stofjas

In de Hendrikstraat ten zuiden van de Emmastraat stonden al sinds 1909-10 een paar panden waarvan er één bestond uit een huis met stal en erf, waar een groothanndel in spek en kaas inkwam, met ernaast een winkel in kruideniers- en grutterswaren met een woning erachter en erboven.

De bouwtekening van 49-53 met de winkelopschriften

Tegenwoodig hebben ze de nummers 49-53. Ze vallen tamelijk op, want de gevels zijn speels versierd met gekleurde strekken en hebben mooi glas-in-lood. Later werden het twee winkel(s) met twee bovenwoningen. Nu zijn het een kinderdagverblijf en een atelier, eveneens met bovenwoningen.

Op het eerste gezicht nog een aardige gevel

Ernaast kwam in 1912-13 een apart pand (55); een gewoon woonhuis. Het werd gebouwd voor Bastiaan Lanser (1872-1927), een Sliedrechtse molenbaas, die het in 1916 weer doorverkocht. Kort daarna moet de pui zijn gewijzigd want de deur met twee vensters ernaast werden vervangen door een winkeldeur naast een groot winkelraam.

Zo zag het eruit voor het een winkel werd

De gevel ziet er nog redelijk uit, maar aan de zijkant van het huis is te zien dat hij bijna loskomt van de zijwanden. Daar moet echt naar gekeken worden.

De zijgevel zit vol scheuren en die achter de voorgevel loopt van de goot tot de straat

Arie Brand Hzn. (1866-1939), metselaar-aannemer en bouwondernemer uit Dubbeldam, met een werkplaats aan de Suikerstraat, kocht in 1913 de rest van het driehoekige perceel ten zuiden van de Emmastraat tussen Hendrikstraat en Willemstraat van Jan Blok. De Emmastraat 14-38 met de dubbele huizen werden er eerst gebouwd (zie dit blog). De rest van het terrein vulde hij met een rij van met zes dubbele huizen aan de Willemstraat (zie hieronder) en met aan de Hendrikstraat kant drie huizen (57-61) die wat minder ruimte achter zich hadden. Zodra ze klaar waren in maart 1914, verkocht hij ze door. Tegenwoordig zijn de gevels nogal gemoderniseerd en zit er geen originele deur meer in.

Willemstraat oneven

De dubbele huizen, die ook nog voortuintjes hadden, met de nummers 11-21 (nu 13-23) bouwde Brand ook zelf. Hij begon er in juli 1913 aan en de rij was in juni 1914 klaar.

De rij Willemstraat 13-23

Er was toen nog een stukje over en ook hier was nog ruimte voor zes dubbele huizen met voor- en achtertuin. En kelders. Boven dit blog ziet u een foto van deze rij zoals die zich voordoet in de zomer achter het welige groen van de straatbomen en de voortuinen.

Brand bouwde eveneens de rij met de nummers 25-47 in 1914-15, maar verkocht de huizen al in 1914 door aan Arie Visser, een Dordtse slager.

De rij Willemstraat 25-47

De meeste huizen in de rij hebben de nodige aanpassingen aan de gevels ondergaan. In 13-23 zijn nog wel tamelijk veel originele vensterindelingen, maar in 25-47 is veel houtwerk vervangen door kunststof en zijn er geen oorspronkelijke deuren meer. Daar staat ook een aantal panden met kamers die aan gastarbeiders zijn verhuurd. Er is ook nogal wat achterstallig onderhoud zichtbaar. Met nam 45-47 is sterk verwaarloosd. De tuintjes zijn hier of betegeld en lichtelijk overwoekerd. Dat laatste geldt ook voor de andere rij. Maar boven dit blog kunt u zien dat dat er wel sfeervol uit kan zien.

Het hoekhuis Willemstraat 45-47 verkeert in een belabberde staat van onderhoud

Wordt vervolgd

Naar boven