Ik houd dus al sinds begin 2021 een soort fotojournaal van de wijk Nieuw-Krispijn-Oost bij. In november 2023 heb ik een serietje gewijd aan het blok hoek Hendrikstraat-Mauritsweg en daar wat gezegd over nummer 6, zie hier. Ik noemde het een verwaarloosde hoek.
Afgelopen zondag 25.2.2024 liep ik weer eens een rondje en schrok eigenlijk wel van dat pand en besloot de foto die ik nam eens te vergelijken met eerdere foto’s. Bovenaan dit blog zie je de close-up uit 2023. Dat is geen leuk gezicht, daar zult u het mee eens zijn. Hieronder zie je 2021 (boven) en 2024 (onder). Zoek de verschillen tussen de drie. Gevonden?
MAW 6 – 2021
MAW 6 – 2024
Die zijn er dus niet. Alles blijft hetzelfde, alleen het verfwerk verpietert steeds wat verder. De zonneschermen en gordijnen zijn niet veranderd, alleen wat verder vergeeld. Het middelste dakraam staat nog steeds open en de wind waait het af en toe wat verder open en weer terug. De bakstenen zullen steeds wat meer (zout)uitslag laten zien. Conclusie: hier woont niemand en er wordt al minstens vier jaar geen onderhoud gepleegd. Het pand is verkrot en ik ben bang dat het binnen niet veel beter is. Of aan de achterkant.
Wat gebeurt er met deze hoek als dit pand onbewoonbaar wordt verklaard? Kan de eigenaar hierop aangesproken worden? Is er een mogelijkheid voor de gemeente om in te grijpen? Het is geen monument en we zitten hier niet in een bescherms stadsgezicht, dus er is door de buurt niets tegen te doen. Moeten we dan met de armen over elkaar toezien hoe een pand in elkaar stort? Nee toch?
Dit blog gaat naar diverse instanties voor reacties. Ik houd u op de hoogte van wat erover gezegd wordt.
In heb het in enkele eerdere blogs al gehad over de uit de jaren twintig daterende ensembles in Krispijn, toen de woningbouw na de Grote Oorlog weer langzaam opstartte. Ik heb al enkele rijtjes die toen gebouwd zijn behandeld hier over het hoekpand waar deze website mee van start ging, en hier over de beide andere blokken aan die kant van de Mauritsweg. Ook in de Sophiastraat staat zo’n rijtje waar ik hier wat over heb geschreven. In mijn vorige blog beschreef ik het zoekspel dat ik speelde als ik door de vooroorlogse wijken reed: wat-is-nog-origineel (aan-die-gevel). Afgekort WINO.
Ik heb besloten nu een serietje te doen waarin ik laat ziet welke onderdelen van gevels van ensembles uit de jaren twintig nog lijken op wat er op de originele bouwtekeningen staat. Je kunt er trouwens niet altijd vanuit gaan dat huizen precies volgens tekening gebouwd werden. De tekenaar wist bijvoorbeeld niet altijd wat voor deuren erin zouden komen en of de bovenramen alltijd glas-in-lood bevatten. Ook kon de definitieve roedeverdeling in ramen wel eens afwijken van het getekende. Ik heb zelfs de indruk dat tijdens het bouwen soms van het plan werd afgeweken. Waarom dat gebeurde is niet bekend, want dat staat nergens opgeschreven en we kunnen het niet meer aan de bouwmeesters vragen. U zult die voorbeelden hierna nog wel tegenkomen.
Eerste ontwerp voor Dubbeldamseweg 108-112 zwart en rood (1920)
Ik heb besloten te beginnen met een kort rijtje aan de Dubbeldamseweg met de nummers 152-156 (oude nummering 108-112). Het kwam op de plaats waar sinds 1914 – toen het Woningzorg-complex gereed kwam – een gat was gevallen tussen de huizen op de hoek van de Leliestraat en de Madeliefstraat. Het duurde nog tot 1920 toen metselaar Leendert Molendijk een plan indiende om er drie dubbele woningen te bouwen. De blauwdruk bestaat nog, maar de huizen zijn nooit gebouwd (zie hierboven). Het plan werd in datzelfde jaar gewijzigd en bevatte nu drie middenstandswoningen. Niet alleen weken die nieuwe plannen qua inrichting van elkaar af, maar vooral de buitenkant kreeg een heel ander uiterlijk. Dat kwam gedeeltelijk omdat de plattegrond veel minder traditioneel was, waardoor het opgaande werk een wel heel bijzondere vorm kreeg.
Tweede ontwerp (ook uit 1920)
Ik zie de overeenkomsten met wat in Amsterdam de ‘school’ van die naam wordt genoemd. Maar dan in een lokale versie, zoals Hendrikstraat 65 in het vorige blog. We zullen helaas nooit weten waarom Leendert van opvatting veranderde of door wie hij beïnvloed kan zijn. Wel verrees daar in 1920-21 (tegelijk met baas Hoeks ensemble aan de Mauritsstraat 14-24) een heel bijzonder rijtje. Zie de foto boven dit blog. Die moet van voor 1923 dateren, want de twee ramen naast de deur zijn in dat jaar vervangen door een breed winkelraam. De begane grond werd dus winkel en in 1988, toen wij aan de weg kwamen wonen, was het dat nog: een drogist. Nu is het al weer lang een woonhuis.
De plattegronden van nrs 152-156 met de afplattingen van pand 156 beneden en boven
Omdat de muur met die ramen erin een zeer stompe driehoek vormde, moest het hele metselwerk van de begane grond overgedaan worden. Dat moet een kostbare operatie zijn geweest. Inmiddels is dat winkelraam alweer vervangen door een breed kunststofkozijn, maar je kunt aan weerszijden ernaast de nog enigszins schuinlopende muren zien. Het verdere metselwerk met de decoratieve uitspringende rijen bakstenen is keurig gedaan. Dat is echter niet het geval geweest bij het weghalen van het balkon erboven en het rechttrekken van de balkondeuren en –ramen. Ook die zijn nu van kunststof. Het stuk muur eronder ziet er niet uit en lijkt wel met lidtekens bedekt. Verder is de rollaag boven de ‘winkelruit’ bijzonder slordig gemetseld; de koppen van de bakstenen schelen centimeters met de originele en lopen ongelijk in het bestaande metselwerk over. Deze gevel is echt een aanfluiting en een voorbeeld van hoe je een jaren twintig gevel in Amsterdamse School stijl niet renoveert.
Detail van de gevel van 156 met de lidtekens van de verwijderde hoek
Even weinig gevoel voor het origineel blijkt uit het middenpand, nr. 154, waar op de etage kunststof kozijnen de plaats van hout ingenomen hebben met een moderne roedeindeling. Op de begane grond is het originele brede raam met zes vlakken vervangen door een grote doorzon-woning ruit die niet zou misstaan in een jaren zestig nieuwbouwwijk. En dat geldt ook voor de deur en de sponningen in bruin gevernist hardhout.
Overzicht van het lapwerk aan 152-156 met roodomlijnd de enige nog originele elementen
Alleen nr. 152 heeft nog elementen van de oude situatie bewaard. Het heeft nog de stompe driehoek muur zoals die in 156 was, het balkon, de terugwijkende balkondeur met zijn vensters ernaast en zowaar nog een rest roedeverdeling in de bovenramen aan weerszijden van de hoek. Helaas hebben de ramen op de verdieping die niet meer en is de voordeur modern.
Vorige bewoners/eigenaars kan je natuurlijk niet meer vragen het beter te doen. Omdat het rijtje geen monument is en ook niet in een beschermd stadsgezicht staat kan je ook huidige eigenaars niet verplichten of tenminste smeken terug te gaan naar het uiterlijk van 1920. Inmiddels wordt echter in het middelste pand weer verbouwd, nadat zo’n beetje alles uit de binnenkant is gesloopt. Ik houd mijn hart vast voor wat er nu weer zal worden aangepast aan de ‘moderne smaak’. Oh, waren we maar beschermd stadsgezicht. Maar er is een mogelijkheid dat de nieuwe eigenaar dit blog leest en dat dan blijkt dat ik me voor niks druk heb gemaakt. Ik hoop het…
AANVULLING NOVEMBER 2024
Opname oktober 2024
Vanaf mei 2024 is de nieuwe eigenaar van Dubbeldamseweg zuid 154 bezig geweest met een nogal ingrijpende verbouwing. De buurt hield zijn hart vast toen ze zagen wat er allemaal in de skip verdween. Halverwege oktober was het klaar. Het houtwerk in de gevel werd strak zwart geschilderd en de gevel zelf zag er plotseling wat schoner uit. Ik moet zeggen: het ziet er niet gek uit, maar natuurlijk is wel de Art Deco stijl nu geheel verdwenen. Staan ons meer van dergelijke opknapbeurten te wachten?
Ons huis annex bedrijf was al ruim 25 jaar aan de Dubbeldamseweg gevestigd voor ik in de gaten kreeg in wat voor aparte wijk ik woonde. Dat kwam door mijn kleinzoon. Vanaf dat hij ruim twee was maakte ik met hem wel eens rondjes door de buurt. De schilderachtige Emmastraat en Frederikstraat waren me wel bekend, we hadden ook vrienden in de Willemstraat en de Sophiastraat wonen en familie woonde enkele jaren in de Rozenstraat. Als we naar die laatsten toefietsten keken we altijd naar de huizen aan de Dubbeldamseweg en droomden dat we daar woonden. Door allerlei toevallige omstandigheden lukte het inderdaad om daar een dubbel huis te kopen en na lang klussen trokken we daar in mei 1988 in. Veel ruimte en tijd om de buurt te verkennen was er niet want we leidden, met twee schoolgaande kinderen en veel werk door heel het land en België, een druk leven.
Zo’n klein apie van drie zorgde voor wat ontspanning en opa – inmiddels met pensioen – zou hem wel eens wat over Oud Dordrecht leren. Dus als het mooi weer was en hij had er zin in zette ik hem achterop de fiets en reed naar de binnenstad. Of we ‘deden’ een paar straten in de buurt. Wouter was een dromerig jochie, dat met onverwacht scherpe vragen kon komen. Nou wist ik na mijn 12 jaren op het stadsarchief genoeg van de binnenstad en ook wel van de 19e eeuwse schil, maar van Nieuw Krispijn eigenlijk heel weinig. We hadden negen jaar in de Vondelstraat op Oud-Krispijn gewoond, maar ik had me nooit erg in die buurt verdiept. Ik kon dan ook dikwijls de vragen van mijn oudste kleinzoon over straten, huizen, winkels en wat er voor de rest te zien was in onze wijk niet beantwoorden. Ik kon er thuis ook niet veel over vinden. Zo was ik dan ook wel weer; ik wilde het wel weten! De drukte van ons leven maakte het dan verder moeilijk om er genoeg tijd aan te besteden.
De bijzondere gevel in Amsterdamse School stijl van Hendrikstraat 65, winter 2023-24.
Maar één van die wandelingen leverden me echter een nieuw en verrassend inzicht op. Soms werd Wout moe en rustten we even uit. We zaten dus een keer in de late zomer van 2014 even op de rand van het trottoir van de hoek Willemstraat-Alexanderstraat, onze voeten op de klinkers. Ik weet niet meer waar we het toen over hadden, maar ineens bekeek ik het hoekhuis Willemstraat-Hendrikstraat tegenover ons met andere ogen (zie de foto bovenaan dit blog). Ik ben altijd geïnteresseerd geweest in bouwhistorie en weet er ook het nodige vanaf. Aan de stijl van de woning herkende ik aspecten van wat de Amsterdamse School van het bouwen wordt genoemd. In Dordrecht? Ik was oprecht verbaasd. Mijn ogen werden geopend en mijn brein trok connclusies. Dus niet alleen in Amsterdam bouwden ze zo, maar ook hier. Weliswaar was het maar één pand, maar toch…
Ik weet niet meer wat ik tegen Wout zei, maar toen hij uitgerust was zijn we het huis wel van dichtbij gaan bekijken. Onze kleinzoon is altijd wel belangstellend, maar hij zegt niet veel en trekt in stilte zijn eigen conclusies, die je dan (veel) later pas hoort. We hebben er toen niet veel over gepraat, maar ik begon me voor mezelf wel dingen af te vragen. Ik probeerde sindsdien, tijdens het fietsen door de wijken, de originele details van huizen in hun rijtjes te herkennen en langzamerhand kwam ik erachter dat die maar heel zeldzaam bewaard waren. Niet alleen in Krispijn, maar ook in het Land van Valk, de Indische en de Zuidafrikaanse buurten en elders in de stad. Daar bleef het dan bij, want ik was met te veel dingen tegelijk bezig om dat ook nog eens te gaan uitzoeken. Tot corona. De rest is historie…
Maar hoe komt dat smal toelopende pand daar aan het Willemplein (eigen verzinsel, het pleintje heeft geen naam) en wie heeft het gebouwd? Natuurlijk heb ik dat uitgezocht.
Gezicht in de Hendrikstraat ca 1925, met links de zijgevel van Willemstraat 11 met de lage huisjes van Hendrikstraat 57-61 ernaast. In de verte het hoge pand nr 47-53. Rechts Hendrikstraat 92-102.
Het tweede deel van de Hendrikstraat, voorbij de Emmastraat richting Willemplein, eindigde nogal abrupt met een kort rijtje van drie kleine woningen. Nu hebben ze de nummers 57-61. In de Willemstraat begon, bijna tegen nummer 61 aan in een scherpe hoek nummers 11-21. Er bleef een onhandig stuk leegte over, dat goed wordt weergegeven in een mooie, hier boven staande, foto van ongeveer 1920.
In 1919 vond smid Willem van der Vet het tijd om zijn smederij aan de Dubbeldamseweg 77 (nu 129, waar tot voor kort de bloemenwinkel Erica zat) in een nieuw, geschikter pand te gaan voortzetten. Hij kocht een stuk van het perceel waar aannemer Brand al aan het bouwen was. Van der Vet liet in 1924 de in Zuid-Holland niet onbekende architect H. Moulijn bouwtekeningen maken en vroeg een bouwvergunning aan. Zijn smederij met bovenwoning zou de huisingang aan de Willemstraat hebben en de smederij-ingang met 4 vouwdeuren aan de Hendrikstraat, nu nummer 63. Het huis sloot aan tegen Willemstraat 11 en had dus een schuinlopende gevel aan de andere kant. De doorsnede-tekening laat het smidsvuur zien en een paardentravalje net achter de Hendrikstraatingang.
De gevels van Willemstraat 7 (oud nummer) en Hendrikstraat 61 en een doorsnede van de smederij (1924).Het travalje om paarden te beslaan staat rechts van het midden
De zaken liepen klaarblijkelijk goed, want eind 1927 breidde hij zijn zaak en woning uit tot op de hoek tussen beide straten. In ongeveer dezelfde stijl als zijn huis liet hij er door aannemer ‘voorheen Van Heeren’ (die in de jaren twintig al meer in de wijk had gebouwd) een stuk aanbouwen. Of hierbij weer een architect in de arm werd genomen is niet bekend, al zou je dat gezien de bouwtekening wel zeggen. De stijl en belettering doen denken aan die van het architectenbureau Bakker en Van Herwijnen van de Blekersdijk. Het was de bedoeling er een magazijn en bergplaats van te maken met een vrij toegankelijke bovenwoning. In juni 1928 was de hoek klaar en trok Van der Vet in de bovenwoning. Het was het een bijzonder pand geworden met een zeer revolutionaire hoekoplossing. De begane grond is op den duur voor veel doeleinden gebruikt, o.a. als rijwielbewaarplaats.
Strakke bouwtekening van Hendrikstraat 65 (1927), je vermoedt hier het werk van een architect
In september 1935 gaf Van der Vet de architecten Bakker en Van Herwijnen opdracht de ruimte op de begane grond van nr 65 (toen nog 59) van een afscheiding te voorzien om er een kantoor in te maken.
Nu zijn het woningen, maar met een duidelijk industriële geschiedenis. De huidige bewoners hebben veel tijd en geld gestoken in het onderhoud van de panden en dat is er aan af te zien. Gelukkig zijn veel details van de architectuur bewaard gebleven, zoals het art-deco glas-in-loodvenster naar de voordeur van nummer 65. U ziet het: niet alles gaat mis in Nieuw-Krispijn-Oost. Ik hoop dat er veel meer goede voorbeelden komen en dat mijn blogs een eerste aanzet zijn om mensen aan het denken te zetten. En vervolgens aan de slag…
Recentelijk hebben de bewoners de ‘brede’ deuren ontdaan van boardplaten zodat de oorspronkelijke paneeldeuren weer tevoorschijn kwamen. Daarna zijn ze opnieuw geverfd. Ik vind het een succes.
Ik zal het maar bekennen: ik heb wat met baksteen. Dat begon al in 1991 toen we voor Archeon op zoek waren naar moderne replica’s van veertiende eeuwse bakstenen (die waren er niet…). Sindsdien heb ik me verdiept in alles wat met dat bouwmateriaal te maken heeft. Wat ermee gedaan is en wat er nog steeds mee gedaan wordt. Hoe ze gemaakt werden en worden en wat de eigenschappen ervan zijn. Ik houd van de namen die er om het bouwen met baksteen worden gebruikt; van kruisverband tot klezoor. Dat betekent ook dat ik altijd loop te letten op wat mensen om me heen ermee gedaan hebben. En daarom maak ik me in mijn KIK project ook zorgen over wat men er hier nog mee gaat doen.
Nieuwbouw aan de Mariastraat 17-29
Ik heb al eerder mijn angst voor afbraak en nieuwbouw van Nieuw-Kispijn-Oost uitgesproken. Niet alleen dat je een uniek stuk onbeschermd stadsgezicht mee kwijtraakt, maar wat krijg je ervoor terug? Ik heb ook al gewezen op wat ze notabene in onze wijk aan de Mariastraat gebouwd hebben en aan het bouwen zijn. Ongetwijfeld ruime en comfortabele huizen, maar verrekte somber om te zien. Gebouwd van een soort donkere paarsrode-bruine bakstenen, afgewisseld met een bijna onbeschrijfbaar donker beigegrijs. Het huis dat nu naast Mariastraat 15 wordt gebouwd is in dezelfde kleuren baksteen (en hetzelfde metselverband: noords met afwijkingen).
De bakstenen van de nieuwbouw naast Mariastraat 15 bij zonlicht. Meestal zijn ze een stuk donkerder
Ik heb het ook al even gehad over de afbraak en herbouw van onze buren: Nieuw-Krispijn-West. Het Witte Dorp verdwijnt. De kleine huizen waren na de oorlog op een koopje gebouwd met verwerkt puin van gebombardeerde gebouwen omdat de woningnood hoog was. Die zijn inmiddels allemaal verdwenen, want door verwaarlozing, maar ook omdat ze aan hun eindje waren, werd dat de hoogste tijd.
Optimistische vooruitblik naar de Charlotte de Bourbonstraat
Hoek Anna Paulownastraat-Mariannestraat in de toekomst
Ernstiger en al veel beter zichtbaar zijn de nieuwe huizen die in de plaats zijn gekomen van wat ik de straten van de Oranjevrouwen noem: de Anna Paulowna-, de Charlotte de Bourbon- en de Mariannestraten, die deels nog doorlopen in het Witte Dorp. De architecten hadden een aantal jaren geleden aantrekkelijke toekomst-tekeningen gemaakt om bewoners te trekken. Het ziet er allemaal zonnig en groen uit. Maar in Nederland is het lang niet altijd zonnig.
Wat je op de tekeningen niet ziet zijn de bakstenen. Die zijn ‘wit’. Nou ja, ze hebben een lichte kleur en als je dichterbij komt lijkt het op er een schimmellaag opzit. Soms op het zwartige of ongezond bruinige af en altijd kalkig. Zie de grote afbeelding bovenaan dit blog. Ik vind het afschuwelijk. Het is ook zo on-Nederlands. Niet dat ik nou zo’n chauvinist ben, maar ‘witte’ bakstenen zijn niet bestand tegen het vaderlandse weer en zeker niet als ze zo’n ruw oppervlak hebben als de beschreven schimmelbakstenen.
Het ANWB pand kort voor de afbraak in 2023
Je zou toch denken dat architecten en aannemers inmiddels voldoende ervaring hebben met de effecten van regen, roet en uitlaatgassen op lichte baksteen. Ik kan me nog de nieuwbouw van het Delftse stadskantoor destijds herinneren, dat bedekt was met witte tegeltjes. En die waren ook nog geglazuurd. Na een paar jaar waren ze groen uitgeslagen. En we hebben net zo’n verhaal over de witte wanden van het ANWB gebouw aan de Spuiboulevard. Maar nee. Aan het eind van de Charlotte de Bourbonstraat staan langs de Mauritsweg notabene twee rijen voorbeelden van wat er gebeurt met dit soort baksteen, al zijn die van oorsprong eigenlijk heel lichtgeel. De bijgaande foto’s spreken wat dat betreft duidelijke taal. De grauwsluier over beide rijen en de grijze plekken in de lichte muren zijn een aanfluiting.
Mauritsweg 80-92 in hun huidige staat
Wat is er mis met gewone baksteen? Die gebruiken we al sinds het begin van de dertiende eeuw, waarbij Dordrecht de eerste stad in Holland was die de toen nog zeldzame baksteen toepaste in woon- en pakhuizen in plaats van bij kastelen, kloosters en andere belangrijke gebouwen. Hij was door de klei die hier voorhanden was verkrijgbaar in tinten van licht oranje (appelbloesem noemde men dat vroeger) tot grijsbruin, met allerlei nuances daartussen. Alleen aan de Hollandse IJssel produceerde men gele bakstenen, die kleiner waren. De stenen hielden zich eeuwenlang goed, al bleken ze wel te donkeren onder in vloed van vroeger roet en nu uitlaatgassen. Maar als een hele wijk ‘donkert’ zoals bij ons, valt dat niet echt op. Bovendien verbinden allerlei organismen via de regen en de rook zich met de altijd poreuze baksteen die daardoor een een bijna ondoordringbaar oppervlaktelaagje krijgt. En dat geldt ook voor de voegen. Het valt dan natuurlijk wel op als men de muren gaat schoonspuiten. Buiten dat het schadelijk kan zijn voor zowel de steen als de voegen, want dat genoemde laagje wordt eraf geschuurd, valt zo’n ‘schoon’ pand tussen de rest er dijkwijls nogal opvallend uit. Het gaat ook ten koste van de sfeer en harmonie in de rij waarin het staat. Maar voor dat laatste hebben moderne mensen dikwijls weinig oog.
Gedonkerde muur uit 1910 aan de Dubbeldamseweg
Schoongemaakte muur uit ca 1910
Baas Hoek bouwde tussen 1901 en 1917/19 met licht oranjebruine stenen. Nieuw waren dat heel ‘vrolijke’ stenen, zeker als ze nog gecombineerd werden met raam- en deurstrekken en speklagen van gele en rode persbakstenen. Dat is één van de aspecten die Van Hoeks aandeel in Nieuw-Krispijn-Oost juist zo aantrekkelijk maken. De iets grauwere en donkerdere stenen in de jaren twintig huizen zijn daartussen een mooi contrast. Zeker met het creatieve gebruik van versieringen in baksteen en het toepassen van verdiepte rijen en de leuke randen en muizentanden.
Muur uit 1923 aan de Mauritsweg
Muizetandjes
Ik verbaas me er dus over dat moderne architecten ondanks die slechte ervaringen met lichte muren in Nieuw-Krispijn-West toch weer kiezen voor lichte baksteen als je bij de buren kunt zien hoe lelijk die er na een paar jaar al uit gaan zien. En dat dat gebeurt met bakstenen die een kunstmatig schimmellaagje hebben gekregen. Dat is bijna nog erger dan als je huizen bouwt met kunstmatige roet- en metselkalklaagjes alsof je niet goed schoongemaakte baksteen hergebruikt van afgebroken huizen.
Het is mijn nachtmerrie dat verwaarloosde huizen van de oostkant van de wijk omdat er niet meer in gewoond kan worden zullen worden afgebroken en op zo’n manier weer worden herbouwd. Bescherm Nieuw-Krispijn-Oost tegen de schimmel! Maak het een beschermd stadsgezicht!