Dubbeldamseweg; de levensader van de wijk 4

Winkels in het oudste rijtje 1

Ik heb het al gehad over een paar winkels aan de Dubbeldamseweg. Dat de weg de levensader van de wijk was kwam ook doordat het de belangrijkste winkelstraat van de buurt was. Het hotel-café-restaurant (sinds 1904) op nr 48 (nu 68) zorgde al voor reuring. Maar in die oudste kleine huisjes  en een paar wat grotere zaten al rond 1900 wat winkels. Ook in wat ik de oudste rij noem, waren er al vroeg de nodige buurtwinkels.

De beide winkels in het rijtje, met hun doorlopende puien, in 1917

Met de bouw in 1897 was er al rekening gehouden dat er winkels in kwamen. Hoe ik dat weet? Er bestaat een gezicht op de oudste rij aan de Dubbeldamseweg dat geacht wordt uit 1917 te dateren, in dat jaar dus 20 jaar oud. Het is een prentbriefkaart gemaakt door fotograaf Tollens, destijds een begrip in Dordrecht. Ik kom nog op die foto terug, maar ik heb ingezoomd op de acht dubbele huizen waarover we het in deze blogs hebben. De middelste twee huizen met de nummers 62-64 (nu 86-88/90-92) wijken, als je goed kijkt, wat gevelindeling betreft af van de huizen aan weerszijden. Het lijkt erop dat naast de deuren op de begane grond bredere ramen zitten dan in de woonhuizen en dat die geen bakstenen muurdammen ertussen hebben. Dat ze dus opgenomen zijn in een pui met een doorlopende, eenvoudig gedecoreerde puibalk boven de ramen en deuren. Dat betekent dus dat de begane grond van die twee huizen geen woonhuizen waren, maar winkels. Die moeten er met de bouw in 1897 al hebben ingezeten. Bij een nog wat verder inzoomen van de foto vanaf de tennisbaan uit ca 1900 vallen ze al op. In het vorige blog zag u al hoe ze er, in een afwijkende kleur geschilderd (ze zijn donkerder dan de andere ramen en deuren), toen uitzagen.

De beide winkels met hun bredere ramen en de puien rond 1900

Dat er vanaf het begin winkels in die panden zaten wordt eigenlijk ook bevestigd door de adresboeken. Op 62 (88) is al in 1899 een vermelding van ene L. Oerlemans die er winkelier is, naast zijn beroep als timmerman. In  1901 blijkt ene Anton Rutte (1872-1919) er winkelier in kruidenierswaren te zijn. Hij is de oudste zoon van de in Dordrecht zeer bekende Simon Antonius Rutte (1844-1920), de stichter van de beroemde Rutte distilleerderij. Anton is naast kruidenier net als zijn vader ook likeurstoker en werkt ook als zodanig voor hem. In 1905 wordt hij zelfs mede-vennoot van het bedrijf. Of hij ook echt achter de winkel aan de Dubbeldamseweg woont is onduidelijk. Misschien in het begin even, maar tussen 1904 en 1924 woont daar ene Pieter Jan de Groot en zijn gezin. Hij wordt tot aan zijn dood in 1924 winkelknecht genoemd en het is daarom waarschijnlijk dat hij voor zijn baas Rutte de winkel runt. Na zijn dood blijft  zijn weduwe er nog enkele jaren wonen en misschien drijft ze de winkel nog een tijdje. Anton Rutte overlijdt al op 47-jarige leeftijd in 1919 aan suikerziekte. Een jaar later overlijdt zijn vader, de oude Simon, die op dan moment al een paar jaar woont op Dubbeldamseweg 66 rood, dus de bovenwoning, nu 94. Antons zoon Jan, net getrouwd in 1922, woont in 1924 en 1926 in de bovenwoning van nr 62.

In 1930 zegt het telefoonboek van dat jaar dat ene G.J. van Duinen, brandstoffenhandelaar, er woont en dat zijn dochter in de winkel staat. Waarschijnlijk verkopen ze er petroleum en lampenolie en dergelijke.

De fietsenwinkel van Verschoor op nr 51, jaren ’30

Verderop in de jaren ’30 verkoopt Leo Verhagen (1904-1973) er zijn kruidenierswaren en hij blijft dat doen gedurende de oorlog. Uit de adresboeken blijkt dat hij zijn winkel in 1955 en 1967 op nr 51 (nu 75-77) aan de overkant van de weg heeft en dus verhuisd is. In 1949 zit er namelijk in nr 62 een fietsenwerkplaats van ene Fas Verschoor, die in dat jaar hij de binnenplaats ging overdekken om de werkplaats uit te breiden. in 1955 had hij een rijwielbewaarplaats in hetzelfde pand, dat na de hernummering nr 88 is geworden. Fas Verschoor had in de jaren ’30 een rijwielhandel op nr 51 (nu 75) die hij dus ruilde met Leo Verhagen.

Een grotere wijziging van de invulling van het bedrijfspand is de aanpassing in 1960 van het interieur met een spoelplaats voorin de winkel. Het pand wordt gedeeltelijk veranderd voor de N.V. melkinrichting ‘De Combinatie’, Ludolf de Jonghstraat 85 te Rotterdam. Het blijkt een latere wijziging van het plan waarvoor eerder dat jaar al vergunning voor is aangevraagd en verleend. Ook kwam er een nieuwe etalage, waarbij de ingang van de winkel naar de rechterkant van de voorgevel werd verplaatst. En daar zit hij nog. Wel verdween zo de oorspronkelijke pui met al het fin-de-siècle houtwerk. In 1973 zit de Combinatie daar nog steeds, maar niemand schijnt zich nu te kunnen herinneren dat die melkinrichting er zat. Zo’n bedrijf was eigenlijk een centrale plaats voor melkboeren. Daar haalden ze de producten op die er vanuit de diverse melkfabrieken werden bezorgd en van daaruit trokken ze naar hun melkwijk. In de jaren ’60 en ’70 zullen dat de bekende ‘electrische honden’ zijn geweest. Benieuwd of er nog mensen zijn die zich dergelijke scenes aan de weg kunnen herinneren.

Een ‘electrische hond’ van de andere Dordtse melkinrichting, de DMI

Hoe lang dit bedrijf daar heeft gezeten is me (nog) niet bekend, maar toen wij in 1988 aan de weg kwamen wonen zat er een Turkse winkel waar je van alles kon kopen: brood, groente en fruit, vlees, (Turkse) kruidenierswaren, tassen, decoratiemateriaal, zoals spiegels en lampen, en potten en pannen. En goedkoop snoep… Een paar jaar geleden zat er nog een slangenwinkel, die vooraf werd gegaan door een wietkwekerij die na klachten van de buren door de politie werd ontmanteld. Slager Luca van nr 78 heeft er nu zijn opslagplaats, maar gedurende ruim 125 jaar heeft er, zo te zien, een kleurrijke verzameling zaken gezeten.

Nummer 88 (vroeger 62) in 2023

Wordt vervolgd

Naar boven

Dubbeldamseweg; de levensader van de wijk 3

Het oudste rijtje

Ik wilde deze reeks over de Dubbeldamseweg aangrijpen om het eens te hebben over mijn dagelijkse uitzicht. Dit rijtje zie ik vanuit mijn werkkamer door alle seizoenen heen en onder alle soorten weersomstandigheden. Al meer dan 35 jaar. Op het eerste gezicht een karakteristiek ensemble van vroeg 20ste eeuwse woningbouw voor de gewone burgerman en -vrouw, maar dat is het niet. Het dateert nog van voor de Woningwet 1901 was ingevoerd. Na meer dan 125 jaar mag je verwachten dat niet alles er meer uitziet als net na de bouw. Er is sindsdien veel aan die huizen vertimmerd, aangepast, veranderd en toegevoegd. Maar er zijn ook fysieke aantastingen geweest zoals verzakkingen, waterschade, verwaarlozingen van hout en dakpannen, brand, etc. Dat wil ik u allemaal laten zien, maar eerst een stukje bouwgeschiedenis.

Naast de kleine arbeiderswoningen aan de weg, kwam er dus ook al vroeg ‘hoogbouw’ van de grond. Op 20 maart 1896 werd er bij de gemeente een aanvraag ingediend voor het bouwen van acht boven- en benedenwoningen aan de Dubbeldamscheweg. De aanvrager was Gijsbert Bozuwa (1850-1938), meester timmerman en aannemer, die ze in 1896-97 ook zou bouwen. Niet bekend is wie zijn opdrachtgever was. Het zou de eerste langere rij van burgermanswoningen in de wijk worden.

DDW 106, let op het verspringen van de spekranden waaraan je de scheefzakking kunt zien

Uit het kadaster is echter bekend geworden dat het ‘scheve huis’ nummer 106 er net wat eerder stond dan deze rij. Het werd in opdracht van de onderwijzer Jacob Barendregt begin 1896 door een onbekende aannemer neergezet. Waarschijnlijk is het destijds niet goed onderheid, want het staat ontstellend scheef. Het wordt gelukkig door zijn buren omhooggehouden. Ik heb het wel altijd een heel leuk en kleurrijk huis gevonden, met zijn driekleurige strekken, ballen op de hoeken en nog een geveltorentje ook.

Op de kaart staat het aangegeven als het lichtblauwe rijtje

Ze hadden alle dezelfde gevelindeling en plattegronden en een schuurtje achter op het erf. In de gevel hadden ze linksonder twee deuren dicht naast elkaar, met ernaast twee ramen. Op de verdieping zaten er drie ramen naast elkaar en in de geveltop een klein raam. Alleen die toppen wisselden van van vorm: twee puntgevels aan de buitenkanten van de rij, twee trapgevels die elk tussen twee lijstgevels met een dakkapel geplaatst waren. De bovenraampjes in de punt- en trapgevels zaten met twee naast elkaar, de eerste met halfronde toppen, die in de trapgevels met driehoekige toppen. Over de hele breedte van de rij liepen vijf ‘speklagen’ van geel-rood-gele baksteen, in de vier topgevels nog drie extra. De toppen waren ook nog voorzien van decoratieve spitsen. Het was een indrukwekkend geheel, niet onvergelijkbaar met wat er al eerder in de 19e eeuwse schil was gebouwd, maar dan wat kleiner. En vergelijkbaar met de vroegere huizen in de Indische buurt, die iets later is begonnen.

Op uw mobiel wordt deze tekening waarschijnlijk wat klein. In ieder geval de telefoon horizontaal houden.

Boven de ramen en deuren van de woonhuizen zitten, zoals gewoonlijk, de strekken met aan de zijkanten de aanzetstenen en in het midden de sluitsteen. Die afwerking was typerend voor de wat duurdere huizen uit de late 19e eeuw, maar in eenvoudigere vorm kwamen ze ook in kleine arbeidershuizen voor. Zoals in de Bloemenbuurt. Het waren al lang geen met de hand gehakte brokken natuursteen meer zoals dat in vroeger eeuwen gebeurde, maar in beton gegoten afgietsels van die eeuwenoude voorbeelden. Ze werden altijd in lichte kleuren (crème) geschilderd om mooie decoratieve effecten te krijgen en hun profielen – meestal een rechthoekig vooruitspringend vlak of een rechthoek met een driehoekige rug – verlevendigen de gevel aanzienlijk. Vanaf ongeveer 1900 verdwijnen die stenen boven de ramen en deuren en worden strekken uit baksteen, al of niet in kleur, gemetseld.

Op deze foto uit ca 1900, genomen vanaf de tennisbaan van de DLTC aan de Marketteweg, is de rij 76-104 te zien, met links nog het huis nr. 74, een open stuk waar nu de parkeerplaats
van de Aldi is en rechts nog de vier huizen 106-116, de Bloemstraat en de eerste huizen
van het volgende rijtje 118-120

Behalve in de bovenwoning nr 102 zijn alle middenstijlen uit de glasvensters verdwenen. Daar en in 104 zit nog glas in lood in de bovenlichten. Of die nog origineel zijn is me niet bekend want het wijkt in ontwerp af van het huis ernaast. Ook in de bovenramen van de deuren van 98 en 100 zit namelijk nog glas in lood.

In de loop van die ruim 125 jaar is er wel het nodige veranderd aan het uiterlijk van de benedengevels langs de weg. Het waren oorspronkelijk op twee na allemaal gewone, dubbele woonhuizen. De begane grond is bij al die huizen beduidend kleiner dan de verdieping, die ook nog een zolder heeft. Natuurlijk waren al die huizen, behalve 84 (zie hierna) dubbel bewoond, waarbij het lijkt alsof met name 76-78, 94-96 en 102-104 aanvankelijk vooral voor personeel van de Staatsspoorwegen dat in en om het station werkte was bedoeld. Er woonden onder andere klerken, ambtenaren/commiesen, portiers, een smid, telegrafisten, een ‘aantekenaar-weger’, een ladingmeester en misschien nog een technisch tekenaar. Dat duurde tot ongeveer 1909, toen op al die adressen ‘gewone’ beroepen een plek vonden. Vooral veel winkelbedienden, een politieagent/inspecteur, kantoorpersoneel, een coupeur, en steeds meer winkeliers die elders hun winkel of bedrijf hadden, zoals A.J. (1901-1906) en S.A. Rutte (1916-1919), de likeurstokers.

De oude en nieuwe, sinds 1955, nummering aan de weg

Op nr 80-82 woonden aanvankelijk onderwijzersfamilies. Al vanaf 1899 is de familie Meerkerk aan te wijzen op de begane grond. In 1908 verhuisden ze naar boven en kwam in hun plaats beneden de socialistische onderwijzer Jan van Zadelhoff wonen. Hij was politiek zeer actief en bouwde een geduchte linkse reputatie op. Niet voor niets werd hij op den duur voor de SDAP (voorganger van de PvdA) gekozen in de provinciale staten en ook in de tweede kamer. Nadat hij in 1916 met zijn vrouw naar een wat duurder huis in de Frederikstraat verhuisde en in datzelfde jaar de oude Piet Meerkerk sr. was overleden, betrokken diens dochter en zoon de beide etages van het huis. De dochter bleef tot in 1930 beneden wonen, waarna kapper Martens die etage in zijn zaak veranderde (zie een volgend blog).

Jan van Zadelhoff, ca 1925

Al vroeg, in 1919, werd nr. 84 in één huis veranderd en kreeg dus een andere indeling. De twee voordeuren werden één, met smalle ramen aan weerszijden. Erachter kwam een portaal. De alkoof tussen de kamers op de begane grond verdween en ze werden door het plaatsen van schuifdeuren tussen kastenwanden kamers en suite. Beide kamers kregen een schoorsteen. De voorgevelramen verloren in dit pannd toen al hun middenstijl. En zo ziet het huis er nog steeds uit. Alleen was het toen wij hier kwamen wonen in 1988, een bordeel en werd het na corona een pension voor Poolse arbeiders.

Het oudste rijtje nu; het kon net niet helemaal op de foto vanwege een boom en een lantaarnpaal.

In wezen veranderde er sinds de bouw niet veel wat bewoning betrof. De meeste huizen werden kort bewoond – niet meer dan een paar jaar per persoon – en slechts sommige herbergden een paar generaties lang één familie.  Net als nu eigenlijk, alleen hadden ze toen nog geen buitenlandse gastarbeiders.

Inmiddels zijn er op de begane grond vier winkels, waarover in het volgende blog meer.

Wordt vervolgd

Naar boven

Dubbeldamseweg; de levensader van de wijk 2

Het is duidelijk dat de in het vorige blog besproken huizen uit de jaren ’70 van de 19e eeuw de oudste waren aan de even kant van de Dubbeldamsweg. Natuurlijk was de beheerderswoning van de begraafplaats ouder, waarschijnlijk uit 1828, maar daar gaat het nu niet over. De vraag is: wat werd er daarna het eerst gebouwd langs de weg. Op de stadskaart van 1901 zijn de weg en de eerste drie bloemenstraten al aangegeven met doorlopende rijen huizen. De uitspanning staat erop, met aan de overkant van de weg het werkplaatsje waar de hulpmiddelen voor het draaien van touw onderdak vonden en dat aan het begin van de lijnbaan stond. De drie huizen ernaast zijn als één complexje weergegeven, wat me een fout lijkt. Vlak daaronder begint een doorlopende rode rij die tot aan het begin van de Leliestraat reikt. De rijen woningen langs de Bloem-, Rozen- en de noordkant van de Leliestraat lijken ook helemaal op elkaar aan te sluiten. Ik denk dat dit een verkeerd beeld geeft van de werkelijkheid. Het is waarschijnlijk dat op die kaart van 1901 een meer schetsmatige indruk van de bebouwing in wat later de Bloemenbuurt zal heten, is gegeven. Dat het de planning voor de toekomst weergaf, met inbegrip van wat er al wel stond in dat jaar.

De Bloemenbuurt in 1901: het plan

Op de kaart van 1903, die echt heel nauwkeurig is en elk pand laat zien, is duidelijk wat er twee jaar later wel stond. Beide kanten van de Bloemstraat en de Leliestraat waren toen bebouwd, maar de Rozenstraat, behalve de zuidelijke hoek, nog helemaal niet. Ook in 1908 stond daar nog niets, en pas tussen toen en 1912 zijn de rijen daar gebouwd en is ook de Rozendwarsstraat ingevuld.

Beduidend verder van de nrs 52-54 aan de Dubbeldamseweg – de huizen gemetseld van gele bakstenen – staat een rij die helemaal tot aan de hoek met de Bloemstraat reikt. Daarover gaat een volgend blog. Waarna nog rijtjes tussen de Bloemstraat en Rozenstraat en tussen de Rozenstraat en de Leliestraat al aanwezig waren.

Het toeval wil dat juist op de zuidelijke hoek Dubbeldamseweg-Rozenstraat een huisje staat met een jaartal in de gevel. De cijfers zijn gemaakt uit strips smeedijzer die met ankers in de muur zitten. Het laatste cijfer is wat verminkt, maar er staat duidelijk 1895. Op de kaart van 1903 staat het aangegeven als het meest rechtse huisje in een rijtje van vier aan de Rozenstraat (30-36). De eerste huizen, die toen dus al acht jaar in de straat stonden.

Rozenstraat (ROS) 30-36

Het hoekhuis had waarschijnlijk oorspronkelijk ook een ingang aan de Rozenstraat, wat nu nr 36 geweest zou zijn. Ik kan dat helaas niet bewijzen, want er zijn, ondanks mijn navragen bij oud-bewoners, geen foto’s bewaard van dit deel van de straat. Sinds er in 1913 een hoekwinkel in werd gemaakt (met de ingang in de afgesneden hoek) is de deur van het woonhuis aan de Dubbeldamseweg op nr 130 (toen 80). Hij opent direct in de keuken. Daarachter was nog een plaatsje met de buitenplee. Het is nu geheel wit gepleisterd en staat bekend onder de naam ‘De Zonnebloem’ naar de gezondheidsvoedingwinkel die er jaren geleden in heeft gezeten (zie bovenaan het blog).

DDW 130, vóór 1913
DDW 130, na 1913

Rechts van nummer 130 staan nog twee aan elkaar gebouwde huisjes (132-134) die duidelijk uit dezelfde tijd stammen, inclusief de sluit- en aanzetstenen boven deuren en vensters. Al is de gevel van 134 inmiddels ingrijpend gewijzigd, hij was oorspronkelijk hetzelfde als nummer 132. Die verknoeide gevel is door de eigenaar van de doe-het-zelf winkel even verderop, zonder toestemming, aangepakt en past nu van geen kanten meer in het beeld van de weg. Het is mij een raadsel hoe zoiets heeft kunnen gebeuren.

DDW 132-134

Bij de huizen tussen de Bloemstraat en Rozenstraat, aan de weg, horen ook nog vier huisjes (120-126) die twee aan twee zijn gebouwd, maar waarschijnlijk niet tegelijkertijd, of door dezelfde aannemer. Ze verschillen op subtiele wijze. De rechter twee zijn iets hoger en hebben gewone strekken boven deuren en ramen, terwijl de linker twee strekken heeft met aanzet- en sluitstenen zoals ze in de laat-19e eeuwse huizen in Dordrecht voorkomen. Die zijn dus wat ouder, want zulk soort versiering werd na 1900 losgelaten en vervangen door volledig in baksteen uitgevoerde strekken. Door baas Hoek werden zulke strekken nog decoratiever gemaakt door gele en rode baksteen in allerlei speelse combinaties toe te passen. Deze vier huisjes zitten duidelijk in de overgangsfase, waardoor ik ze rond 1900 dateer.

DDW 118-126

Het hoekhuis 118 (nu bij nummer 120 getrokken) is groter dan die vier aan zijn rechterkant. Ook dit was oorspronkelijk een winkel met een hoekingang, maar al weer jaren een woonhuis.

De hier behandelde woningen behoren dus tot de oudste, nog bestaande huizen langs de Dubbeldamseweg.

Wordt vervolgd

Naar boven

Fabriekspoort verdwenen

Als je dan een paar maanden niet op het tweede stuk van de Frederikstraat, na het Emmaplein dus, bent geweest, kom je plotseling voor een verrassing te staan. Het pand nr 48 blijkt ineens verbouwd. De gevel is wit gesausd, er zijn nieuwe ramen in gezet, de hijsdeur heeft een balkonhekje ervoor gekregen en de grote dubbele deur op de begane grond is een huisdeur met een dicht paneel ernaast geworden. Met die laatste verandering is de enig overgebleven ingang naar de voormalige Electrische Timmerfabriek De Industrie verdwenen. Dat was de fabriek die baas Hoek in 1910 oprichtte en die heeft bestaan tot hij hem in 1917 vanwege de oorlogsmalaise moest verkopen. Hij lag in de driehoek tussen de Willemstraat, Alexanderstraat en de Frederikstraat, waar de ingangen waren.

Wat van de fabriek overbleef en de laatst verdwenen poort

De bedrijfsgebouwen zijn nog jaren door diverse andere fabriekjes gebruikt, o.a. een koekfabriek  en een zuurwarenfabriek. Maar op den duur verdwenen die naar elders en stonden de gebouwen te verpieteren. Stuk voor stuk werden loodsen en werkplaatsen afgebroken en in 1985 ging de schoorsteen van de machines (eerst op stoom, later op elektriciteit) tegen de vlakte: netjes laag voor laag afgebroken, want opblazen in een woonwijk was niet verstandig. Alleen een rijtje langs de Frederikstraat bleef staan. Daarbij waren twee woonhuizen (50-52) die door Gerrit van Hoek werden bewoond (eerst 50, later 52) en ook als kantoor werd gebruikt (50). Die staan er allebei nog, al is het rechterpand erg verwaarloosd. De panden 46-48 bevatten de brede doorgangen naar eerst een houtbergplaats, die later elders werd gebouwd, en de magazijnen. Op hun beurt werden die in 1916 opgevolgd door de ‘garage’ van de bedrijfsbrandspuit, met twee dubbeldeurse ingangen. De linkerdeuren zijn al lang geleden verdwenen, maar de rechterdeuren hebben het dus tot een paar maanden geleden uitgehouden. Evenals de hijsdeur (een verticaal verlengd hijsluik) met hijsbalk erboven. Die zit er nog wel.

Zo stond het rijtje er afgelopen zomer bij

Deze dubbele deur was de enige door baas Hoek gemaakte deur van zijn soort die nog bestond; er zijn er meer geweest. Die zijn echter al lang geleden verdwenen. Ik gun de bewoners van nr 48 uiteraard een comfortabele, aan de tijd aangepaste woning, maar het stemt me melancholiek dat dat unieke stukje timmermansambacht ineens weg is. De twee woonhuizen en het rigoureus gewijzigde nr 46 zijn nu nog de enige resten van de geheel door Gerrit van Hoek en zijn mannen gebouwde en sociaal geleide fabriek.

De verdwenen poort en de hijsdeur
De verdwenen poort

De vragen zijn: kan dat zomaar? Is er toestemming voor gevraagd? Was er een vergunning? Zou zoiets kunnen gebeuren als Nieuw-Krispijn-Oost een beschermd stadsgezicht zou zijn? Ik denk dat we daar echt naartoe moeten. Want anders kunnen achter je rug om zomaar stukken vakkundig timmerwerk verdwijnen. Ik hoop dat die deuren nog ergens worden bewaard. Misschien kunnen we in de toekomst dan nog eens bekijken hoe onze voorouders een hele wijk vakkundig in elkaar metselden en timmerden.

AANVULLING NOVEMBER 2024

Het gewitte rijtje van de Frederikstraat 48-52, opname oktober 2024

Na het witten en opknappen van Frederikstraat 48-50, is nu ook 52 .aangepakt. De gevel is eveneens gestuct en gewit en het houtwerk is zeer donkergrijs geschilderd. Het huis is er natuurlijk wat uiterlijk betreft best op vooruit gegaan, maar als dat de oplossing is voor verwaarloosde gevels met vakmetselwerk staat ons nog wat te wachten. Dan wordt die een nieuw Wit Dorp. En dat is toch niet wat we willen… Ik zie bij panden die al wat langer gewit zijn al de nodige beschadigingen en gebladder optreden. Ons klimaat leent zich nu eenmaal niet echt voor stralend witte muren onder een fel schijnende zon. Zie wat er met witte baksteen elders gebeurt en hoevaak je weer opnieuw moet witten.

Naar boven

Dubbeldamseweg; de levensader van de wijk 1

Na de verwaarloosde huizen aan de Mauritsweg wilde ik me wel eens verdiepen in de bouwgeschiedenis van de Dubbeldamseweg. Als oudste weg in de wijk – sinds ca 1600 de traditionele route naar het dorp Dubbeldam – moet eigenlijk wel de vroegst bewoonde locatie van onze wijk zijn. Ik was al wel eens bezig geweest met het café (waarover hieronder meer), maar ik had me nooit echt verdiept in wat ik elke dag tegenover me zie vanuit mijn werkkamer. Ik had ook al vroeg (zelfs in 1988, toen ik hier pas woonde) foto’s van de weg gemaakt en dat heb ik in 2015 nog eens herhaald. Die foto’s waren altijd van een afstandje gemaakt, maar toen ik vorig jaar en ook dit jaar eens van dichterbij ben gaan fotograferen, schrok ik toch wel. We hebben hier aan de weg nogal te maken met tijdelijke bewoning op diverse etages van mensen die snel een onderdak nodig hebben en ook met gastarbeiders die met hele groepen tegelijk een huis bevolken. De eigenaars van de huizen waar dat gebeurt hebben niet veel hart voor hun bezit en hebben de neiging de boel te verwaarlozen. Daar lijden deze woningen van meer dan 120 jaar oud behoorlijk van. Ik wil u daar een blik op gunnen, maar voor ik dat doe moest ik uit zien te vinden wanneer wat gebouwd is en wat de geschiedenis van die huizen (en straten) is.

Eerst wat over de benaming van dit stuk van de wijk: de bebouwing om de Dubbeldamseweg, de levensader van Nieuw-Krispijn-Oost. Mijn telefoon beweert hardnekkig dat ik in de Bloemenbuurt woon. In het echt woon ik aan de westkant, de oneven kant, van de Dubbeldamseweg. De naar bloemen genoemde straten liggen  bewijsbaar al meer dan een eeuw aan de oostkant van die weg, richting  spoorlijn. Het zijn de eerste straatjes met arbeidershuizen van de wijk. Dat zijn echter niet de eerste ‘moderne’ huizen in de wijk. Die staan aan de Dubbeldamseweg, aan de even kant. En die stonden er al aan het eind van de 19e eeuw. Voor zover dat na te gaan is dateren ze alle van na de aanleg van de spoorlijn naar Breda. Alleen de boerderij, waarvan een bijgebouw er nog staat, aan wat nu de Mariastraat is ouder. Die hoorde oorspronkelijk bij het 17e eeuwse Huis te Dubbeldam, waar de heer van dat dorp woonde, en dat al in 1770 is afgebroken.

De laatste, hevig gemoderniseerd versie van de schuur van de oude boerderij van Molendijk aan de Mariastraat

De oneven kant van de weg grensde aan het landgoed van die heer, dat geheel omgeven was door een brede sloot. Een gedeelte daarvan lag naast de westkant van de weg en tussen die sloot en de weg lag de lijnbaan van P.C. Smits. Die verdween pas toen in 1906 op initiatief van Baas Hoek aanstalten werd gemaakt om de weilanden ten westen van de weg te gaan bebouwen. Daarover later meer.

Het eerste nieuwe groepje huizen aan de oostkant, dus met de even nummering, staat afgebeeld op de kaart uit 1878 en zal kort na de grenswijziging met Dubbeldam in 1871 en de in gebruikname van de spoorlijn in 1872 zijn gebouwd op dit nieuwe Dordtse gebied. Ze stonden tegenover de Marketteweg en de locatie waar later de Mauritsweg zou komen. Het noordelijke is de voorloper van het latere café: een soort boerderij met aangebouwde stal waar in 1873 C. de Korver, melkboer en stalhouder woonde. Het pand kreeg de naam Nieuw Dordrecht, als eerste belangrijke huis in de nieuwe Dordtse wijk. Het fungeerde direct al als uitspanning en tapperij (zie de foto uit de periode 1900-1903 bovenaan dit blog). De Korver ging zich daarom in 1873 al tapper, stal- en logementhouder noemen. Treinreizigers konden hier wat drinken, een hapje eten en eventueel overstappen op paard en wagen naar andere bestemmingen op het Eiland. Rond 1900 werd het uitgebaat door zijn zoon A.M. de Korver. Dat het ook nog een logement was kan je in de adresboeken van voor 1904 zien aan de vlottende bevolking in het pand. Daar waren nogal wat jonge, ongehuwde onderwijzers bij.

Op 2 augustus 1904 sloeg het noodlot toe: er brak brand uit in een schuur van de uitspanning. Ondanks de inspanningen van de brandweer brandden de schuur en stal geheel af. Gelukkig waren er geen paarden gestald – die en het vee van De Korver liepen in de wei – maar hooi, landbouwgereedschap en wagens gingen verloren. Een varkenshok was op tijd ontruimd, dus er waren geen ‘krulstaarten’ te betreuren. Het woonhuis bleef wel bewaard, maar veel inboedel was kapot. De oorzaak was hooibroei geweest en 50.000 kilo van het gedroogde gras was verbrand of had waterschade.

Café De Korver 1912
Café Versteeg ca. 1935

De eigenaar zat niet bij de pakken neer en bouwde het complex in 1904-05 weer op in de stijl die nu nog vaag is te herkennen. Helaas zijn er geen blauwdrukken van het pand en de gevel, maar gelukkig zijn er enkele foto’s van de weg waarop het toen Hotel-Café-Restaurant genoemde pand in zijn vroegere glorie te zien is. De vroegste dateert van ca 1912 en de volgende van rond 1935. Vanaf de jaren ’20 stond het pand bekend als Café Versteeg (van vader J. en zoon H. Versteeg). In de jaren ’70 was het beroemd als Café Smits en was het het centrale punt waar schriftelijke rijexamens werden afgenomen in de serre (links) en van waaruit je afreed voor de praktijk. De foto met de triomfantelijke geslaagde jongeman dateert van 1974. Ik ben er zelf in begin 1973 afgereden.

Café Smits, 1974

Nog niet lang geleden werd het pand aan de buitenzijde helemaal wit gestuct met groene accenten. De gevelbekroning is deels verdwenen en de roedeverdeling van de vensters is gemoderniseerd. Van de vroege art-decostijl van de gevel is niet veel meer over. De serre aan de tuinzijde is er echter nog steeds. Duidelijk is op de foto uit 1912 te zien dat de bijbehorende tuin oorspronkelijk groter was dan tegenwoordig. Er is alleen nog een prachtige paardenkastanje van over. Nu ligt op de plaats van een groot deel van de tuin een voetgangers-en wielrijderstunnel (Transvaaltunnel). Het is nog steeds een horecapand, maar  corona heeft het toenmalige café de das omgedaan. Volgens de huidige eigenaar hebben echte café’s in deze tijd geen bestaansmogelijkheden meer. Het is dit jaar een sushibar- en grill met de naam Oishi geworden.

De groen-witte versie van Café De Blokkies, 2020

Intussen is het niet waarschijnlijk dat de oude baksteengevel, het vroegere houtwerk en de originele natuursteenelementen nog terugkomen,  al is het pand best netjes opgeknapt. Jammer, want het is zo’n beeldbepalend gebouw op de hoek van twee wegen. Vanaf de Mauritsweg rijd je er recht op aan. En dan zag je, zoals op de tekening hieronder, een mooi harmonisch pand dat perfect in zijn omgeving paste. Maar als die ook onherkenbaar verandert….

Reconstructie van de originele versie van het hotel-café-restaurant.
De kleuren zijn bij benadering: we weten niet wat de originele waren

Ernaast, dus even ten zuiden ervan, stonden twee uit gele IJsselsteen opgetrokken woningen, met daarachter nog zo’n huis (oude nummering 50-54). Aanvankelijk lag er nog een sloot voor, waarover bruggetjes naar de voordeuren leidden. Vóór 1912 is de sloot gedempt en ligt er alleen nog een stukje water tussen het café en het spoor. Die huizen zijn pas omstreeks 1960 gesloopt. Uit de adresboeken van 1873-1897 blijkt dat er wat arbeiders woonden, die waarschijnlijk met het spoor te maken hadden. In een van de huizen woonde gedurende een paar jaar ook nog een commissionair (iemand die voor anderen handelt) en later een paarden- en zaadhandelaar.

Hevig geretoucheerd detail uit een gezicht op de DDW in ca 1912. De sloot  voor de huizen 52-54 is inmiddels gedempt. Geheel links de nieuwbouw van het café uit 1904.

Wordt vervolgd

Naar boven

De verwaarloosde hoeken 5

Waarom heb ik dit serietje nou eigenlijk zo genoemd? Eenvoudig omdat de genoemde hoeken er inderdaad niet best uitzien. Ik heb ze ook als eerste gekozen omdat ze langs een drukke weg liggen en dus nogal opvallend zijn. Niet dat de vele voorbijgangers nu constant bij de trieste aanblik van de verveloosheid, slijtage, zoutuitslag en schimmel stilstaan. Ik had zelf  ook een heleboel wandelingen nodig om de ellende echt tot me door te laten dringen, al waren me in die 35 jaar natuurlijk soms wel dingen opgevallen. Het lijkt trouwens wel of ik steeds, bij elke wandeling, nieuwe dingen ontdek. Niet alleen lelijke, maar juist ook aparte en mooie. Wat ook scheelt is het weer. In de zomer, met alle bomen in blad, en de baksteen warmgloeiend ziet de wijk er een stuk gezelliger uit dan in de winter. Juist het wat sombere weer, de kale bomen en het witte winterlicht laten die scheuren in de muren, het afbladderend houtwerk, de geel wordende kunststof, de witte uitslag op de bakstenen, etc. extra goed zien. Vergelijk de bovenstaande foto uit de zomer van 2022, maar eens met die van de andere twee  rijen in 1921 aan de even kant van de Mauritsweg gebouwde middenstandswoningen die ik onlangs heb gemaakt.

De nummers 26-40 zijn nog tamelijk gaaf. Vergeleken met de blauwdruk is de roedeverdeling van de bovenramen aangepast, maar dat kan al tijdens de bouw zijn gedaan. Slechts één heeft de originele raampartijen vervangen  door kunststof. Één dubbelhuis bezit nog de originele deuren. De dakpannen uit de jaren ’20 zitten er ook nog op. Alleen de tuinhekken zijn overal weg. Het toont zo nog redelijk als één geheel.

De rij met de nummers 42-50 daarentegen is in vergelijking met de bouwtekening volkomen anders geworden: alle ramen zijn van kunststof, ook  die in de beide licht-driehoekige erkers. De deuren zijn modern en de dakranden zijn gladde platen mdf geworden. Het geheel was al veel soberder dan het rijtje links ervan, maar de moderne vervangingen maken het in wezen gewoon een saai geheel. Alleen de uitkragende baksteenrandjes en –panelen geven nog wat sjeu aan de gevel. Wat ook opvalt zijn de vele ingevulde scheuren in het muurwerk. Is hier de funderingsproblematiek schuld aan?

Beide complexen zijn niet zo verwaarloosd als het hiervoor behandelde ensemble. Het feit dat het in één keer gebouwde rijen betreft, in plaats van kortere plukjes, is daar de reden van. Maar ook hier geldt: oppassen dat er niet nog meer verdwijnt, want dat gevaar is levensgroot aanwezig. Ik droom  wel eens van die wensdromen. Zouden er mogelijkheden zijn het uit de rij vallende pand 30-32 weer terug te brengen in de staat die zijn buren hebben? Inclusief de deuren van 38-40? Dan zal je zien dat het ineens weer een mooi geheel wordt. Zouden de standaard kunsttofkozijnen in 42-50 vervangen kunnen worden door ramen met roedeverdelingen in de bovenramen? Zoals op de bouwtekening dan zal je eens zien hoe levendig de rij wordt. En dan de deuren ook aanpakken en de scheuren opvullen met niet zulke in kleur afstekenden voegspecie. Dan wordt het een plaatje. Als we nou eens een beschermd stadsgezicht zouden worden… Zal dat een droom blijven?