Een geschiedenis van Nieuw-Krispijn-Oost

Hoewel Dordrecht in de 19e eeuw niet zo’n drukke, bedrijvige industrie- en handelsstad was als Rotterdam of Amsterdam, hadden we hier wel te maken met de problemen die toen speelden. De bevolking groeide vanaf ongeveer 1875 spectaculair, maar vooral voor de steeds meer nodige arbeiders waren er te weinig huizen. Uitbuiters en huisjesmelkers stopten hen, net als elders, in te kleine krotten in de binnenstad. Verwaarlozing van het woningbestand veroorzaakte slechte, onhygiënische woonomstandigheden. Door de  karige lonen van de arbeiders nam armoede toe en omdat de armen geen gezonde voeding konden kopen staken vanwege gebrek aan weerstand allerlei ziekten de kop op. Op den duur gevolgd door epidemieën als met name cholera en tyfus. Die uitbraken werden pas mondjesmaat opgelost door de aanleg van riolering en waterleiding. Diverse groepen, zoals artsen en armenbezoekers (vroege vorm van sociaal werkers) sloegen alarm en rapporteerden aan gemeenteraden en het rijk over de omstandigheden waaronder de armen leefden en dat daar wat aan gedaan moest worden.

Sjalottenpellers in de Knoopmakersgang, ca 1915.

De leefomstandigheden in de Dordtse binnenstad waren beroerd. Rijken en middenstanders trokken er weg en lieten huizen bouwen in wat we nu de negentiende-eeuwse schil noemen, tussen de vesten en de singels en op den duur tot aan de spoorlijnen die vanaf 1871 van Dubbeldams op Dordts grondgebied kwamen te liggen. Langs de uitvalswegen, zoals Spuiweg, Dubbeldamseweg, Krommedijk, Reeweg en via de Oranjelaan naar de Staart, kwamen voor 1900 al wat huizenrijtjes tot stand. Maar de arbeiders bleven voorlopig in armoedige omstandheden in krotten, hofjes en gangen binnen de stadsvesten wonen.

De overheid had zich tot in het laatste van de 19e eeuw niet echt bemoeid met volkshuisvesting. Die werd meestal overgelaten aan particulier initiatief. Huizen werden door rijke investeerders individueel of in kleine rijtjes gebouwd door lokale timmerlui en metslaars en door de eigenaars verhuurd. Voorzichtig begon het idee op te komen dergelijke projecten groter aan te pakken en stichtingen voor de bouw en exploitatie op te richten. Ook in Dordrecht.

De doorslag tot een verbetering gaf echter het aannemen door de regering van de eerste Woningwet in 1901.  Die trad op 1 augustus 1902 in werking. “Het doel van de Woningwet was om bouw en bewoning van slechte en ongezonde woningen onmogelijk te maken en de bouw van goede woningen te bevorderen. Het was de eerste wet omtrent de volkshuisvesting in Nederland”. Hiermee kregen gemeenten een instrument in handen om verkrotting te stoppen en een meer verantwoorde vorm van volkshuisvesting te starten. Toen in 1903 ook een flink deel van Dubbeldams grondgebied bij Dordrecht werd getrokken, kon de uitbreiding van de stad naar het zuiden van start gaan.

Oostelijk van de Dubbeldamseweg waren al naar bloemen genoemde straatjes aangelegd en vanaf 1893 bebouwd. Bovendien stond er tussen de oudere nogal boerse huizen langs die kant van de weg al een rij van in 1897 gebouwde boven- en benedenwoningen. Er was zelfs al een ‘uitspanning’ die voor mensen caterde die tussen het station en Dubbeldam vervoerd werden. U ziet die geheel links op de foto hieronder. Nu staat daar het in 1904 gebouwde café waarin nu het sushi-restaurant Oishi zit.

Dubbeldamseweg net over de spoorlijn in ca 1902-03.

Ook ontstond na 1903 al bebouwing langs de westkant van de Spuiweg, die later Krispijnseweg zou gaan heten, waar straten met dichters- en schrijversnamen kwamen te liggen. Tegenwoordig noemt men die wijk Oud-Krispijn. Aan de westkant van de Dubbeldamseweg was het nog tot ongeveer 1905-06 weiland voor er een serie nogal geïmproviseerde straten werden aangelegd die naar telgen uit het 19e eeuwse koninklijk huis werden genoemd. Aanvankelijk werd dit daarom de Oranje- of Koningsbuurt genoemd. De ruimte tussen de Spuiweg en de Frederikstraat bleef echter tot na de tweede wereldoorlog onbebouwd, op de Julianakerk en de Marnixschool na. Vanaf ca 1945 kreeg dit deel de naam Nieuw-Krispijn en werden ook Oranje- en Bloemenbuurt hierbij aangesloten en gingen onder die naam verder. Het is de vraag of dat een terechte beslissing was, want die buurt heeft niets te maken met de Krispijnseweg.

De bebouwing ten westen van de Dubbeldamseweg kwam pas langzaam op gang. De eigenaar van dat gebied, een rijke Gravendeler, werd op den duur overgehaald door de timmerman-aannemer Gerrit van Hoek om hem een kans te geven om te laten zien wat hij kon. Zo ontstonden tussen 1906 en 1910 langs de Alexanderstraat, Dubbeldamseweg (oneven), Emmastraat, Frederikstraat, Hendrikstraat, Sophiastraat en Willemstraat diverse rijtjes arbeiders- en burgermanshuizen in de typische stijl van ‘baas’ Hoek met zijn geveltjes, dakramen, torentjes, balkonnetjes, de glas-in-lood bovenlichten, de Jugendstil-voordeuren met hun handgesmede roostertjes en de geel-rode strekken boven ramen en deuren en de speklagen in de muren. Hij bouwde in een mengsel van stijlen die door kenners als ‘burgermans’ Art Nouveau/Jugendstil, Chaletstijl en, in de jaren ’20, een vroege vorm van het Nieuwe Bouwen werden bestempeld.

De Timmerfabriek De Industrie aan de Frederikstraat in de grootste uitbreiding kort voor 1916. De twee huizen in het midden en de rechter van de drie poorten links staan ernog.

Na op diverse adressen zijn werkplaatsen te hebben gehad begon hij rond 1910 een heuse stoom- (later electrische) timmerfabriek aan de Frederikstraat. Hij maakte er, als sociaal voelend ondernemer, een voorbeeld van moderne bedrijfsvoering van. Helaas gooide de eerste wereldoorlog roet in het eten en moest hij in 1917 stoppen en de fabriek verkopen. Na de oorlog heeft hij in de jaren ’20 nog rijtjes in Nieuw-Krijspijn, maar ook in Oud-Krispijn en het Land van Valk gebouwd.

Inmiddels waren ook andere aannemers in de wijk actief en ook de stichting Woningzorg bouwde er. Even voor 1935 was wat nu het oostelijk deel van de wijk is, vol gebouwd. Nog steeds was de Mauritsweg (toen nog Mauritsstraat) nog niet doorgetrokken tot aan de Krispijnseweg. Dat zou pas na de oorlog gebeuren. Juist nu is een groot gedeelte van die toen nieuwe aanvulling (het witte dorp) weer afgebroken, want de kwaliteit was vanwege de gebruikte bouwmaterialen niet al te best.

Een deel van het Witte Dorp in-Nieuw Krispijn dat op het punt staat afgebroken te worden, 2023

De arbeiders, het spoorwegpersoneel, kantoorklerken, winkelbediendes en kleine middenstanders die er vanaf 1900 in de nieuwe wijk kwamen wonen vonden er huizen van beduidend betere kwaliteit dan die in de achterstraten en gangen in de binnenstad. Naar onze begrippen waren ze echter nog tamelijk primitief, al hadden ze electrisch licht, gas, waterleiding en riolering. Badkamers waren echter afwezig, wc’s waren aanvankelijk planken met een gat erin boven het rioolgat. Keukentjes waren klein en zolders benauwd en donker. Veel hiervan is in de loop der tijd gemoderniseerd. Met name kwamen overal dakkapellen, werd modern sanitair aangelegd en verdween veel glas-in-lood omdat “het de kamer zo donker maakte”. De zware grenen deuren werden vervangen door glasrijke exemplaren uit de bouwmarkten en kozijnen die na 60-80 jaar wel waren versleten werden vervangen door kunststof exemplaren.

Winkels en bedrijven verdwenen langzaam uit de buurt om vervangen te worden door de Aldi en wat specialistische zaken, die net zo goed ergens anders hadden kunnen zitten. Boven- en benedenhuizen werden dikwijls samengetrokken tot ruime middenstandswoningen. Kamerverhuurbedrijven verbouwden dergelijke huizen tot pensions en brachten er gastarbeiders onder, wat de sfeer in de buurt niet verhoogde. Ze besteedden ook zo goed als geen geld aan onderhoud van hun huizen en hun erven en tuintjes.

Voorbeelden van verwaarlozing en kamerverhuur.

Van huurwoningen werden bijna alle huizen koopwoningen, wat de staat van die huizen dikwijls niet ten goed kwam. Verwaarlozing van daken, muren, hout- en verfwerk zorgde voor een afbladderend beeld van die huizen en draaide soms uit op maar al te zichtbare aantasting van de huizenrijen. Het onderhoud dat wel gebeurde was dikwijls amateuristisch en niet gericht op verbetering maar als cosmetische, tijdelijke oplossing. Dat is niet goed voor een wijk. Ik vind namelijk dat deze inmiddels ruim 125 jaar oude wijk een monumentale status verdient. Of tenminste een beschermd stadsgezicht krijgt, zodat er mogelijkheden komen om mensen te helpen hun huizen in een betere staat te brengen. Vandaar deze website, waarin ik wil laten zien waar de pijnplekken van Nieuw-Krispijn-Oost zitten. Maar ook waar al opgeknapt wordt, want dat gebeurt echt wel.

Naar boven

6 gedachten over “Een geschiedenis van Nieuw-Krispijn-Oost”

  1. Een heel mooi en mi. een zeer nuttig artikel.
    Ik sluit me er helemaal bij aan, dit stukje “Emmabuurt” moet hoognodig de aandacht krijgen die het verdient!
    Er zijn al veel te veel mooie schoorstenen, kruispannen, balkonhekken, originele kozijnen en betimmeringen verdwenen.
    Daarvoor in de plaats kwamen en blikken pijpen, plastic ramen en deuren en veel rubberoid dakbedekking.
    Deze trend stop je niet zo maar!
    Belangrijk is echter de huiseigenaren hier wel bewust van te maken en ze eventueel te begeleiden waar dat mogelijk is in deze trend te keren.
    Het aanzien van het buurtje heeft er onder te lijden en daar is onze Emmabuurt te mooi voor!!
    Nb. Ik kom en kwam vanwege mijn werk overal en nergens om het maar zo te zeggen maar er zijn maar heel weinig van dit soort buurtjes in Nederland, kortom, best wel uniek en nog een beetje betaalbaar.

    Beantwoorden

Plaats een reactie